DE HUNEBEDDEN in Drenthe 1)
In den laatsten tijd is de
aandacht bijzonder groot op de hunebedden gevestigd
geworden.
Zeer veel heeft daartoe bijgedragen de brochure van den heer
mr. L. Oldenhuis Gratama: 'Open brief aan het College van
Gedeputeerde Staten van Drenthe over de zorg voor en het
onderhoud der hunebedden, Assen bij van Gorcum en Comp.
1868.
De Regering stelde er prijs op de oude gedenkteekenen in stand te
houden.
Teregt begreep zij, dat men zich tot dat einde in geen
regtsgedingen moest wikkelen, maar veeleer moest trachten ze op
bilijke voorwaarden te verkrijgen.
In den aanvang van het jaar 1869 verleende de Minister van
Binnenlandsche Zaken, de heer
Fock magtiging om de
hunebedden, die daarvoor in aanmerking kwamen, aan te koopen en
daarvoor te besteden een som van f 2000,00, te verdelen over de
jaren, zoodat in elk der jaren 1869, 1870, 1871 en 1872 eene som
van f 500,00 mogt worden uitgegeven.
Op dat tijdstip behoorden aan de Provincie Drenthe het hunebed te
Zeijen, gemeente Vries, dat te Loon, gemeente Assen, dat te
Ballo, gemeente Rolde, dat in de gemeente Odoorn, hetwelk in het
Exloërveld ligt, niet ver van den weg van Exlo naar Valthe
en twee in de gemeente Emmen, namelijk het hunebed hetwelk nabij
het kerkdorp Emmen ligt aan den straatweg naar Odoorn en dat
hetwelk in de Emmerdennen gevonden wordt.
Van de 54 hunebedden waren dus destijds slechts zes het eigendom
der provincie. Acht en veertig waaronder de drie grafkelders,
waren derhalve aan vernietiging blootgesteld.
De onderhandelingen tot verkrijging der hunebedden waren in den
beginne niet gelukkig wat het aantal betreft.
Slechts vijf konden in het jaar 1869 worden aangekocht. Het waren
echter de voornaamste, namelijk het groote hunebed in de gemeente
Borger, bij het armenhuis, met het daartoe behorend plantsoen, de
twee hunebedden in de gemeente Zuidlaren en de twee grafkelders
in de gemeente Emmen. Het aanwezig zijn van die twee grafkelders
was destijds onbekend.
De heer
Janssen te Leiden had opgemerkt, dat op de esch
een groot aantal steenen onder den grond bedolven waren, die het
bestaan eener bijzondere begraafplaats deden vermoeden.
Die omstandigheid deed het wenschelijk achten het terrein, waar
sommige dier steenen even zigtbaar waren, zoo mogelijk te
verkrijgen.
Daar die massa steenen in akkers van drie verschillende eigenaren
werd aangetroffen, ging het aankopen van het terrein met vele
moeilijkheden gepaard.
De koop gelukte ten laatste en toen men de steenen van den grond
ontdeed, waarmede zij bedekt waren, kwamen de twee belangrijke
grafkelders te voorschijn, omgeven met twee en vijftig zware
ringsteenen.
Toen men deze vijf hunebedden voor het Rijk had aangekocht, kwam
het denkbeeld op, om niet alleen de voornaamste hunebedden tegen
vernieling te beschermen, maar om zo mogelijk allen in veiligheid
te brengen.
De som, door de Regering voor den aankoop beschikbaar gesteld,
was echter niet toereikend om aan dat denkbeeld gevolg te kunnen
geven.
Men besloot dus te beproeven of men niet sommige hunebedden ten
geschenke voor de provincie konden verkrijgen.
Met sommigen gelukte het, terwijl men, daar waar alle pogingen
vruchteloos bleven, ze voor het Rijk trachtte aan te kopen.
Eén hunebed echter, dat te Gasteren, werd voor de
Provincie aangekocht.
Het jaar 1870 was een gelukkig jaar voor het verkrijgen van
hunebedden.
Hoe langer hoe meer namen de onderhandelingen een gunstiger keer;
en toen men in het jaar 1871 in de gelegenheid gesteld werd
zoovele aankoopen te doen, dat men ze met de voor dat jaar
bestemde f 500,00 niet konde bestrijden, wendde men zich tot de
Regering met het verzoek om voor dat jaar boven de voornoemde som
van f 500,00 nog eene gelijke som te mogen besteden.
Dit verzoek werd goedgunstig toegestaan, waardoor dus aan alle
onderhandelingen gevolg kon worden gegeven.
In het jaar 1872 trachtte men de overige hunebedden te
verkrijgen; tot op twee na mogt men daarin slagen.
Eén van die twee is Tijnaarlo. Men mag echter verwachten,
dat de markegenooten, aan wie het toebehoort, het loffelijk
voorbeeld der markgenooten van Valthe en Eext zullen volgen en
het weldra aan de Provincie ten geschenke zullen aanbieden.
Het andere, hetwelk te Westenesch wordt aangetroffen is van
weinig belang. Het is niet groot, ligt geheel in elkander en op
een gedeelte er van is een varkenshok geplaats.
Niettegenstaande men een zeer billijken prijs heeft aangeboden,
hebben de eigenaars het niet willen afstaan dan tegen zulk eene
buitensporige som, dat aan een koop niet te denken viel.
Al de hunebedden, welke aan de Provincie toebehooren, zijn
behoorlijk afgescheiden. Dit is insgelijk het geval met die,
welke voor het Rijk zijn aangekocht, met uitzondering van vier,
waarvan de afscheiding in de loop van dit jaar zal plaats
hebben.
Bovendien is bij sommigen de omliggende grond in behoorlijke
staat gebragt, terwijl die om de twee grafkelders in de esch te
Emmen met eiken telgen en eiken stekken is bepoot.
De zorg voor het ongeschonden bewaren der hunebedden is aan de
burgemeesters der verschillende gemeenten, waarin zij liggen,
opgedragen, die ongetwijfeld zich van de hun opgelegde taak met
naauwgezetheid zullen kwijten.
Er schiet nog overig om ze te doen herstellen, dat wil zeggen, om
de afgeschovene deksteenen weder op hun oorspronkelijke plaats te
doen brengen.
Wanneer dit kon geschieden met weinige kosten, dan zoude zulks
zeer wenselijk zijn, en zouden die oude gedenkteekenen daardoor
in belangrijkheid winnen.
In den loop van dit jaar zal men daaromtrent met een paar, onder
behoorlijk toezigt, eene proef nemen.
De hunebedden in de provincie Drenthe worden aangetroffen in de
gemeenten Havelte, Diever, Norg, Roden, Zuidlaren, Anlo, Vries,
Assen, Rolde, Borger, Odoorn, Emmen en Sleen.
In de gemeenten:
Havelte twee hunebedden, niet ver van
elkander verwijderd. Zij liggen tegen den Havelterberg en
behooren aan het Rijk.
Diever één hunebed, niet ver van het
kerkdorp Diever verwijderd. Het ligt op een buurtweg naar de
Smilde en behoort aan het Rijk.
Norg één hunebed. Het ligt in het gehucht
Westervelde op de esch, niet ver van de weg van Westervelde naar
het kerkdorp Norg en behoort aan de Provincie Drenthe.
Roden één hunebed. Het ligt in het gehucht
Steenbergen, vlak bij de kom van dat gehucht aan den weg van
Steenbergen naar het kerkdorp Roden, en behoort aan het
Rijk.
Zuidlaren twee hunebedden, digt bij elkander. Zij liggen
in het kerkdorp Midlaren op de esch en behooren aan het
Rijk.
Anlo zeven hunebedden en één grafkelder.
Een hunebed ligt aan de kunstweg van Zuidlaren naar Gieten, vlak
bij de kom van het gehucht Annen. Het tweede ligt aan den zandweg
van Zuidlaren naar het kerkdorp Anlo; in een dennenbosch,
ongeveer halfweg tusschen Zuidlaren en Anlo. Het derde ligt in
het gehucht Schipbork op het heideveld, tusschen het zooeven
genoemde hunebed en de kom van gehucht Schipbork. Het vierde ligt
tusschen het kerkdorp Eext en het kerkdorp Anlo, op het heideveld
ten zuiden van laatstgenoemd dorp. Het vijfde ligt in het gehucht
Gasteren, niet ver van de kom van het gehucht, naar den kant van
Schipbork. Het zesde ligt op de esch van het kerkdorp Eext. Het
zevende ligt op het heideveld digtbij den kunstweg van Rolde naar
Gieten en den zandweg, welke van voornoemden kunstweg naar het
kerkdorp Eext leidt.
De grafkelder ligt op het heideveld tusschen laatst genoemd
hunebed en het hunebed op de esch van Eext, niet ver verwijderd
van de kom van het kerkdorp.
Alle zeven hunebedden benevens de grafkelder, behooren aan de
Provincie Drenthe.
Vries twee hunebedden. Het eene ligt in het gehucht
Zeijen, aan den weg van Zeijen naar Roden, en behoort aan de
Provincie Drenthe; het andere ligt in het gehucht Tynaarlo, vlak
bij het station van den spoorweg, en behoort aan de markgenooten
van Tynaarlo.
Assen één hunebed. Het ligt in het gehucht
Loon, aan den weg van Loon naar Taarlo, aan het einde van de esch
van Loon. Het behoort aan de Provincie Drenthe.
Rolde drie hunebedden. Eén in het gehucht Ballo
aan het einde van de esch van Ballo. Dit hunebed behoort aan de
Provincie Drenthe.
De twee andere liggen digtbij elkander bij het kerkdorp Rolde in
de esch van Rolde, beide behooren aan het Rijk.
Borger elf hunebedden. Acht liggen in de gehuchten
Drouwen en Borger. Twee daarvan liggen digt bij elkander ten
westen van het gehucht Drouwen op het heideveld, hetwelk grenst
aan den weg van Drouwen naar Rolde, niet ver van den kunstweg van
Gasselte naar Drouwen. Het derde ligt op het heideveld ten westen
van den kunstweg van Drouwen naar Borger, op een afstand van een
kwartier uur daarvan, tegenover het dennenbosch van Drouwen. De
vijf anderen liggen digt bij elkander ten westen van het gehucht
Borger en ten zuiden zuidoosten van het gehucht Drouwen, twee op
een akker bouwland en drie op het ten oosten daarvan gelegen
heideveld. Het negende ligt in de nabijheid van het kerkdorp
Borger, niet ver van den weg van Borger naar Bronger, in de
nabijheid van het armenhuis, te midden van houtgewas. Het tiende
en elfde liggen niet ver van elkander verwijderd in het gehucht
Buinen, op het heideveld ten zuiden van den weg van Borger naar
Buinen. Deze hunebedden behoren aan het Rijk.
Odoorn acht hunebedden. Eén daarvan ligt in het
Exloërveld, niet ver van den weg van Borger naar het gehucht
van Exlo. Het tweede ligt in het Exloërzuidveld, niet ver
van den weg van Exlo naar Valthe. Het derde en het vierde liggen
digtbij elkander in het gehucht Valthe aan de esch, voetpad van
Valthe naar Roswinkel. Het vijfde ligt aan de zuidwestkant van
Valthe, aan den weg van Valthe naar Sleen. Het zesde en zevende
liggen in het Valtherveld, zuidzijde van den weg van Valthe naar
het kerkdorp Odoorn, nabij den dennenkamp.
Al deze zeven behooren aan de Provincie Drenthe. Het achtste ligt
in het Odoornerveld, niet ver van het kerkdorp Odoorn en den
kunstweg van Borger naar Odoorn. Dit hunebed behoort aan het
Rijk.
Emmen negen hunebedden en twee grafkelders. Drie
hunebedden liggen digt bij elkander in het Emmerveld, aan den
ouden weg van Emmen naar Valthe. Het vierde ligt op de esch ten
noorden van het gehucht Westenesch. Het vijfde en zesde liggen
digtbij elkander in het Bargeroostveld, noordoostelijk van
Angelslo. Alle deze zes hunebedden behoren aan het Rijk. Het
zevende hunebed ligt nabij het kerkdorp Emmen, aan den straatweg
naar Odoorn. Het achtste ligt in de Emmerdennen. Beide deze
hunebedden behoren aan de Provincie Drenthe. Het negende hunebed
ligt te Westenesch en behoort aan
Jacob Nijenhuizing
c.s. te Westenesch.
De twee grafkelders liggen op de Schimmeresch, ten noorden van en
nabij het kerkdorp Emmen. Zij behooren aan het Rijk.
Sleen drie hunebedden. Twee daarvan liggen digtbij
elkander in de Noord Sleeneresch aan den westkant van en digtbij
het dorp Noord Sleen. Het derde ligt in het Noord Sleenerveld,
tusschen Noord Sleen en Schoonoord, en is bekend onder de naam
van de Papelooze Kerk. Alle drie behooren aan het Rijk.
Er zijn dus in de Provincie Drenthe aanwezig vier en
vijftig (54) hunebedden, waaronder drie grafkelders.
Van deze behooren één en dertig (31), waaronder
twee grafkelders, aan het Rijk, één en twintig
(21), waaronder één grafkelder, aan de Provincie
Drenthe, en twee (2) aan particulieren.
Bovendien behoort nog aan de Provincie Drenthe het hunenkerkhof
in het Klenckerveld, gemeente Oosterhesselen, aan den weg van
Wachtum naar de Klencke, en aan het Rijk de groote veldsteen,
geschat op eene zwaarte van vijftig duizend (50.000) kilo's, in
de gemeente Emmen, aan den kunstweg van Noordbarge naar Erm, digt
bij Noordbarge.
Voor zoover bekend is, worden er in ons Land geene andere
hunebedden meer aangetroffen dan nog slechts één in
de provincie Groningen, op de grenzen van Drenthe, in het
kerkdorp Noordlaren, aan het Rijk toebehorende, zoodat er dus, in
ons Rijk vijf en vijftig (55) hunebedden, waaronder drie
grafkelders, aanwezig zijn.
1)
Artikel uit de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 10
maart 1873.
HOME