Op 28 augustus 1877 schrijft Willem Somer Wzn de
volgende sollicitatiebrief aan de Raad van de gemeente
Assen.
"Geeft met diepsten eerbied te kennen, ondergetekende, Willem
Somer Wzn, 1e luitenant bij de dienstdoende schutterij; dat door
het overlijden van zijnen vader, de betrekking van
gemeenteontvanger is vacant geworden;
Dat exposant ruim negentien jaren in gemeente administratie is
werkzaam geweest en vermeent alle vereischten te bezitten, om tot
gemeenteontvanger te kunnen worden benoemd."
Redenen waarom rekwestrant, met vorigen eerbied verzoekt:
Dat het den Raad moge behagen hem te benoemen tot ontvanger der
gemeente Assen. 't Welk doende etc. W. Somer Wzn.
Hij is niet de enige sollicitant. Ook mr. C. J. G. Kniphorst en
Willems broer B. J. Somer verzoeken om te worden benoemd tot
ontvanger der gemeente in de plaats van wijlen W. Somer
Hzn.
Burgemeester en wethouders stellen derhalve het volgende drietal:
1. Willem Somer Wzn 2. mr. C. J. G. Kniphorst. Verder stellen zij
voor de door de te benoemen ontvanger te stellen zakelijke
borgtogt te bepalen op f 8000,00. Bij raadsbesluit van 26 oktober
1877 wordt W. Somer Wzn benoemd tot ontvanger der gemeente met
bepaling dat alvorens de betrekking te aanvaarden door hem een
zakelijke borgtogt zal worden gesteld van f 8000,00.
Op deze benoeming regeert Willem Somer Wzn met de volgende
brief:
"Ter voldoening aan uwe missive van den 30e oktober no. 699, heb
ik de eer aan uw Collegie mede te deelen dat mijn broeder Albert
Jan Somer, geneesheer en verloskundige te Rolde, genegen is op
zijn huis en erf aldaar, ten mijnen behoeven te geven een
hypothecaire borgstelling groot achtduizend gulden. Ik hoop dat
uw Collegie hiermede genoegen zal nemen." Als vervolg hierop moet
hij van gemeentewege één of meer extracten uit de
kadastrale legger overleggen, waaruit blijkt van de grootte der
te verbinden percelen alsmede een verklaring van de bewaarder van
hypotheken houdende dat die goederen zijn bezwaard.
Willem schrijft daarop aan het college: "Ik heb de eer hierbij in
te zenden een hypotheekstelling ten laste van den heer A. J.
Somer te Rolde, benevens borderel van inschrijving in het
register van hypotheken te Assen voor mijnen borgtocht in
kwaliteit van gemeenteontvanger."
Verder brengt hij nog het volgende punt aan de orde: "Mag ik Uw
Collegie beleefd verzoeken mede namens mijn broeders en zuster,
royement te willen verlenen van de hypothecaire borgstelling van
wijlen onzen vader; omdat de vaste goederen eerstdaags zullen
worden verkocht.
Dit royement wil men wel verlenen maar eerst moet de rekening van
het lopende dienstjaar zijn goedgekeurd.
Verder verzoekt B en W hem in hetzelfde schrijven de
eerstvolgende raadsvergadering, waarvan de dag hem nader zal
worden bekendgemaakt de eden af te leggen voorgeschreven bij
artikel 108 der gemeentewet.
Deze eedsaflegging vindt plaats in de raadsvergadering van 4
januari 1878 waarop de voorzitter hem gelukwenst met het
vertrouwen door de gemeenteraad in hem gesteld.
Door de dood van Willem Somer Hzn is niet alleen de post van
gemeenteontvanger bij de gemeente Assen vrijgekomen maar ook die
van kerkontvanger bij de Hervormde gemeente te Assen
Het ligt voor de hand dat Willem Somer Wzn. ook hier solliciteert
op de ontstane vacature. Aan de kerkvoogden van de Hervormde
gemeente te Assen schrijft hij op 7 september 1877 de volgende
sollicitatiebrief:
"Geeft eerbiedig te kennen, ondergetekende Willem Somer Wzn te
Assen:
dat door het overlijden van zijnen vader, de betrekking van
kerkontvanger is vacant geworden;
dat exposant ruim negentien jaren bij zijnen vader, gemeente- en
kerkontvanger op 't kantoor werkzaam is geweest, vermeent alle
vereischten te bezitten om tot kerkontvanger te kunnen worden
benoemd, redenen waarom rekwestrant eerbiedig verzoekt:
dat het uw Collegie moge behagen hem te benoemen tot
kerkontvanger alhier. 't Welk doende etc. W. Somer Wzn.
In de verbalen van het College van Toezicht in 1877 bevindt zich
een brief van de Kerkvoogdij van de Hervormde gemeente Assen
gedateerd 26 oktober 1877. Hieruit blijkt dat zij in hun
vergadering van 13 september 1877 Willem Somer Wzn. hebben
benoemd als kerkontvanger. In de kerkelijke archieven was
hierover niets te vinden.
Daarnaast was Willem Somer Wzn ook meerdere keren lid van het
kiescollege en de kerkenraad van de Hervormde gemeente
Assen.
In 1886 moest worden voorzien in de vacature van de gematigd
rechtzinnige predikant Ds. Zubli. Het kiescollege besloot echter
een gematigd modern predikant te beroepen. Blijkens de notulen
van de vergadering van 7 april 1886 heeft men zich voornamelijk
beziggehouden met aanvankelijk twee vragen.
1. Wil men principieel een beslissing nemen inzake uit welke
richting een predikant moet worden gekozen?
2. Wenst men een gematigd modern predikant?
Naar aanleiding van de laatste vraag wordt door een aantal leden
gesteld dat ook de vraag aan de orde moet komen of men een modern
predikant wenst - Willem Somer Wzn - of modern / linkerzijde -
Roelof Somer e.a. Op grond van deze opmerkingen wordt een nieuwe
vraag geformuleerd en die luidt: wil men een modern predikant? -
vraag 1a.
Vraag 1 wordt met 40 stemmen tegen 3 stemmen bevestigend
beantwoord.
Vraag 1a. wordt met 31 tegen 12 stemmen ontkennend
beantwoord.
Vraag 2 wordt met 30 tegen 13 stemmen toestemmend
beantwoord.
Dit betekent dat de gematigd rechtzinnig predikant Zubli wordt
vervangen door een predikant uit de gematigde moderne
richting.
Uit de notulen blijkt verder dat al in eind 1882 geprobeerd is
ds. Zubli met emeritaat te doen gaan. In een vergadering van 24
oktober 1882 brengt ouderling Douglas naar voren dat de
kerkenraad zou moeten besluiten zich tot het provinciaal
Kerkbestuur te wenden om Zubli te noodzaken met emeritaat te
gaan.
In een vergadering van 7 november 1882 neemt de kerkenraad
genoemd voorstel aan en wordt daaraan nog toegevoegd dat ds.
Zubli ter zake van onderscheidene gewichtige redenen voor zijn
dienstwerk ongeschikt geworden is en nochtans ongenegen is uit
eigen beweging emeritaat aan te vragen en dat hij derhalve dient
te worden ontslagen.
Dan volgt de brief die verzonden zal worden aan het Provinciaal
bestuur en waarin nader wordt ingegaan op de gewichtige redenen.
Hieruit het volgende:
Hij is te oud en in de kerkdiensten slecht te verstaan.
Kerkdiensten worden ook slecht bezocht. Ook zijn geestverwanten
blijven weg en kerken elders. Zo ontstond enige jaren geleden de
Vereniging voor Christelijke Belangen die een eigen kerkgebouw
oprichtte. Hierdoor is de kerkelijke eenheid verbroken en ook de
materiele belangen worden zo benadeeld. Ook zijn er bezwaren
tegen het godsdienstonderwijs. Het merendeel der lidmaten die
jaarlijks worden aangenomen hadden onderwijs van een leraar van
de vereniging. En het huis en ziekenbezoek blijft nagenoeg geheel
achterwege.
Het Provinciaal Bestuur is echter afwijzend en de kerkenraad
besluit daarin te berusten.
Het punt is nu dat in de bovengenoemde vergadering van 7 april
1886 de kerkelijke eenheid ineens geen rol meer speelt.
Integendeel zelfs. Door het beroepen van een gematigde moderne
predikant staat men die kerkelijk eenheid zelfs tegen.
Het rechtzinnige deel van de Hervormde gemeente, georganiseerd
sinds 1879 in de reeds eerder genoemde Vereniging Christelijke
belangen, kon zich hiermee moeilijk verenigen. Petities om te
komen tot het beroepen van een orthodoxe predikant werden niet
gehonoreerd.
Na verloop van tijd kwam men wel met de kerkenraad tot
overeenstemming dat de Vereniging éénmaal in de
vijf weken van de kerk gebruik mocht maken om door een predikant
van hun richting de doop te laten bedienen.
Zo gebeurde het dat men niet op tijd klaar was met het aanzoeken
van een predikant om in een dergelijke dienst voor te gaan. De
voorzitter van de vereniging de heer F. Dijkstra vraagt in een
brief van 29 juni 1891 om de dienst 14 dagen te mogen uitstellen
tot zondag 19 juli 1891.
Dit wordt door de kerkenraad geweigerd. De heer R. Holthe tot
Echten had geen bezwaar. Bij de tegenstemmers hoorde Willem Somer
Wzn.
Op 7 september 1895, bij het bezoek
van de koninginnen Emma en Wilhelmina, werd in de Ballerkuil het
stuk "Bij Klimmender Zonne, Germaanse rechtspleging in de
Ballerkuil, opgevoerd. Mr. S. Gratama, rijksarchivaris in Drente,
leverde de grondstof voor het stuk en dr. L. Knappert, predikant
van de Hervormde gemeente te Assen, goot het in een schone vorm
en Richard Hol maakte de prachtige muziek voor de beide plechtige
koorzangen die door de heer J. M. de Waard uitnemend werden
gedirigeerd. De Ballerkuil als achtergrond een schonere decoratie
had men niet kunnen vinden. De wijze waarop de hoofdrollen werden
vervuld was bijzonder en indrukwekkend. Naast de profetes en de
rechter, die door de koninginnen werden gecomplimenteerd,
vertolkten ook de anderen hun rollen zodanig dat het geheel op
het publiek een diep indruk maakte. Dat de voorstelling een
geweldige indruk maakte op het publiek bleek ook uit het feit dat
er, nadat zij was afgelopen, enige ogenblikken van diepe stilte
heerste, waarna de toejuichingen losbarsten. Professor
Gallée uit Utrecht, een man van gezag op het gebied waarop
de schrijvers van "Bij Klimmender Zonne" zich bewogen, woonde de
voorstelling bij en sprak zeer vleiende woorden aan het adres van
de initiatief nemers en de uitvoerenden. Op de foto van links
naar rechts, voorgrond: staande de heer le Roux, eedhelper,
zittend de heren: Cool, de priester, Oostergetel en de Waard,
bijzitters, in het midden mr. Büchler, de rechter,
vervolgens meer op de voorgrond, de heren Bartelds, die zich
nogal schijnt te voelen, van Veen en Willem Somer Wzn die als
oude man de rol van bijzitter genaamd Suidhard speelde. In een
lijst van medewerkers tot de uitvoering van de Mannencantate
"Hollands Glorie" en tot de koren in de voorstelling in de
Ballerkuil wordt o.a. Willem Somer Wzn vermeld als tenor.
Op 13 april 1878 schrijft Willem Somer Wzn aan Gedeputeerde
Staten:
"Geven met verschuldigde eerbied te kennen; Willem Somer Wzn,
gemeenteontvanger, Bernard Jan Somer, collecteur der
staatsloterij en Harm Smeenge, advocaat alle drie wonende te
Assen;
dat zij het voornemen hebben om te verveenen het oostelijk
gedeelte van een perceel grond, gelegen in de gemeente Vries en
aldaar kadastraal bekend in sectie L 648 en 649;
dat de adressanten verklaren ten deze domicilie te kiezen ten
huize van mr. Harm Smeenge te Assen;
dat zij tot het ondernemen van deze verveening vergunning nodig
hebben van het College van gedeputeerde Staten van Drenthe ex
artikel 2 van het reglement op de verveeningen."
In de vergadering van 27 september 1878 besluiten Gedeputeerde
Staten de gevraagde vergunning te verlenen voor de duur van 15
jaren.
In 1879 doen zij opnieuw een verzoek aan Gedeputeerde Staten om
een vergunning te krijgen nu voor het perceel sectie L 602
gelegen in de gemeente Vries. Dit perceel is groot 4. 2
hectare.
Hier doet zich echter een probleem voor. Zij zijn namelijk
slechts eigenaar van de bovengrond van dit perceel, de veenlaag
en niet van de ondergrond. De eigenaren van de ondergrond zijn J.
Boelen c.s.
De provinciaal ingenieur van de Provinciale Waterstaat, de heer
J. P. Havelaar schrijft in zijn gevraagd advies dat derhalve de
vergunning moet worden gewijzigd. Hij verwijst daarbij naar een
identieke situatie waarin Gedeputeerde Staten in 1866 ook de
vergunning weigerden.
Desalniettemin verlenen Gedeputeerde Staten de gevraagde
vergunning voor de duur van 10 jaar.
Op 11 april 1827 vaardigde koning Willem I een wet uit,
"houdende oprichting van schutterijen over de gehele
uitgestrektheid des Rijks." Deze wet voerde twee soorten
schutterijen in, de dienstdoende en de rustende. De dienstdoende
schutterijen waren bestemd voor gemeenten met meer dan 2500
inwoners, de rustende voor alle overige. De schutterijen waren
ingesteld tot behoud van de inwendige rust en in tijden van
oorlog en gevaar tegen de aanvallen van de vijand. De
dienstverrichtingen van de dienstdoende schutterijen bestonden
vooral uit het oefenen in het schieten op schijven.
Op basis van een besluit van 4 januari 1868 tot oprichting van
een dienstdoende schutterij in Assen is bepaald dat de sterkte
van de schutterij moet zijn 106 man, uitgezonderd de
vrijwilligers. Per 18 mei 1868 wordt Brumsteede als kapitein
commandant benoemd. Hij benoemt per 1 juni 1868 Willem Somer Wzn,
schutter van de lichting 1867, tot sergeant.
Vervolgens wordt Somer bij besluit van Z. M. de Koning van 15
maart 1869 no.15 benoemd tot 2e luitenant. Daarna bij besluit van
Z. M. de Koning van 16 maart 1875 no.9 benoemd tot 1e luitenant
en bij besluit van Z. M. de Koning van 26 augustus 1885 no.30
benoemd tot kapitein commandant.
Bij besluit van Z. M. de Koning van 19 november 1883 no.22
ontvangt hij het ereteken tot beloning van een eervolle
langdurige werkelijke dienst bij de schutterij.
Bij besluit van Z. M. de Koning van 1 februari 1899 wordt hij
eervol ontslagen onder dank voor bewezen diensten met vergunning
het uniform te mogen blijven dragen.
Willem Somer Wzn is ook vanaf het begin tot zijn eervol ontslag
lid geweest van de schuttersraad. Eerst als sergeant tot 15 maart
1869 dan als 2e luitenant en secretaris vervolgens als 1e
luitenant secretaris dan als 1e luitenant waarnemend commandant
voorzitter en tenslotte als kapitein commandant voorzitter.
Willem Somer Wzn heeft 30 jaar gediend en in het stamboek is
aangegeven dat onderscheiding of eervolle vermeldingen vervolgens
plaats kunnen vinden bij 20, 25 en 30 jarige dienst.
In september 1895 wordt Willem Somer Wzn als commandant van de
dienstdoende schutterij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje
Nassau. Deze benoeming vond plaats naar aanleiding van het bezoek
van Koningin Wilhelmina en Regentes Emma aan Assen van 5 tot 7
september 1895.
Tijdens dat bezoek was hij als militie commissaris in Drenthe en
als commandant van de dienstdoende schutterij uitgenodigd om aan
de feestmaaltijd aan te zitten die door de provincie werd
aangeboden aan de majesteiten op 6 september 1895. De gemeente
bood de majesteiten op 7 september 1895 een diner aan waar ook
Willem Somer Wzn als commandant der dienstdoende schutterij mocht
aanzitten.
Overigens tijdens dit bezoek was de vrouw van Willem Somer Wzn,
Oegelina de Waard lid van de Dames Commissie voor het aanbieden
aan de majesteiten van een souvenir aan het bezoek aan
Drenthe.
's Konings verjaardag werd in februari 1881 op de gebruikelijke
manier gevierd Uit openbare- en particuliere woningen wapperde de
Oranje- en vaderlandse vlag.
Om 12 uur werd een parade gehouden door de compagnie dienstdoende
schutterij en de compagnie infanterie hier in garnizoen. H. A. M.
Brumsteede, de majoor commandant van de schutterij, was wegens
ongesteldheid niet tegenwoordig.
De parade werd gecommandeerd door de eerste luitenant der
schutterij Willem Somer Wzn en na enige handgrepen uitgevoerd en
gedefileerd te hebben, marcheerden die compagnieën, het
Asser Muziekcorps aan het hoofd langs de Vaart naar de
Noorder-singel, waar door de 2e luitenant der schutterij Smidt
een dagorder van de majoor commandant werd voorgelezen:
Officieren, onderofficieren, korporaals en schutters!
Tot mijn innig leedwezen kon ik onlangs wegens ongesteldheid niet
tegenwoordig zijn bij de inspectie over de wapenen en kleding en
word ik ook heden om dezelfde reden belet de parade mee te
maken.
Het spijt mij zeer omdat ik ook heden van u persoonlijk afscheid
had willen nemen, daar ik vanaf 1 maart 1881 het commando aan de
oudste officier van het corps, de 1e luitenant W. Somer Wzn,
overgeef omdat het Z. M. de Koning heeft behaagd, bij besluit van
9 februari 1881 no. 3, mij op verzoek een eervol ontslag te
verlenen, onder dankbetuiging voor bewezen diensten in het belang
der Asser dienstdoende schutterij en met vergunning de uniform te
blijven dragen met de onderscheidingstekenen aan de rang van
majoor verbonden.
In het voorjaar van 1868 aanvaardde ik de moeilijke taak, om
alhier een schutterij te formeren, door het oproepen van
vrijwilligers tot het daarstellen van een kader, hetwelk
onmisbaar is voor dergelijke taak. Al spoedig was ik daartoe in
de gelegenheid en werden door mij aangesteld, tot
sergeant-majoor: J. W. Paulus - tot sergeanten: W. H. Marks, W.
Somer Wzn, A. J. Oosterveen, P. Westerdijk, Jan Oostergetel en G
H. Starke tot fourier: W. van Gorcum - tot korporaals: L. van der
Wijk, J. E. Somer, Antonie Vos, Jan Buning, Geert Boer, C. Bakker
en W. H. Bakker, J. Baakman en tot tamboer: C. L. Mallon.
Gedurende ruim 2½ maand oefende dit kader zich bijna
dagelijks, zowel theoretisch als practisch, en was medio
september zoo ver gevorderd, dat ik hun bij de eerste oproeping
der ingedeelde schutters allen als instructeurs kon gebruiken en
daartoe dus geen vreemde hulp noodig had. Daarbij betoonden zij
zooveel stiptheid in hunne verpligtingen, zooveel orde en
discipline, dat zij als voorbeeld dienden voor de overige leden
der schutterij, onder welke zij zeer goed hun gezag wisten te
handhaven. Hun ben ik dus dank schuldig. Voor hunne vlijt en
medewerking, waarom ik dit hier ter herinnering aanhaal,
beschouwende hun als mede oprigters, als grondleggers van het
Asser corps, hetwelk zulk een goeden naam verworven heeft ook
buiten de grenzen onzer gemeente.
Meest allen hebben sedert de gelederen verlaten. De 1e luitenant
W Somer Wzn, de 2e luitenant W van Gorcum, de korps - tamboer C.
L. Mallon en de muzikant C. Bakker zijn echter nog steeds, ieder
in zijn rang, als verdienstelijke leden van het corps werkzaam en
eerst gemelde, de 1e Luitenant W. Somer Wzn, zal als mijn
tijdelijke plaatsvervanger optreden.
Ik hoop dat allen zich zullen beijveren om door stipte
inachtneming der verpligtingen, door orde en discipline, de
goeden naam, die het corps nu heeft, te handhaven, maar in het
bijzonder hoop ik dat het kader het voorbeeld van het eerste zal
blijven volgen, door zich zooveel mogelijk practisch en
theoretisch met alles wat de dienst betreft bekend te maken en
door ijver en discipline tot voorbeeld te strekken aan hun
ondergeschikten. Zij moeten doordrongen zijn van het gevoel, dat
zonder een goed en medewerkend kader, het in stand houden van een
corps, welk dat dan ook zijn moge, bijna onmogelijk is. Zij
moeten nooit angstvallig vragen wat moet ik doen en wat kan ik
volgens de wet laten, maar zij moeten alles in het werk stellen
wat voor de belangen van het corps bevorderlijk kan zijn.
En hiermede geef ik het commando aan de 1e luitenant W. Somer Wzn
over, die als oudste officier daartoe tijdelijk is aangewezen.
Maakt door uw gedrag, welwillendheid, ijver en discipline hem de
taak gemakkelijk en zijt overtuigd dat ik steeds met hart en ziel
de belangen der Asser schutterij volgen en waar het kan
bevorderen zal.
Assen, 19 februari 1881. De aftredende majoor commandant der
dienstdoende schutterij. H. Brumsteede.
De heer Brumsteede overlijdt op 18 december 1881 in Assen. De
betrekking van commandant der dienstdoende schutterij die sedert
het eervol ontslag van Brumsteede vacant was, zal worden vervuld
door de heer J. A. Kruyt, gepensioneerd kapitein der infanterie
in Assen.
Gedurende de vacature werd het commando met ijver en tact
waargenomen door de 1e luitenant Willem Somer Wzn, hierin
terzijde gestaan door zijn medeofficieren en een flink
kader.
Besloten wordt in een bijeenkomst van de leden van het kader van
de dienstdoende schutterij de heer Willem Somer Wzn 1e luitenant,
een blijk van waardering aan te bieden voor de manier waarop door
hem de functie van commandant is uitgeoefend tijdens de vacature
na het eervolle ontslag van H. A. M. Brumsteede.
Hij ontving een theeservies met Japans blad uit handen van een
commissie van drie leden uit het kader.
Op 28 mei 1883 legt de heer J. A. Kruyt in handen van Konings
Commissaris de eed als majoor commandant der dienstdoende
schutterij af. 's Middags om 5 uur treedt de compagnie op haar
gewone plaats aan en werd door de waarnemend commandant Willem
Somer Wzn geïnspecteerd.
De heer burgemeester (Jolles) bracht de heer Somer de dank van
het gemeentebestuur voor de welwillendheid waarmee hij, geen
hogere betrekking bij de schutterij begerende, bijna twee jaar
het commando met ijver en tact had gevoerd.
De heer Kruyt antwoordde dat hij, het voorbeeld van Brumsteede en
Somer in gedachten, met billijke gestrengheid orde en tucht zou
handhaven.
Op 24 december 1883 's middags vindt aan de 1e luitenant Willem
Somer Wzn de uitrei-king plaats, voor het front der troepen, van
het ereteken van langdurige en eervolle diensten bij de
dienstdoende schutterij, toegekend door ZM op 19 november 1883.
Zo kort na het plotselinge overlijden van zijn enige- en
eerstgeboren zoon Willem Herman op 18 december 1883.
Niet alleen werd aan Willem Somer Wzn het ereteken uitgereikt ook
moest Willem Somer Wzn in zijn functie van kapitein commandant
zijn manschappen voordragen voor een dergelijke onderscheiding en
wanneer toegekend deze ook uitreiken.
Op 2 februari 1886 werden op de Noordersingel (waar Willem Somer
Wzn woonde) door de kapitein-commandant der dienstdoende
schutterij, de heer Willem Somer Wzn, met een hartelijke
toespraak, aan de sergeant muzikanten M. C. Enbers en C. Bakker
voor het front der troepen de medaille uitgereikt voor 15 jarige
trouwen dienst bij de schutterij. Na de uitreiking werd voor de
gedecoreerden gedefileerd.
Een dergelijke plechtigheid deed zich opnieuw voor op 26 december
1888. Dit keer werd de inspectie op het stationsplein gehouden.
Hierbij werd aan de korporaal - tamboer Mallon door de kapitein
commandant Willem Somer Wzn, de medaille uitgereikt voor 15
jarige eervolle langdurige werkelijke dienst bij de
schutterij.
Ook de nieuw benoemde officieren moest Willem Somer Wzn
installeren. Een dergelijk installatie vond plaats op 12
september 1887 waarbij de heren J. P. Hofstede en P. Leenderts
door hem werden geïnstalleerd.
Hij heette hen welkom en hoopte dat wanneer het vaderland in
gevaar mocht komen, zij volgens de afgelegde eed het vaderland
met kracht zouden helpen verdedigen. Hij sprak den wens uit, dat
door hun medewerken de dienstdoende schutterij te Assen met de
beste van ons land zou kunnen wedijveren.
Vervolgens stelde hij de nieuwe officieren aan de andere
officieren en manschappen voor, waarbij hij als zijn verwachting
te kennen gaf, dat zij de door hen gegeven bevelen stipt en
direct zouden opvolgen.
Daarna verklaarde hij de heren Hofstede en Leenderts als
officieren der dienstdoende schutterij geïnstalleerd.
Willem Somer Wzn moet een voortreffelijk schutter zijn geweest.
Bij de gewone schietoefeningen heeft hij met de beide
instructeurs Paulus en Marks een snelvuur uitgevoerd waarbij in
drie minuten 23 schoten werden gelost. Allemaal treffers wat zeer
opmerkelijk is. In slechts 1 minuut deed Willem Somer Wzn 8,
Paulus 8 en Marks 7 schoten.
Een paar weken later hebben de dertien leden van de schutterij
die in de loop van het jaar bij de gewone oefeningen
schijfschieten de meeste punten behaalden, in het Lonerveld
gedongen naar de uitgeloofde prijzen van f 20,00, f 15,00, f
10,00 en f 5,00 door de heer kapitein commandant Brumsteede. De
eerste prijs B. Sikkens 6 treffers 12 punten. De tweede prijs
luitenant Willem Somer Wzn 5 treffers 15 punten.
Bij een scherpschutters wedstrijd op 7 mei 1873 op de Lonerheide
naar aanleiding van het bezoek van koning Willem III aan Drenthe
en Assen moet worden geschoten op de afstand van 300 passen.
Willem Somer Wzn won de 14e prijs een Christoffel zilveren
fruitschaal.
Jaarlijks wordt in de maand oktober bij de dienstdoende
schutterij na afloop van de schietoefeningen prijs geschoten,
waarbij de kapitein commandant H. A. M. Brumsteede prijzen
uitlooft. Voor de officieren waren er twee prijzen; gewonnen door
de 2e luitenant W. van Gorcum, een sigarettenkoker met gouden
sluiting met 35 punten en Willem Somer Wzn 2e luitenant een
lucifersdoosje met parelmoer ingelegd met 33 punten. Bij
schietwedstrijden in de oktober maand 1875 en 1876 en 1877 op de
Lonerheide behaalt Willem Somer Wzn respectievelijk de 2e, 1e en
1e prijs met 42, 44 en 38 punten met als prijzen een zilveren
horloge, een inktstel en een nieuw zilveren inktstel.
De jaarlijkse schietoefeningen op de Lonerheide worden in 1880
niet gehouden na klachten over de veiligheid voor burgers. Het
Noorden biedt overigens geen geschikte plaats elders voor het
houden van schietoefeningen.
Maar in oktober 1881 vinden de jaarlijkse schietoefeningen toch
weer plaats op de Lonerheide.
Bij de schietwedstrijd in oktober 1884 behaalt Willem Somer Wzn
op de vrije baan 55 schoten de 2e prijs met 51 punten; op de
vrije baan met 35 schoten de 3e prijs met 31 punten en op de
Floubertbaan de 2e prijs met 31 punten.
Willem Somer Wzn moest af en toe ook zijn woordje doen. Zo gaf de
kadervereniging van de compagnieën schutterij en infanterie
in Assen het aangekondigde assaut. Na afloop was er bal en het
dansen werd afgewisseld met enige toasten, waaronder de heer Vos
waarnemend burgermeester en andere. Tenslotte was Willem Somer
Wzn, luitenant bij de schutterij, de tolk van de erkentelijkheid
der schutterij van de vleiende woorden aan haar adres
gesproken.
De commissaris des Konings in de provincie Drenthe,
overwegende dat de militie commissaris in de provincie, blijkens
ontvangen mededeling, door ongesteldheid verhinderd werd zijn
functie bij de aanstaande lotingen van de nationale militie waar
te nemen, heeft goed gevonden ter waarneming de heer Willem Somer
Wzn, commandant der dienstdoende schutterij te Assen aan te
stellen.
Om deze functie te kunnen waarnemen moest hij beëindigd
worden. De eedsaflegging vond plaats op 14 januari 1889. Zowel de
Commissaris als Willem Somer Wzn leggen de eed af. Hier eerst de
eed van de commissaris.
"Ik zweer. Dat ik om ter vervanging van de militie commissaris in
deze provincie te worden aangewezen, directelijk of indirectelijk
aan gene personen hetzij in of buiten het bestuur onder wat naam
of voorwendsel ook, enige gift of gave beloofd of gegeven heb,
noch beloven of geven zal.
Ik zweer dat ik om niets hoegenaamd in deze betrekking te doen of
te laten, van niemand enige belofte of geschenk aannemen zal
directelijk of indirectelijk. Zoo waarlijk helpe mij God
almachtig."
Daarna de ambtseed van Willem Somer Wzn. "Ik zweer getrouwheid
aan de Koning, gehoorzaamheid aan de wetten van de Staat. Ik
zweer dat ik de opdracht om de militie commissaris in zijn
functie te vervangen met alle trouw naarstigheid, ijver en
geheimhouding zal waarnemen en dat ik mij in de uitoefening
mijner functie stiptelijk zal gedragen naar de instructies en
bevelen, die opzigtelijk dezer mijnen post bereids zijn
vastgesteld of gegeven, dan wel nader mogten vastgesteld of
gegeven worden en dat ik mij nimmer om lief of leed of om eenige
reden hoe ook genaamd daarvan zal laten afbrengen. Zoo waarlijk
helpe mij God almachtig.
Eind 1889 verzoekt Willem Somer Wzn om als militie commissaris te
worden aangesteld (het verzoek ontbreekt). Dit in verband met de
ontslagname van de huidige zieke militie commissaris. De
commissaris geeft hierover de volgende inlichting aan de Minister
van Binnenlandse Zaken:
"Dat naar mijn gevoelen de heer Somer alleszins voor de door hem
gewenschte betrekking in aanmerking kan komen. Hij werd
herhaaldelijk (NB. De aanstelling vond iedere keer voor 3 maanden
plaats) door mij aangesteld voor de heer van Loon met de
tijdelijke waarneming der betrekking van militie commissaris
belast en telkens is zij door hem met ijver en nauwgezetheid
waargenomen.
Ook overigens staat hij hier gunstig bekend. Tot zijne
aanbeveling meen ik voorts uwe Excellentie er op te moeten wijzen
dat hij sedert 1875 als 1e luitenant en sedert 1885 als kapitein
commandant belangrijke diensten aan de dienstdoende schutterij
alhier heeft bewezen, die hem naar mijn mening thans wel
aanspraak geven op de betrekking waarnaar hij dingt."
Zijn advies is daarom Somer voor te dragen bij de Koning voor
deze functie.
Per 1 januari 1890 wordt echter niet Willem Somer Wzn benoemd
maar een gepensioneerde kolonel. Overigens de militie commissaris
die Willem verving stierf vrij spoedig na zijn ontslagname en was
82 jaar oud.
De nieuw benoemde militie commissaris blijkt echter al spoedig
wegens ziekte zijn werk niet te kunnen doen en Willem Somer Wzn
wordt, na opnieuw beëdigd te zijn, weer aangesteld als
waarnemend militie commissaris.
Dan blijkt dat de nieuwe militie commissaris overgeplaatst is
naar Gelderland en ligt er opnieuw een verzoek van Somer om te
worden aangesteld in deze functie.
De Commissaris volhardt jegens de Minister in zijn mening
verwoordt in zijn brief van 22 november 1889 maar voegt daaraan
de opmerking toe dat het krachtig lichaamsgestel van de heer
Somer mede tot zijn aanbeveling strekt. Dit mag bepaaldelijk in
aanmerking worden genomen met het oog op de bezwaarde reizen in
deze provincie ter gelegenheid van de loting in het
winterseizoen.
Hij wordt per 1 januari 1891 benoemd tot militie commissaris. De
stukken inzake zijn benoeming zijn niet in het archief van de
Commissaris aanwezig.
HOME