Geert Strating 1870 - 1952

foto

Een korte inleiding

foto Het ontstaan van Gasselternijveen, eerst genoemd Nieuw Gasselte en Gasselterveen, is te danken aan de activiteiten de ingezeten van Gasselte die na 1650 zijn begonnen met het vervenen van de in hun marke gelegen venen om daarvan turf te maken en deze af te voeren. Gasselternijveen is dus van oorsprong een veenkolonie. De gelovigen in deze nieuwe plaats resulteerden onder de kerk van Gasselte. De toenmalige predikant van Gasselte ds. A. C. Fabricius schijnt hier vanaf 1684 enig kerkelijk werk te hebben verricht. Deze situatie duurde tot 1697. In dat jaar werd de kerkelijke gemeente van Gasselternijveen zelfstandig en telde 358 inwoners. Ds. Gerhardus Cock (ook wel Kock) was de eerste predikant en bleef dit tot 1705. De eerste kerk die deze nieuwe gemeente, met steun van een gehouden collecte in de Landschap en daarbuiten, begon te bouwen is door hevige stortregen en stormwind ingestort toen de bouw nog niet gereed was. De kerkdiensten vonden daarna tot 1707 plaats in een particulier huis. In 1707 begon men met het stichten van een nieuw kerkgebouw en op 25 september van dat jaar werd in deze kerk het eerste kind gedoopt. Deze nieuwe kerk werd mede mogelijk gemaakt door opnieuw een collecte te houden in Drenthe en de naburige provincies. Toen deze kerk te klein werd maar ook bouwvallig besloot men in 1857 tot nieuwbouw. Na allerlei strubbelingen werd de kerk in 1859 voltooid en op 18 december 1859 door ds. J. L. Speckman ingewijd met een preek over 1 Koningen 8: 29a. "…. Dit huis de plaats waarvan Gij gezegd hebt: mijn naam zal aldaar zijn - zodat Gij hoort naar het gebed dat uw knecht te dezer plaatse opzenden zal." In deze nieuwe kerk kwam een klok te hangen die op 1 november 1858 in Groningen werd gegoten. Daarvoor had de kerk geen klok omdat er geen toren was, maar hing er een klokje van ongeveer 30 Hollandse ponden in een eikenboom die in de tuin van de pastorie stond. Deze klok kwam uit Holland en werd toen verkocht voor f 24,80. Het inschrift van de klok luidde "Soli Deo gloria 1743." De bouw van de nieuwe kerk werd aangenomen voor een som van f 8460,00. Maar na voltooiing van het bouwwerk bleken de werkelijk kosten f 15010,00 te bedragen. Om dit bedrag te financieren werd f 7900,00 geleend van particuliere kerkleden. Het Rijk betaalde f 2400,00 aan subsidie en de synode f 1500,00. Uit een provinciaal fonds ontving men f 150,00. De afbraak van de oude kerk leverde f 517,75 op en aan vrijwillige bijdragen uit de gemeente werd een bedrag ontvangen van f 2556,25. En zo kon men het geheel nog afsluiten met een klein batig slot.

Overzicht predikanten 1697 - 1952

1697 - 1705 Gerhardus Cock werd beroepen door de gemeente ondertekend door 19 personen; werd op 14 januari 1697 geëxamineerd en op 22 februari 1697 bevestigd. Ontslagen op 13 augustus 1705 wegens een beroep naar Emmen.
1706 - 1734 Stephanus Stechman trad hier voor het eerst in dienst op 31 januari 1706 werd emeritus in maart op april 1734 en ging met attest in juni van dat jaar naar Groningen.
1734 - 1737 Johannes Steenbergen werd geboren in Ruinerwold en trad in hier voor het eerst in dienst op 18 juli 1734 en overleed eind 1737.
1739 - 1750 Johannes Placius is geboren te Holwerd trad voor het eerts in dienst in Herkingen in augustus 1727 en kwam van daar naar hier op 3 mei 1739 en vertrok op 31 december 1750 naar 't Zand waar hij op 19 mei 1760 overleed.
1751 - 1790 Rudolf Banting werd geboren in Sleen in 1717 en trad hier voor het eerst in dienst op 31 mei 1751. Ging met emeritaat op 23 maart 1790 en overleed hier 10 juli 1791.
1790 - 1812 Frederik Willem Hugenholtz is geboren te Emmelenkamp op 11 september 1754. Hij trad hier voor het eerst in dienst op 12 september 1790 en overleed op 12 oktober 1812. Ongehuwd.
1813 - 1825 Henricus Albertus Jacobus Calkoen werd geboren in Hoogeveen in 1777 (gedoopt op 19 mei 1777). Trad voor het eerst in dienst in Wilsum op 6 juli 1800 en kwam van daar naar hier op 14 november 1813 en vertrok op 2 oktober 1825 naar Hurwenen, naar Schalkwijk in 1827 en ging met emeritaat op 1 januari 1838.
1826 - 1828 Johannes Schotsman geboren op 8 november 1787 in Purmerend. Trad voor het eerst in dient op 3 november 1813 te Brandlicht, vertrok vandaar in 18 14 naar Niënhuis, in 1819 naar Neede, in 1823 naar Emmelenkamp kwam vandaar naar hier op 26 februari 1826 en vertrok op 31 augustus 1828 naar Zuidwolde (Gr.) en overleed aldaar op 21 februari 1847. Gehuwd met Harmanna Wolthera Cramer.
1829 - 1833 Wibrandus Verweij werd geboren in Franeker in 1807 en trad hier voor het eerst in dienst op 1 februari 1829 en ging naar Winschoten op 3 november 1833. Hij heeft diverse publicaties op zijn naam staan.
1834 - 1838 Hendrik Karel Roessingh is geboren in Niënhuis in het graafschap Bentheim in 1807 en trad voor het eerst in dienst op 22 november 1829 te Emmelenkamp en kwam hier op 23 maart 1834 en vertrok naar Haren op 25 november 1838. Hij overleed daar op 22 maart 1882. Gehuwd met Louise Albertine Collard.
1839 - 1844 Johannes Elias Feisser geboren te Winsum in 1805. Promoveerde 1828 in Groningen op de dissertatie De Vita Basilii Magni, Caesareae in Vappadocia Episcopi. Trad voor het eerst in dienst op 3 augustus 1828 te Lekkum en Miedum, ging naar Winschoten in 1830 en in 1833 naar Franeker. Op zijn verzoek aldaar eervol ontslagen op 14 oktober 1838. Hij trad hier in dienst op 3 maart 1839, doch werd door het Provinciaal kerkbestuur bij uitspraak van 19 december 1843 per 1 januari 1844 uit zijn dienst ontzet wegens verzuim en weigering van een gedeelte van zijn taak en de daardoor ontstane wanorde. Heeft diverse publicaties op zijn naam staan. O.a. Getrouw verhaal van mijne werkzaamheden en lotgevallen als dienaar des Heeren te Gasselter Nieuwveen, aldaar 1844.
1844 - 1853 Albertus ten Oever geboren te Groningen in 1811. Trad voor het eerst in dienst op 20 september te Oosterwijtwert, kwam vandaar naar hier op 18 augustus 18 augustus 1844 en vertrok op 27 november 1853 naar Bellingwolde. Gehuwd met Jeltje Buzeman
1854 - 1857 Folkert Jan Hesse is geboren in Groningen in 1811 trad voor het eerst in dienst in Tzummarum op 7 februari 1836 kwam vandaar naar hier op 7 mei 1854 en vertrok naar Westerlee op 22 februari 1857 en vandaar in 1861 naar Godlinze. Heeft een aantal publicaties op zijn naam staan. Was tweemaal gehuwd. Hij trouwde met zijn eerste vrouw Stientje Pieters Suir in Hoogezand op 16 januari 1836. Na haar overlijden trouwde hij in Scheemda op 3 januari 1861 met Geesien ten Have.
1857 - 1887 Jacob Luining Speckman is geboren in Kolham in 1822. Hij trad voor het eerst in dienst op 30 juli 1848 te Bergum, vetrok naar Lippenhuizen circa 1853 en kwam vandaar naar hier op 15 november 1857. Gehuwd met Gesina Limborgh te Groningen op 23 februari 1862.
1889 - 1892 K. Kloosterman.
1894 - 1899 J. Janse.
1899 - 1926 G. Strating.
1926 - 1947 P. Siemelink.
1948 -1952 W. Bartlema.

Bij het avondmaal gebruikte men twee zilveren bekers waarvan de één in 1734 door de gemeente is aangekocht en de ander in 1836 werd geschonken door het schippersgilde. Een deel van het overige avondmaalservies schonk ds. J. L. Speckman in 1882.

Eerste predikantsplaats

Beroep en intrede

Op 16 januari 1899 slaagt Geert Strating als kandidaat in de Godgeleerdheid voor het kerkelijk voorbereidend examen aan de Rijks Universiteit van Groningen.
Vervolgens dient hij het kerkelijk examen te doen. De onderwerpen van het examen zijn de volgende:

1. Uitlegging des Bijbels zowel het Oude – als het Nieuwe Testament met opgaaf der behandelde hoofdstukken.
2. De Bijbelse geschiedenis en de bijbelse Godgeleerdheid inzonderheid het leven en de prediking van Jezus.
3. De leerstellige Godgeleerdheid en de geschiedenis van de leerstellingen der Christelijke kerk.
4. De geschiedenis der Christelijke, bijzondere de Nederlands hervormde kerk en van hare leerstellingen.
5. De Christelijke zedekunde.
6. De praktische Godgeleerdheid met de beginselen van het Nederlands hervormde kerkrecht.
7. Een leerrede.

Op 4 mei 1899 doet hij dit kerkelijk examen bij het Provinciaal kerkbestuur in Utrecht. Hij slaagt en wordt toegelaten tot de Heilige Dienst en is beroepbaar.

Ds. J. Janse, sinds 1894 predikant van de Hervormde Kerk te Gasselternijveen heeft een beroep aangenomen naar de kerk te Schellingwoude. In verband met de hierdoor ontstane vacature wordt in de vergadering van kerkvoogden een commissie benoemd om informaties in te winnen over ds. Logtenberg te Lutten. Na een verslag van deze commissie wordt besloten Logtenberg aan de kerkenraad voor te dragen voor een beroep. Hij bedankt echter en vervolgens wordt besloten een beroep uit te brengen, gehoord het verslag van de commissie, op ds. Frijling van Koekange. Maar ook deze predikant bedankt. Op voorstel van ouderling J. Salomons besluit het college de kandidaat G. Strating uit Assen voor een beroep voor te dragen met 17 stemmen voor en 1 stem blanco. Nog diezelfde avond wordt door de kerkenraad de benoeming door het kiescollege in een wettig beroep veranderd.
Kandidaat Strating neemt het beroep aan en op 6 augustus 1899 doet hij als predikant zijn intrede in de Hervormde Kerk van Gasselternijveen. Hij wordt bij de gemeente ingeleid in de morgendienst door ds. Eijkma van Gieterveen met als tekst Deuteronomium 18:18 en 19:
"een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied. De man, die niet luistert naar de woorden welke hij in mijn naam spreken zal, van die zal Ik rekenschap vragen."

‘s Middags om half drie doet hij zijn intrede met de tekst 2 Corinthiërs 4:5:
"Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Here, en onszelf als uw dienaren om Jezus' wil."

Met warmte en in schone woorden schets hij de grote betekenis van deze woorden en verzekerde met grote vreugde en veel vertrouwen zijn taak in de gemeente te aanvaarden en vroeg om een plaats in de harten van de volwassenen en kinderen.
Een grote schare woonde zowel de bevestiging als de intrede bij.

In een kerkenraadsvergadering op 6 augustus 1899 is vervolgens het presidium aan Strating overgedragen en het archief onder zijn beheer gesteld.

Een orgel

foto De gemeentezang werd in de kerk geleid door de onderwijzer die als voorzanger optrad. Maar in de vergadering van kerkvoogden van 3 november 1899 wordt uitgesproken en vastgelegd dat men een orgel in de kerk wenst en dat er deze winter nog een opgaaf dient te komen om te zien over welke middelen er te beschikken valt.
Op 29 maart 1900 wordt besloten met de orgelbouwer P. van Oeckelen en zonen te Glimmen in contact te treden.
In een vergadering op 15 mei 1900 wordt mede op het advies van de deskundigen ds. Strating en H. Smit besloten om van de twee door genoemde firma aangeboden orgels, de gebruikte aan te schaffen. De prijs bedraagt f 1500,00.

Op 15 juli 1900 is het nieuwe orgel door een feestrede van ds. G. Strating ingewijd.

Er is echter direct geen bekwame organist te krijgen en op een vergadering van 13 juli 1900 wordt besloten voorlopig gebruik te maken van het aanbod van de heer Hendrik Somer uit Assen. De vergoeding voor Somer bedraagt f 75,00 per jaar. Zijn functie als organist heeft echter niet lang geduurd want per 1 januari 1901 wordt J. Boonstra tot organist benoemd en ontvangt Somer op 4 januari 1901 voor 4 maal orgelspelen plus de reiskosten een bedrag van f 10,55.

In een brief van 13 november 1900 van kerkvoogden en notabelen aan het Ned. Hervormd Provinciaal College van Toezicht maken zij melding van de kosten die gemaakt zijn voor de aankoop, de opbouw en het verfwerk van een nieuw orgel voor een totaal bedrag van f 1750,00. De opbrengst van de vrijwillige bijdragen uit de gemeente bedragen f 1250,00 en dus moet het resterende bedrag van f 500,00 worden gefinancierd.
Zij berichten het College dat is besloten deze som tegen een jaarlijkse rente van 4% op te nemen en hiervan af te lossen op 1 december 1901 f 300,00 en vervolgens ieder jaar op genoemde datum f 100,00.
Vragen voor dit besluit goedkeuring die door het College wordt verleend.

Renovatie pastorie

fotoIn een brief van ds. G. Strating, die behandeld wordt op de vergadering van kerkvoogden van 23 november 1903, verzoekt hij "te willen meewerken tot het plaatsen van één of twee kachels in de kerk en om in de pastorie een kleine vertimmering te willen bewerkstelligen tot gemak der huishouding." Hier wordt gunstig op beslist.
In de vergadering van 7 maart 1904 ligt een verzoek van ds. Strating ter tafel om in de tuin van de pastorie enige jonge vruchtbomen aan te planten, een klacht over de zware ramen van de broeibak en een verzoek om nieuw behang in de studeer – en kelderkamer omdat het oude haveloos is.
Kerkvoogden besluiten na enige bespreking een onderzoek in te stellen en zo goed mogelijk aan de wensen van ds. Strating tegemoet te komen. Wat dit onderzoek mag hebben opgeleverd is niet bekend maar in een vergadering van kerkvoogden en notabelen van 20 november 1905 komt een voorstel in bespreking tot bouw van een nieuwe pastorie waarvoor de kosten worden geraamd op f 7000,00. Besloten wordt het College van Toezicht en het synodaal bestuur te verzoeken om subsidie.
In de brief van kerkvoogden en notabelen van 24 november 1905 aan het College van Toezicht wordt genoemde beslissing gemeld en als motief aangegeven dat de oude pastorie dateert uit 1826 en zelfs niet meer aan de bescheidenste eisen kan voldoen. Bovendien wordt de pastorie bouwvallig zodat herstel of verbetering een voorwaarde wordt. Daar de verbetering met enorme kosten gepaard gaat is in beginsel besloten een nieuwe pastorie te bouwen. Voor de geraamde kosten vragen zij het College uit het Fonds voor Noodlijdende kerken in Drenthe een bedrag te subsidiëren groot één derde van f 7000,00.
Het College stelt vast dat de hoogte van de gevraagde subsidie de draagkracht van het Fonds te boven gaat en besluit tot een subsidie van één tiende zijnde f 700,00.
In de notulen van 28 maart 1906 van de Classis Assen wordt melding gemaakt van een schrijven van kerkvoogden en notabelen, waarin zij meedelen op hun vergadering van 20 november 1905, in beginsel te hebben besloten tot de bouw van een nieuwe pastorie. Daar geldelijke steun noodzakelijk is vraagt men de classis waaraan zoal moet worden voldaan wil men voor subsidie in aanmerking komen. Aan kerkvoogden is toegezegd deze informatie te verstrekken wanneer wordt gemeld hoe groot het bedrag van de subsidie met zijn en hoeveel de gemeente zelf zal bijdragen. Hierop was nog geen antwoord binnen gekomen. Dan wendt de kerkvoogdij zich bij schrijven van de heer J. Pott persoonlijk tot de classis om inlichtingen voor een subsidie uit het Fonds Noodlijdende kerken ten behoeve van de bouw van een nieuwe pastorie. De scriba van de classis, ds. D. W. Schuring, heeft daarop uitvoerig schriftelijke informatie verzonden en wanneer alle vereiste stukken in orde zijn zal de genoemde aanvraag worden gesteund.
Inmiddels is kennelijk toch nog een opgaaf van vrijwillige bijdragen à f 300,00 binnengekomen. De classis is van mening dat dit bedrag te laag is en hieruit onvoldoende belangstelling en medewerking blijkt van de gemeente. Besloten wordt kerkvoogden hiervan in kennis te stellen.
Dan schrijft de classis op 16 november 1906 dat tot haar verbazing nog steeds geen reactie is binnengekomen van kerkvoogden. Ongeveer zes à zeven weken geleden heeft de scriba aan de architect van kerkvoogden de heer M. de Vries uitvoerige inlichtingen verschaft aangaande het ingezonden bestek. Van de Vries is vernomen dat kerkvoogden direct zijn geïnformeerd over het feit dat het bestek niet voldoet aan de voorwaarden. Ook is toen aan ds. G. Strating, mondeling door de scriba van de classis meegedeeld dat het bedrag van f 300,00 te weinig is, hetgeen Strating beloofde aan kerkvoogden over te brengen. Kerkvoogden moeten nu binnen één week met een antwoord komen.
Op dit alles wordt nu zeer flegmatiek gereageerd en zonder een enkel woord van dank aan het adres van de scriba voor zijn vele bemoeiingen in deze en geantwoord dat na inlichtingen van de architect de heer de Vries en ds. Strating over de voorwaarden, door kerkvoogden is besloten om van de aanvraag om subsidie af te zien, omdat de gemeente, gelet op haar draagkracht, onmogelijk aan deze voorwaarden kunnen voldoen.

In de vergadering van 26 november 1906 besluiten kerkvoogden en notabelen de pastorie te verbouwen in plaats van nieuwbouw te plegen en de kosten worden begroot op f 5000,00. Op 1 december 1906 gaat er een brief naar het College van Toezicht dat vanwege de voorwaarden die het Classicaal bestuur heeft gesteld aan het verlenen van subsidie voor de nieuwbouw van de pastorie besloten is de plannen voor nieuwbouw op te geven en in plaats daarvan de pastorie te gaan verbouwen.
Dit is in een dusdanig stadium gekomen dat door een deskundige een tekening gemaakt is met de begroting van de kosten waaronder zijn begrepen de tijdelijke voorziening van een verblijf van de predikant en zijn gezin. Raming f 5000,00. Het verzoek van kerkvoogden is het eerder toegezegde subsidie bedrag van f 700,00 te verhogen tot f 1000,00. Het College antwoordt op 16 maart 1907 en besluit een subsidie toe te kennen van f 750,00 waarbij het fijntjes opmerkt dat de tijdelijke verblijfkosten van de predikant niet in aanmerking mogen worden genomen.

In de vergadering van 20 maart 1907 besluiten kerkvoogden de renovatie op te schorten in afwachting van het antwoord van de synode op een verzoek om subsidie.

In november 1907 besluiten kerkvoogden een bezoek te brengen aan de verbouwde pastorie van de kerk te Stadskanaal bij de Buinermond omdat daar de kosten van de verbouw aanmerkelijk lager waren.

In de vergadering van 26 december 1907 besluiten kerkvoogden definitief om zo spoedig mogelijk met de verbouw van de pastorie te starten en om na nieuwjaar met een intekenlijst de gemeente rond te gaan.

Op de vergadering van 12 februari 1908 worden verdere stappen ondernomen om de inschrijving op deze renovatie voor te bereiden.
Ook ligt een brief van de heer Salm te Arnhem ter tafel, naar aanleiding van een schrijven aan hem gericht door ds. Strating, inzake het tijdelijk gebruik van een woning van de heer Salm gelegen in Gasselternijveen. Salm stelt dat alleen op zijn voorwaarden de woning beschikbaar wordt gesteld. Besloten wordt deze voorwaarden te accepteren. Uit de notulen van de Classis Assen van 25 maart 1908 blijkt dat kerkvoogden van Gasselternijveen met de classis veelvuldig hebben gecorrespondeerd over de verbouw van de pastorie en dat er nu een verzoek is binnengekomen om een aanvraag van subsidie groot f 1750,00 uit de Generale Kas, om de verbouw van de pastorie waarvan de kosten geraamd zijn op f 5650,00, met een gunstig advies door te zenden. De classis is van oordeel dat thans blijkt dat de gemeente zelf de noodzakelijkheid heeft ingezien omdat een bedrag voor de verbouw is bijeengebracht van f 1008,00. Besloten wordt derhalve de aanvraag te ondersteunen en door te zenden met een gunstig advies.
Hier zal zijn gedoeld op de brief van 24 februari 1908 van kerkvoogden en notabelen aan de Synodale Commissie der Nederlands Hervormde kerk waarin zij schrijven "daarom hebben kerkvoogden en notabelen in hun vergadering van 26 december 1907 besloten om door gedeeltelijke verbouwing en algehele vernieuwing van het inwendige van de oude pastorie weer een voor de predikant en zijn talrijk gezin een doelmatige woning te maken, en daarmee terstond een begin te maken omdat de toestand onhoudbaar is geworden; en er toevallig een zeer goede gelegenheid is om het gezin van den predikant elders onder dak te brengen, als zich allicht niet spoedig weer zal voordoen."
En vervolgens nog dat voor dit plan f 5650,00 nodig is. Ontvangen wordt van het College van Toezicht f 750,00; een rondgang door de gemeente brengt f 1000,00 op en de rest een bedrag van f 3750,00 moet nog worden gefinancierd. Verwacht wordt f 2000,00 te kunnen lenen en in het resterende bedrag van f 1750,00 is niet voorzien en verzoekt de Synodale Commissie hiervoor een subsidie te verstrekken.

De renovatie moet hebben plaats gehad tussen 1 juli 1908 en 1 januari 1909. In het overzicht van de uitgaven is op 2 juli 1908 een eerste termijn aan huur betaald van f 46,25 aan A. J. Salm te Arnhem voor de woning waarin ds. Strating en zijn gezin tijdelijk zullen verblijven. De tweede termijn is betaald op 7 oktober 1908 en op 2 januari 1909 ontvangt K. Smit f 5,50 voor 5½ dag mee helpen met de verhuizing van ds. Strating naar de gerenoveerd pastorie.
De totale uitgaven voor de renovatie van de pastorie bedragen f 5862,61.
Interessant is ook om te zien hoe dit bedrag is gedekt.

Van de gemeenteleden bij intekening
f 1008,50
Van de synode te ‘s Gravenhage
f 1750,00
Van het College van Toezicht
f 750,00
Obligaties van Mej. H. Bakker
f 1000,00
Idem W. H. Bakker
f 500,00
Idem H. Wichers
f 1000,00
========
Totaal
f 6008,50
Uitgaven
f 5862,61
Batig slot
f 145,89

Het bedrag van f 2500,00 werd dus geleend van mej. Bakker, de heer Bakker en de heer Wichers tegen een rente van 4% per jaar. Daarvan is op 1 december 1909 f 100,00 afgelost en vervolgens elk jaar op die datum f 100,00.

Het resultaat mocht er kennelijk zijn. De pastorie was zo grondig gerenoveerd dat men van een nieuwe en voor die tijd van een moderne ambtswoning voor de predikant kon spreken.

Kerkvisitaties

foto Uit de aanwezige kerkvisitatie rapporten blijkt dat het aantal leden van de kerk constant blijft op 800. Dat de predikant catechisatie geeft aan de plus minus 200 leerlingen van de openbare lagere school en wel gedurende twee kwartalen per jaar. In het verslag over 1898 wordt één zondagschool, één meisjesvereniging en één knapenvereniging gemeld die allemaal onder leiding staan van de predikant.

Het verslag van 1903 meldt dat de zondagschool ruim 100 kinderen telt en dat de meisjesvereniging 15 leden heeft. De knapenvereniging is verdwenen maar er is nu sprake van een afdeling van de Nationaal Christelijke Geheelonthouders Vereniging die allen weer onder leiding staan van de predikant.

In 1907 is er weer een knapenvereniging en het aantal leerlingen dat aan de lagere school catechetisch onderwijs ontvangt is 160.

In 1909 wordt opnieuw geen knapenvereniging genoemd en in 1915 zijn er één zondagschool, één christelijke jongelingsvereniging en twee christelijke meisjes verenigingen allen onderleiding van de predikant.

Verder blijkt uit de rapporten dat de zondagsrust en viering behoorlijk in acht wordt genomen en dat het met de openbare zedelijkheid redelijk wel gesteld is.

Uit het verhandelde op de classisvergaderingen blijkt dat leden van het classisbestuur regelmatig persoonlijk kerkvisitatie doen. Zo is afgesproken dat ds. J. H. de Roode en ds. H. Rutgers op 3 en 4 mei 1900 een aantal kerkvisitaties zullen afleggen o.a. in Gasselternijveen. In het verslag dat zij hierover afleggen wordt gemeld dat was meegedeeld dat kerkvoogden de kosterij goederen hadden genaast, de ligger was zoek geraakt en de uitbetaling aan de koster scheen ook niet geregeld plaats te vinden. Vervolgens deze kwestie voorgelegd aan het Provinciaal College van Toezicht die op 4 juni 1900 meedeelt dat het naasten van de kosterij goederen niet juist is, omdat door de verkoop van kosterijgrond in 1898 – waarvoor de koster zelf zijn goedkeuring heeft gegeven – door de kerkvoogden en notabelen autorisatie aan het College is gevraagd en verkregen. De opbrengst is ten bate van de kosterij belegd en de betaling van het traktement aan de koster geschied volgens de boekhouder kerkvoogd geregeld.

Zo was op een persoonlijke kerkvisitatie van ds. H. Rutgers en P. J. Francke op 20 of 21 april 1903 gebleken dat de bewijzen van de Diaconie eigendommen niet aanwezig waren. Op een verzoek om opheldering aan kerkvoogden wordt niet gereageerd waarop men rappelleert. Daarna komt het onderwerp niet meer aan de orde.

Bij een kerkvisitatie in april 1906 door ds. H. Rutgers en ds. H. Suringar blijkt de index op de ingekomen stukken niet in orde.

Bij een persoonlijke kerkvisitatie van Rutgers en Visser blijkt dat er een trouwboek ontbreekt.

Naar aanleiding van een kerkvisitatie in 1912 worden de volgende vragen gesteld: Is de index op de ingekomen stukken in orde gebracht? Of reeds een dubbelboek van het trouwboek is aangeschaft en bijgeschreven? Of inmiddels eigendomsbewijzen zijn verkregen van de Diaconale goederen? Of reeds is uitgemaakt hoe op de diaconierekening f 1240,00 werd overgehouden en slechts f 1222,00 werd verantwoord? Of hierop ooit antwoord is binnengekomen vertelt het verhaal niet.

Zoals blijkt wordt bij kerkvisitaties ook de nodige aandacht besteed aan de wijze waarop met de archieven werd omgesprongen. Zo schrijft het College van Toezicht in 1902 alle kerkvoogden in Drenthe aan met vragen over hun archieven. In dit verband is de volgende brief van kerkvoogden en notabelen, ondertekend door J. Pott en J. W. Salomons, van Gasselternijveen interessant. "Naar aanleiding van en ter beantwoording uwer circulaire van 11 april j. l. hebben wij de eer u het volgende mede te delen.

1. Bestaan er in uw gemeente archieven der kerkvoogdij? Ja, maar van historisch belang zijn zij niet.
2. Zo ja, tot welk jaar klimmen die op? De oudste notulen dateren van 1816.
3. Zijn zij behoorlijk geordend en geïnventariseerd? Zij worden in twee pakketten bijeengehouden, de eerste van 1821 tot 1860 de tweede van 1860 tot 1889.
4. Op welke wijze wordt voor hun bewaring zorggedragen? Worden bewaard in een kast op de voormalige secretarie der gemeente Gasselte, de bescheiden van 1889 bij de secretaris kerkvoogd."

Predikantstraktement

foto Op 23 februari 1921 verschijnt vanwege het Algemeen College van Toezicht op het beheer der goederen en fondsen van de Hervormde Gemeenten in Nederland een circulaire. Hierin wordt ingegaan op het reglement op de Predikantstraktementen, dat door de Synode, na gehoord te hebben een commissie dienaangaande, is vastgesteld. Vanwege dit reglement is de Raad van beheer in het levengeroepen.
Tegen deze gang van zaken is nogal wat verweer gekomen vanuit kerkvoogden en notabelen omdat zij vreesden hun zelfstandigheid te verliezen.
Het Algemeen College van Toezicht meldt in deze circulaire dat zij graag meedoet met de uitvoering van het gewraakte reglement omdat zij diep doordrongen is van de moeilijke tijden nu tal van predikanten zich genoodzaakt zien hun ambt neer te legen met het oog op de stoffelijke noden van hun gezin. Eén ding is namelijk gebleken dat er armoede wordt geleden in veel pastorieën en dat hier moet worden geholpen.. Waar de gemeenten zelf onmachtig zijn moet de Nederlands Hervormde kerk helpen en de nood dringt.
De Raad van Beheer bestaat uit één predikant, zes particulieren, waarvan twee kerkvoogden en drie leden van Colleges van Toezicht. Bij de kerkvoogden wordt er op aangedrongen de traktementen te brengen op het bedrag in de reglementen voorgeschreven en dat bedrag moeten de gemeenten in principe zelf opbrengen.

Hoe groot is nu dat minimum predikantstraktement? In het reglement dat vastgesteld is op 18 augustus 1920 wordt bepaald dat voor een gemeente met minder dan 1500 leden het aanvangstraktement f 2500,00 bedraagt. Verder moet er sprake zijn van een vrije woning of een vergoeding daarvoor en een twaalfjaarlijkse verhoging van f 160,00.
Wanneer er kinderen zijn moet er kindergeld worden betaald. Kinderen tot 6 jaar f 25,00 van 6 tot 12 jaar f 50,00 en van 12 tot de meerderjarigheid f 100,00 per kind.
In gezinnen met meer dan drie kinderen worden de kindergelden met 50% verhoogd voor het aantal kinderen dat meer is dan drie.

Vanaf het begin hebben kerkvoogden van de kerk in Gasselternijveen problemen met deze regeling gehad en met de jaarlijkse bijdrage van f 400,00.
Naar aanleiding van deze kwestie ontving de kerk van 31 oktober 1921 tot en met 3 december 1925 twaalf maal een schrijven van de Raad van Beheer die eigenlijk alleen maar gingen over het niet betaald hebben van de verschuldigde bedragen. Op al deze brieven is door kerkvoogden nauwelijks gereageerd.

Kerkvoogden schreven op 23 juni 1922 naar aanleiding van de eerste circulaire van de Raad van Beheer van 31 oktober 1921 dat kerkvoogden geen vrijmoedigheid hebben om de hoofdelijke omslag te verhogen ten behoeve van de voorgestelde regeling van de Raad van Beheer op de Predikantstraktementen. Als reden geven zij "dat velen losjes aan de kerk zitten en zij lichtelijk hun lidmaatschap zouden kunnen opzeggen".
Op 10 december 1923 gaat de volgende brief uit naar de Raad van Beheer "Wat de aanbieding der rekening betreft over het afgelopen jaar, dat betalen wij niet en kunnen ook niet, wilt u de jaarlijkse toelage à f 100,00 accepteren te beginnen 1924 dan gaan wij er op in, zoo niet, dan behoeft u ons geen circulaire meer te zenden."

Inmiddels, het is dan juli 1925, is de schuld aan de Raad van Beheer opgelopen tot ongeveer f 2100,00 inclusief rente. Er volgt een bespreking door de voorzitter van kerkvoogden de heer J. W. Salomons in Zwolle over deze schuld met als resultaat dat deze schuld is teruggebracht tot f 1000,00 plus de toelage van f 400,00 over 1925. Overige kerkvoogden gaan met deze regeling akkoord.

De definitieve rekening van de Raad van Beheer blijkt f 1376,50 te zijn en behelst de periode 1922 tot en met 1925. Salomons vraagt nu wat krijgen we hiervan terug van de predikant. De vergadering moet geschorst zijn, hoewel dit niet wordt vermeld, maar Salomons gaat naar de pastorie en komt na een tijdje terug met de mededeling dat de predikant genegen is een deel terug te betalen. In het dienstjaar 1926 boekt de kerkvoogd administrateur deze terugbetaling van ds. Strating, zijnde een bedrag van f 411,00, als gift in zijn boeken.

Hieronder de gegevens met betrekking tot het traktement van ds. G. Strating en een aantal andere bronnen van inkomsten.

Periode
Jaar traktement tenzij anders aangegeven
Van 6 augustus tot 1 oktober 1899
82,08
Vierde kwartaal 1899
133,75
1900
535,00
1916
540,00
1917
735,00
1919
835,00
1920
1747,00
1922 tot vertrek op 27 juni 1926
1748,00

Daarnaast ontvangt ds. Strating vanaf 1915 f 50,00 vanwege de huur van een stuk grond achter de kerk. En voor de leerkamer f 10,00. De post van huur van land verdwijnt in 1920 en vanaf 1921 ontvangt hij f 50,00 voor het voorlezen in de kerk. Daarnaast vinden soms kleine incidentele vergoedingen plaats.
Bij zijn vertrek medio 1926 ontvangt hij f 25,00 voor een halfjaar voorlezen en f 50,00 voor gekleurd glas en bagger.
In de vergadering van 9 januari 1920 wordt door kerkvoogden en notabelen het traktement inclusief toelagen gebracht op f 2500,00.
In de vergadering van kerkvoogden en notabelen van 28 april 1926 wordt besloten het traktement van de predikant te brengen van f 3000,00 op het voorgeschreven minimum van f 2500,00.

De gegevens uit de boekhouding vertonen discrepantie met de twee genoemde besluiten van kerkvoogden hetgeen voor een deel verklaard kan worden uit de gevonden liggers van de predikant verbonden aan Gasselternijveen.

Ligger 1901
Ligger 1926
Vrije woning met tuin
Vrije woning met tuin
Rijkstraktement f 541,00
Rijkstraktement f 541,00
Rente Grootboek groot f 8600,00: f 212,00
Rente Grootboek groot f 8600,00: f 212,00
Gemeentetraktement f 320,00
Gemeentetraktement f 1747,00
Totaal f 1046,00
Totaal f 2500,00

De bedragen achter "gemeentetraktement" hebben betrekking op de traktementsbetalingen zoals die in de boekhouding zijn gevonden. Alleen 1901 klopt dan niet. De overige bedragen kreeg Strating kennelijk rechtstreeks.

Tot slot

foto Bij het lezen van de notulen van de Classis Assen is gebleken dat ds. Strating met grote regelmaat de jaarlijkse classicale vergaderingen in juni bezocht. Dezelfde notulen laten zien dat hij weinig deelnam aan de discussie. Meerdere malen werd hij in het bestuur gekozen als vervanger van een bestuurslid.

Na bijna 27 jaar neemt ds. G. Strating een beroep aan naar de Gemeente Wagenborgen en houdt zijn afscheidsdienst op 27 juni 1926. Daar heeft hij gestaan tot 1928 waarna hij een beroep aanneemt naar Oosterhout, zijn laatste gemeente, waar hij tot ongeveer 1936 predikant is geweest. Daarna is hij verhuisd naar Soest.
Geert Strating overlijdt op 8 februari 1955 in Amersfoort, 84 jaar oud en is aldaar begraven op 11 februari 1955. Zijn vrouw Louise is overleden op 2 februari 1942 in Amersfoort, 71 jaar oud.
Tijdens de Gasselternijeveense periode hebben zij hun wederzijdse ouders moeten begraven. Ds. Strating zijn moeder overleed in 1918, zijn vader in 1921.
Deze liet bij zijn overlijden op 13 december 1921 een vermogen na van ruim f 45000,00. Ds. Strating moest dit met zijn broer delen. Tot dit vermogen behoorde o.a. ook het huis aan de Stegeweg. Zie hieronder.
De vader van Louise Somer overleed in 1900 en haar moeder, die zij lange tijd bij haar thuis in de pastorie heeft verzorgd en verpleegd overleed daar in 1922.

Palmslag. HERENBEHUIZING met grote tuin Stegeweg Assen.
Op dinsdag 25 april 1922 des avonds om 8 uur zal op de Wilheliminazaal van Nijborg, aan de Rolderstraat te Assen, publiek bij palmslag worden verkocht:
De goed onderhouden HERENBEHUIZING met grote aan de Stegeweg no. 32 te Assen in huur bij de heer SLOT. De behuizing bevat:
Beneden twee kamers aan de straat, gang, achterkamer, keuken met bijkeuken verder schuur met bergzolder.
Boven twee ruime slaapkamers klein slaapkamertje, droogzolder met twee kleien kamertjes. Ingezet op slechts f 3638,00.
Te bezichtigen op de dag der palmslag van 3 - 5 uur op vertoon van een bewijs te bekomen tegen betaling van 25 cent voor het Wilhelmina Ziekenhuis te Assen, ten kantore van ondergetekende notaris.
Ten verzoeke van en in eigendom toebehorende aan de Weleerwaarde Heer Ds. G. Strating te Gasselternijveen. E. van Mesdag, notaris te Assen.

Louise Henriëtte Somer 1870 - 1942

foto Jan Fabricius schrijft in zijn boek "Jeugdherinneringen van een Asser jongen" over o.a. Louise in de rol van Sneeuwwitje tijdens een kindervoorstelling in het Concerthuis.

Dit was een kinderfeest in het kader van een uitstapje naar Appelscha door de jeugdige zangers van de zangcursus Westerschool te Assen.
"Na dit uitstapje naar Appelscha kwamen de feestvierenden om zeven uur 's avonds aan in Assen en begaven zich naar de zaal van het Concerthuis, waar de ouders van de kinderen, de leden en de begunstigers van de zangcursus in de gelegenheid werden gesteld het laatste gedeelte van het feest bij te wonen.
Na het gebruiken van verversingen werd "Sneeuwwitje" opgevoerd, uit de sprookjes van "Moeder de Gans". Het werd prachtig gespeeld en dat het algemeen voldeed, bleek uit de herhaalde toejuichingen. De meisjes A. Hazeloop, J. Keizer en L. Somer, die respectievelijk de rol van boze-, van goede koningin en van Sneeuwwitje vervulden, alsmede de jonge heer Houwink, die voor Prins speelde, maakten een aardig effect in hun werkelijke prachtige kostuums".

Kennelijk is er de nodige kritiek gekomen op bovengeciteerde verslaglegging want een dag later verschijnt het volgende bericht.
"Als wij in het vorig verslag namen noemde uit de opvoering van "Sneeuwwitje", dan had dit alleen betrekking op de kostuums, niet op spel of uitvoering: wij zouden in het andere geval tevens de jager, de jongeheer J. Dam en de jongejuffrouw J. Somer, die de vragen aan de spiegel gedaan beantwoordde, hebben moeten noemen, die evenals de dwergen, waaronder de opperste J. Fabricius, hun rol prachtig vervulden, maar wij doelden alleen op de kostuums".

De genoemde J. Somer is vermoedelijk Johanna Henriëtte Alberta Somer een dochter van Roelof Somer en Alberta Noording dus een nichtje van Louise.

Omdat Jan Fabricius in zijn boek een aantal zaken noemt die niet in het kranten artikel zijn vermeld laat ik het eerder aangehaalde stukje hier in extenso volgen. "Dit brengt mij tot een ander feest. Asser dames en heren liefhebbers van het toneel hadden in het (oude) Concerthuis een kindervoorstelling van Sneeuwwitje georganiseerd. De titelrol werd vervuld door Louise Somer, zusje van Gerke Somer, die zo prachtig op een blikken fluit kon spelen. Beiden waren kinderen van koperslager Somer in de Nieuwe Huizen. Louise was een heel mooi meisje en is later met een predikant getrouwd. Zo klein als ik was, het ging mij bij die gelegenheid als mijn oom Jan de schoenmaker: ik was de grootste van de kleintjes. Mijn rol was dus die van Oberon, Hoofdman der Dwergen. Alles ging een tijdlang goed. Wij, dwergen, hadden onze liedjes gezongen:
Wie heeft op mijn stoel gezeten,
Wie heeft van mijn bord gesnoept?
tot we bij de volgende scène waren aangeland….. Men had ons een vlassen baard om de kin geplakt en ieder van ons droeg een brandende kaars voor zich uit.
Moet ik het nog zeggen? Terwijl de zeven dwergen hun ommegang maakten om de glazen kist, waarin Sneeuwwitje in haar bleke schoonheid te slapen lag, kwam ik met de vlam van mijn kaars te dicht in de buurt van mijn baard, met het natuurlijk gevolg, dat mijn baard in brand vloog. De Hoofdman voelde zich op hetzelfde ogenblik in zijn nek gegrepen en, waarschijnlijk om uitbreiding van de ramp te voorkomen, meer goed bedoeld dan zachtaardig van het toneel gesleept, terwijl iemand anders hem de brandende baard van 't gezicht rukte.
Dat is alles wat ik mij ervan herinner. Het mag misschien enige verwondering baren, dat de schrik mij niet voor altijd de smaak voor het toneel bedorven heeft. Dat toch is niet het geval gebleken.
Ik heb alleen maar nooit meer van mijn leven een baard gedragen".

foto

De gebleken artistieke kwaliteiten van Louise vonden ook een weg in haar functie als predikantsvrouw in Gasselternijveen. Ik vond in een krantenartikel naar aanleiding van het zilveren Bruiloftsfeest en tegelijk het 25 jarig Ambtsjubileum van Louise Somer en Geert Strating de volgende hier van belang zijnde overwegingen. Ik citeer: "Laat hier dan worden gememoreerd welke buitengewone talenten Mevr. Strating bezit om iets echt moois en aantrekkelijks te maken van de Nijveenster jaarfeesten".
En vervolgens:
"En in dat werk mogen we vooral ook U Mevr. Strating niet vergeten. Wat U voor de Meisjesverenigingen bent en bent geweest. Maar hoe kunnen we aan de zoo - ik mag wel haast schrijven - beroemde jaarfeesten denken, dat we niet zouden denken aan U, die hier altijd met zulk een tact en vindingrijkheid aan hebt gewerkt, tot het welslagen hiervan.
Hoe menigmaal is er op deze jaarfeesten met stilte aandacht geluisterd, naar het fijn gevoelde lied door U gezongen. Neen, het is niet mijne bedoeling, om hier de loftrompet te blazen, doch wanneer ook een vriend de vrijmoedigheid mag nemen, iets uit het verleden aan te halen, dan mag dit toch zeker allerminst worden vergeten. Ja de schoonheid van de kunst in den zang is altijd door U hoog gehouden. We weten dan ook dat dit één van de schoonste gaven is, ons door God geschonken".

Uit dit artikel blijkt ook dat Louise intens betrokken is geweest bij de verpleging en verzorging van haar broer Gerrit Jan en haar moeder Johanna, die bij haar thuis is overleden.
Zie ook de bijlage.

Bijlage

foto

Geachte Ds. en Mevr. Strating!
Op de kronkelpaden van het leven zet de mensch, dikwijls bij storm en onweder, zijne pelgrimstocht voort. Menigmaal gebeurt het, dat men wegens de heerschende duisternis, geen enkele ster ontdekt, terwijl het lieflijk zonlicht achter zwarte wolken verscholen blijft. Is het te verwonderen, dat de vrees den pelgrim wel eens aangrijpt? Zoo zal het U, zilveren Bruidspaar wel eens gegaan zijn, want ook Uw levenspad zal evenmin als het onze, altijd licht, Uw hemel niet altijd helder geweest zijn. Van ganscher harte echter gelukgewenscht met het voorrecht dat gij boven velen geniet. Kenmerkte zich de reis door vele droeve dagen, ook blijde oogenblikken waren Uw deel. Bij een terugblik zult ge dankbaar het oog naar boven heffen, want velen die met U de reis begonnen, zijn niet meer.
Dankbaar, ook voor het groote voorrecht, dat in die 25 jaar geen van Uw kinderen werd weggenomen. Dankbaar, inzonderheid Dominé, voor de genade, 25 jaar het Evangelie des Kruises te hebben mogen brengen. Dankbaar, voor alle liefde en toegenegenheid van de gemeente Gasselternijveen 25 jaar ondervonden.
Ook deze dagen zullen daarvan getuigen! Die trouw en liefde zullen U ook, zonder twijfel verder vergezellen op den levensweg.
Met den blik omhoog Uw reis verder voortgezet. Ze kenmerke zich door nog vele en blijde dagen, en zoo wij hopen het voorrecht, om Uw zilveren kroon nog eenmaal in een gouden verwisseld te zien. En mocht Dominé Strating nog een langen tijd werkzaam zijn in de wijngaard des Heeren, tot heil van de inwoners der gemeente Gasselte.

G. N. E.

25-jarig Huwelijks- en Ambtsjubileum Ds. en Mevr. Strating - Somer.

Mij werd verzocht een enkel woord te schrijven in dit blad aangaande Ds. en Mevr. Strating en wederzijdsche familie. Me dunkt het is heden wel een dag van groote dankbaarheid voor de fam. Strating en Somer dat God de Heer Ds. en Mevr. Strating tot heden hebben gespaard, als we terug zien op 't vele dat hun beiden in die 25 jaren is ervaren.
Groote dankbaarheid zal hun beider hart vervullen jegens Hem die hen in die kwart eeuw heeft gedragen en gesterkt, die hun leven en weg heeft geleid tot hiertoe al ging het lang niet altijd langs rozen.
Welk een rijk gezegend huwelijk heeft de Heer hun gegeven, 2 zonen, 2 dochters en schoonzoon, wandelende in de wegen des Heeren. In 't bizonder zullen zij op dezen dag denken aan hun geliefde kinderen in 't verre Indië en aan hunne zonen, één varende op de baren der zee, één nog slechts voor korten tijd vertrokken naar midden Frankrijk. Iets droevigs ligt er in dat deze kinderen niet kunnen mededeelen in de feestvreugde hunner ouders en familie, maar de Heer bepaalt den weg dien wij gaan zullen.
Onze gedachten zullen zeker ook zijn bij onze reeds ontslapen geliefden vader en moeder Strating, die zich, indien het hun nog gegeven ware, met ons zouden verheugd hebben, die altijd het goede voor hunne kinderen zochten en hen steeds op het eenige noodige: Jezus Christus hebben gewezen. We zien in den geest opa Strating nog voor ons bij de intrede van Ds. Strating te Gasselternijveen, z'n oogen stralende van blijdschap, dat z'n zoon het heerlijk ambt van predikant had gekozen, te meer nog om de verschillende momenten die er in 't leven van hem waren voorafgegaan welke U allen bekend zijn en waarom we dit des te meer met hem konden begrijpen.
't Zal voor U familie Strating in Assen ook een feestvreugde en een dag van grooten dank aan God zijn, U, Strating, die ook jaren in kerkelijk verband gezeten heeft en steeds het heil der zielen zocht, te mogen zien dat Ds. en Mevr. Strating menige ziel tot heil en zegen zijn geweest.
Ook de fam. Somer zal zich op dezen dag verheugen, dat de Heer hun nabij geweest is in die 25 jaren met hunne zuster en zwager Strating welke ons lief en dierbaar zijn. In deze dagen voelen we nog te inniger de banden die ons binden.
't Moet me van 't hart, we weten dat onze geliefde zuster zich ook gelijk onze zwager zich geheel heeft gegeven aan de gemeente, steeds een voorbeeld is geweest als ware discipelin van Jezus Christus. Ook gij zijt met uw man de gemeente tot een zegen geweest tot hier toe. Haar levenslot was de laatste jaren niet al te rooskleurig, maar ze stelde haar leven en beschikking in Hem, wiens doen enkel wijsheid is. Hoe heeft zij zich niet geheel gegeven aan onze geliefde moeder Somer en met welk een liefde heeft zij broer Jan niet verpleegd. Me dunkt een woord van innigen dank past ons zeker juist op dezen dag aan haar, die ook voor hen beiden tot grooten zegen is geweest Ook willen we niet nalaten onzen geliefden ontslapen vader Somer te gedenken die echter zeer kort in de vreugde en het geluk zijner kinderen heeft mogen deelen. Geve God de Heer dat Ds. en Mevr. Strating tot in lengte van dagen tot heil en zegen voor de gemeente Gasselternijveen mogen blijven werken.
Zij deze dag voor de familie Strating en Somer dan een dag van dank en blijdschap tot God den Heer. Ook wij zullen gaarne mede instemmen met het lied 't welk hun beiden zal worden toegezongen:

Dankt nu saâm, dankt nu saâm! Richt den blik omhoog Tot den Heer, die U te samen Met Uw kind'ren heeft gespaard. En aan doornen, die er kwamen, Lief'lijk rozen heeft gepaard. Heil het huis, waar het kruis Steeds een Trooster vond. En de vreugd oud' en jeugd Aan den Heiland bond! Steeds vertrouwt Hem, die trouwe houdt.
Dankt nu saam, dankt nu saâm! Richt den blik omhoog Tot den Heer, die saam liet zaaien 't Heerlijk Evangeliewoord. Die met blijdschap U deed maaien. Zaaiers, zaait in Godsnaam voort, Zaait maar voort, zaait maar voort Met Uw woord en werk. Christus die liefd' U gaf, Maakt Uw handen sterk. Steeds vertrouwt Hem, die trouwe houdt.


A. S.

Ter gelegenheid van het zilveren jubilé van Ds. Strating wijden wij den pastor van de Ned. Herv. Gemeente te Gasselternijveen gaarne onderstaande regels.
Vijf en twintig jaar het Evangelie van Gods genade in Christus te mogen verkondigen is zeker een uitnemend voorrecht, waarvoor de jubilaris allereerst Hem zal danken, die Zijne dienaren roept tot Zijn heerlijk werk. Maar het vijf en twintig jaar te mogen doen in één gemeente, maakt dat voorrecht niet kleiner, zeer zeker nog grooter. In den loop der jaren is Ds. Strating met zijn gemeente samengegroeid en de gemeente met hem, terwijl die groei zijn kracht ontleende aan Christus in Wien beider leven en heerlijkheid is. Wij zien nu over moeilijkheden en verdrietelijkheden, welke in het leven van iederen predikant, die zijn taak trouw behartigt, herhaaldelijk voorkomen, heen en gedenken alleen het 'treffelijk' werk, zooals de apostel Paulus het kwalificeert.(1 Tim. 3 : 1).
Meermalen is door predikanten getuigd, dat nooit zoo sterke banden ontstaan als die, welke groeien in hun eerste gemeente.
Welnu, Ds. Strating heeft die banden niet behoeven te verbreken. God heeft hem gelaten, waar hij tot heden was en de liefde, toegenegenheid en vriendschap zijn er waarlijk in den loop der jaren niet op verminderd.
Met groote waardeering heb ik meermalen over den persoon en den arbeid, van mijn vriend hooren spreken, niet alleen door geestverwante gemeenteleden, maar ook door andere vooraanstaande personen in het publieke leven van het dorp, waaraan hij zijn beste krachten geeft. Van allerlei kanten zal hem dat op zijn feest blijken. Wil dat zeggen, dat er nimmer te klagen viel? dat deze Evangelie dienaar nooit iets van teleurstelling en ontmoediging, van minder vriendelijke gezindheid en niet prettige verhouding heeft ondervonden? Natuurlijk niet. 't Werk des Evangelies heeft en houdt zijne eigenaardige bezwaren. Ook daargelaten eigen zonden en tekortkomingen tegenover God en mensen, blijft in deze wereld bestaan de ergernis des Kruises. Maar ik ben er van overtuigd, dat dankbaarheid den boventoon zal hebben, nu Ds. Strating op dit hoogtepunt mag staan. Ik weet 't, dat hij bij vernieuwing zijn roeping ziet als een heerlijke taak, en dat hij jong en oud wil dienen met alles wat de God zijns levens hem schonk.
Wij zien aan de jubilaris met zijn aangeboren humor en zijn heerlijke blijmoedigheid het profetische woord bewaarheid: 'die den Heer verwachten, zullen de kracht vernieuwen' (Jes. 40 : 31). Gelukkig gaat hij onder den last der jaren nog niet gebogen, maar in volle frisheid staat hij, waar de Heer hem stelde - en hij zal 't getuigen, dat iedere dag Gods goedertierenheden nieuw zijn.
Die God zegene en sterke dezen trouwen dienaar ook bij 't klimmen der jaren, en geve, dat velen het Evangelie des Levens in Christus leren kennen in al zijn aantrekkelijkheid en onmisbaarheid. Want de hoogste eer voor een jubilerend predikant is ten slotte niet de hulde, die hij van mensen ontvangen mag, al willen die zich gaarne beijveren om bloemen te strooien op zijn pad; maar meer dan dit is, dat zijn Heiland hem heten mag een goeden en getrouwen dienstknecht. 't Een hoeft 't ander niet uit te sluiten, neen, ideaal is juist dat deze beide samengaan; en ik twijfel er niet aan, of Ds. S. mag dat ondervinden en 't zal hem bemoedigen en sterken om met trouw en liefde voort te gaan in den arbeid, die hem van Godswege in de gemeente van Gasselternijveen is aangewezen.
Natuurlijk kan ik de persoon en het werk van Ds. S. niet vermelden of ik moet als vanzelf ook denken aan Mevrouw, die altijd met grote liefde en toewijding haar man ter zijde stond. Hoe hartelijk heeft zij al die jaren met de gemeente meegeleefd. Er waren geen omstandigheden van blijden of droeven aard of Mevr. S. toonde hare vriendelijke belangstelling.
Wie zal zeggen wat de gemeente direct en indirect aan deze 'moeder in Israël' heeft te danken? Wij brengen haar een welverdiend eresaluut. Haar bescheidenheid zal 't helemaal niet prettig vinden hier openlijk te worden gesignaleerd, maar bij eene gelegenheid als deze mogen we toch niet al te veel met haar persoonlijke neiging rekening houden.
Ik meen, dat elders in dit blad een plekje is ingeruimd om te gedenken wat het zilveren paar inzonderheid voor de rijpere jeugd heeft gedaan. Laat hier dan alleen worden gememoreerd welke buitengewone talenten Mevr. S. bezit om iets echt moois en aantrekkelijks te maken van de Nijveenster jaarfeesten, al zijn de jongelui ook in dit opzicht de kinderschoenen wel ontwassen. Zal ik verder nog spreken van de gastvrije pastorie en van allerlei vriendelijke attenties aan ontelbaar velen bewezen? Er zullen niet veel gemeentenaren zijn, die daarvan niet weten of er geen ondervinding van opdeden.
De Heer zij met het Zilveren Paar tot in lengte van dagen en doe hun bij toeneming ervaren, dat er geen beter middel is om eigen leed en kruis te dragen dan 't meeleven met hunne gemeente. Zeker, vijfentwintig lange jaren hebben Ds. en Mevr. Strating die gemeente reeds gediend. maar ik ben er van overtuigd, dat er niet velen zullen wezen onder hunne gemeentenaren, die liever zouden rillen, dat de pastorie door anderen werd bewoond.
Gaat dan voort, gelukkig dankbaar, van God gezegend echtpaar, op den weg, waarop God U tot hiertoe leidde - en zij het Evangelie van Christus uw roem en heerlijkheid, waarvoor ook uw leven en werken een aanbeveling is - te midden van eene Gemeente, die U dankbaar waardeert, en van vrienden, die van harte meedoen in de hulde, die U wordt gebracht.

G. v. D.

Het feest op de Ned. Herv. pastorie van Gasselternijveen is niet een feest alleen voor de Ned. Herv. Gem. alhier, maar ook voor ons heele dorp. Die invloed toch, die van een pastorie uitgaat is groot, zeer groot vooral in een klein plaatsje als het onze, waar aller oogen gevestigd zijn op het leven aldaar.
De leden der kerkelijke gemeente, vooral de kerkgangers onder hen, mogen dan den invloed ondervinden van het wel gesproken woord, de dorpsgenoten ondervinden het veel wel sprekender voorbeeld van den dominee. Wie zal willen en kunnen ontkennen dat wij in Ds. Strating hebben een vriendelijk voorbeeld van lankmoedig geduld? Hij moge tegenstanders hebben, zeker heeft hij geen vijanden.
Is zijne lankmoedigheid groot, grooter is nog zijn trouw aan wat hij zich ten plicht kent, en zijne toewijding aan zijn ambt. Strating was geroepen tot den herdersstaf en hij heeft die staf gevoerd tot ons heil!
Maar nog grooter dan zijn trouw aan zijn plicht, is zijne chariteit, zijne Christelijke milddadigheid.
Van een sober inkomen wist hij door nog soberder levenswijze te sparen om te kunnen geven waar hulp noodig was. Strating heeft nooit van zijn overvloed kunnen geven en hij gaf niet alleen zijn geld, maar ook zijn persoon, zijn heele gezin. Hij gaf niet omdat hij moest geven, zoals de wet ons tegenwoordig maar al te zeer dwingt om te geven bij werkloosheid, aan ouderdom en invaliden - maar hij gaf met vreugde, met liefde en juist daardoor gaf hij zoo veel. Hij zelf leed er het meeste onder, dat hij niet nog meer kon geven.
Het is vooral om dit voorbeeld van Christelijke naastenliefde, zoo zeldzaam in onzen tijd van koud en hard staats-socialisme, dat ook zij die buiten het kerkverband staan zoo groote reden hebben blij te gedenken dat de Ned. Herv. Pastorie te Gasselternijveen door een Strating is bezet.
Wie zal onder cijfers brengen hoe vele gaven en hoe veel er gegeven werd onder invloed van dat voorbeeld, hoe velen door dat voorbeeld er toe gebracht werden in een zware verdrietige levenstaak niet te vertragen.
Laten wij dan allen deel nemen in het feest op die pastorie en hem door onze hulde onze dankbaarheid toonen voor het voorbeeld ons 25 jaren gegeven. Laten wij ons, met terzijdestelling voor wat ons verdeelt, één tonen in die hulde.
Wij weten zeer goed, Ds. Strating, dat als gij het dagboek van uwe heerlijke loopbaan opslaat, gij vele dagen van zorg, kommer en verdriet zult tegenkomen, maar laat onze hulde vele van die dagen verzoeten want wij gevoelen eene blijde dankbaarheid, dat gij des niet al te min steeds de kracht gevonden hebt uw werk voort te zetten.
Wij brengen dank aan uw echtgenoote de steun en hulp U geboden in uw arbeid. Neen, het feest op de Ned. Herv. Pastorie is niet alleen een feest voor de lidmaten, maar ook voor onze heele gemeenschap. Wij alle danken U, Ds. Strating, voor uw rijk en machtig voorbeeld van geduld, moed en volharding.

MULLER

Zeer geachte Ds. en Mevr. Strating!
In bijna ieder menschenleven zijn van zulke dagen, die niet onopgemerkt, niet zonder bizondere aandacht kunnen en mogen voorbijgaan. Hetzij een verjaardag, een jubileum, of iets dergelijks. Zulk een dag zal het. zoo de Heer wil, op den tien Aug. zeker wel niet het minst voor U zijn. Op dezen dag, althans in dezen tijd toch, is het voor U in meer dan één opzicht een 25 jarig Jubileumfeest. Want het is niet alleen voor U de herdenking van een 25jarige echtverbintens, maar voor Dominé ook het oogenblik, dat hij vijfentwintig jaar als predikant de Ned. Herv. Kerk gediend heeft.
Zulk een dag mag dan ook zeker niet ongevierd voorbijgaan.Onwillekeurig zult U dan ook bij deze mijlpaal op Uwen levensweg een blik werpen op het verleden dat door U zelven het best kan worden overzien, omdat het door U beleefd is.
Maar toch zijn er ook anderen, die wel iets weten van den levensweg, die in het verleden ligt, anderen die met U in aanraking zijn gekomen op Zondagsschool en Vereenigingen, anderen die Uw leerlingen zijn geweest.
En zulk een vriend en ouderling is schrijver dezes, die U op dezen dag, en hij is er van overtuigd met vele anderen, naast God, nog eens de dank wil brengen voor de vele gezegende en leerzame uren, in tegenwoordigheid met U doorgebracht.
En dan denk ik in de eerste plaats aan de Jongelingsvereen. 'Onderzoekt de Schriften'. Hoe kunnen we hier anders aan terug denken dan met een aangename herinnering. Onze vergaderingen toch beantwoordden altijd aan het schoone doel der vereeniging, om door onderzoek van Gods Woord en bespreking van verschillende vragen, werkzaam te zijn tot bevordering van elkanders tijdelijk en eeuwig welzijn.
Hoevele avonden hebben we dan ook gehad om met elkander Gods dierbaar Woord te onderzoeken en te bespreken, verschillende vragen te behandelen enz. En bij deze besprekingen werden we altijd trouw geholpen en voorgelicht door onzen Weleerw. Voorzitter Ds. Straling.
Het gaat niet aan om hier alle kleine bijzonderheden bij langs te gaan, doch de herinneringen aan de avonden van de Jongelingsvereen, zullen zeer zeker ieder oud-lid bijblijven.
Doch Uw arbeid, Ds. en Mevr. Strating, onder de jeugd bestaat niet alleen in de Jongelingsvereen. Naast deze vereeniging toch bestaat er een Knapenvereeniging, de groote en kleine Meisjesvereeniging, tegenwoordig naar ik meen een Reciteerclub en daarbij de Zondagsschool.
Wanneer men dit staatje zoo overziet, komt men toch wel tot de conclusie, dat Uw werk onder de jongemenschen een groote plaats heeft ingenomen. En in dat werk mogen we vooral ook U Mevr. Strating niet vergeten. Wat U voor de Meisjesvereenigingen zijt en zijt geweest, kan een lid of oud-lid van deze vereenigingen beter beoordeelen dan een vroeger lid van de Jongelingsvereen.
Maar hoe kunnen we aan de zoo - ik mag wel haast schrijven - beroemde jaarfeesten denken, dat we niet zouden denken aan U, die hier altijd niet zulk een tact en vindingrijkheid aan hebt gewerkt, tot het welslagen hiervan.
Hoe menigmaal is er op deze jaarfeesten met stilte aandacht geluisterd, naar het fijn gevoelde lied door U gezongen.
Neen, het is niet mijne bedoeling, om hier de loftrompet te blazen, doch wanneer ook een vriend de vrijmoedigheid mag nemen, iets uit het verleden aan te halen, dan mag dit toch zeker allerminst worden vergeten. Ja de schoonheid van de kunst in den zang is altijd door U hoog gehouden. We weten dan ook dat dit één van de schoonste gaven is, ons door God geschonken.
Moge ik dan besluiten met den wensch, dat U ook hierin nog vele jaren voor den jeugd ten zegen moogt zijn, dat het verder U ds. en mevr. Strating en Uw gezin wel moge gaan en dat U van den Heer geschonken moge worden, dat U nog vele jaren zoo'n groote plaats ook onder de jeugd moogt innemen.

EEN VRIEND EN OUD LEERLING

Assen, januari 2006
© Somer

Een artikel uit de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 28 november 1959.

Stukje kerkelijke historie van Gasselternijveen.
Nederlands Hervormde Kerk 100 jaar

Op 18 december a.s. is het 100 jaar geleden dat het Nederlands Hervormde kerkgebouw te Gasselternijveen in gebruik werd genomen. In verband hiermee hebben wij een dezer dagen ene gesprek gehad met de heer G. van Sluis te Gasselternijveen, de voorzitter van het herdenkingscomité, die ons zo het ene en ander vertelde over de geschiedenis van de Hervormde Gemeente te Gasselternijveen. De Nederlands Hervormde Gemeente bestaat natuurlijk al veel langer. Zij dateert reeds uit omstreek 1680, uit de tijd dat dit dorp een veenkolonie in opkomst was en het Gasselter Nije Veen werd ontgonnen. Het veen werd afgegraven en de turf werd per schip vervoerd door de Schrijverswijk, vervolgens in westelijke richting totdat men via het tegenwoordige "Nieveenster Diepje" de Hunze had bereikt.

In de kerk opgesloten

De landerijen en veenderijen van de boeren uit het oude zanddorp Gasselte strekten zich ver uit in oostelijke richting tot aan het tegenwoordige Gasselterboerveen en de Gasselterboerveensche mond. Vandaar wellicht, dat deze buurtschappen nog steeds kerkelijk bij het dorp Gasselte behoren.
Van omstreeks 1680 dus dateert de Nederlands Hervormde Gemeente. De eerste kerk stond op de plaats, waar momenteel de landbouwer J. de Boer woont aan de Hoofdstraat. En naast de kerk stond de school. Oude ingezetenen van Gasselternijveen wisten vroeger dan ook te vertellen, dat de meester de jongens, die schelmenstreken hadden uitgehaald, in de kerk opsloot. Verder was er bij de kerk een begraafplaats.
Thimotheüs Huges, boer in Gasselte, was destijds kerkvoogd. Hij vestigde zich later in het Gasselter Nije Veen, op de plaats waar tegenwoordig de cementindustrie is gevestigd. Hij was de vader, respectievelijk de grootvader van de heren Albert Huges en Harm Huges, die beiden burgemeester van de gemeente Gasselte zijn geweest.

Nieuwe kerk

In die tijd nu, dat Thimotheüs Huges kerkvoogd was, werd besloten een nieuwe kerk te bouwen. Het oude kerkgebouw was bouwvallig geworden en bovendien - zo staat in de oude notulenboeken opgetekend - werd zij te klein om al het kerkvolk te bergen. In het najaar van 1859 kwam de nieuwe kerk gereed en op zondag 18 december werd zij in gebruik genomen. Er kwam toen heel wat kijken om een kerk te bouwen. Bovendien was het in die jaren op het kerkelijk erf in Gasselternijveen niet zo erg rustig. Immers het was nog maar enkele jaren geleden, dat de toenmalige plaatselijke predikant, dr. Feisser, zich openlijk tegen de kinderdoop verzette en dientengevolge werd geschorst en afgezet.*)

Uit wijde omgeving ging met des zondags naar Gasselternijveen ter kerk, hetzij lopende of per rijtuig om de nieuwe leer van dr. Feisser te beluisteren. Nadat dr. Feisser was afgezet diende hij op zondag 13 april 1845 in een wijk bij de boerderij van Roelof Reiling de volwassendoop toe aan aantal dopelingen en daarmee was de eerste baptistengemeente in Nederland ene feit geworden. Vandaar de naam Baptistenkade in Gasselternijveen. Ook begonnen in die jaren de "afgescheidenen" zich te bewegen, maar het zou nog tot donderdag 2 maart 1965 duren, voordat er in Gasselternijveen een "afgescheiden gemeente" zou worden geïnstitueerd.

Tussen deze jaren in dus kwam de kerk gereed. In de loop der jaren is er natuurlijk wel zo het een en ander aan veranderd, maar in 1953 werd zij grondig opgeknapt, gemoderniseerd en aan de eisen destijds aangepast

*) Dr. Feisser was gehuwd met Karsina Wichers, die voor haar huwelijk samen met haar broer woonde op de boerderij, die thans nog door het geslacht Wichers wordt bewoond, namelijk het perceel aan de Havenkade.


HOME