Het ontstaan van Gasselternijveen,
eerst genoemd Nieuw Gasselte en Gasselterveen, is te danken aan
de activiteiten de ingezeten van Gasselte die na 1650 zijn
begonnen met het vervenen van de in hun marke gelegen venen om
daarvan turf te maken en deze af te voeren. Gasselternijveen is
dus van oorsprong een veenkolonie. De gelovigen in deze nieuwe
plaats resulteerden onder de kerk van Gasselte. De toenmalige
predikant van Gasselte ds. A. C. Fabricius schijnt hier vanaf
1684 enig kerkelijk werk te hebben verricht. Deze situatie duurde
tot 1697. In dat jaar werd de kerkelijke gemeente van
Gasselternijveen zelfstandig en telde 358 inwoners. Ds. Gerhardus
Cock (ook wel Kock) was de eerste predikant en bleef dit tot
1705. De eerste kerk die deze nieuwe gemeente, met steun van een
gehouden collecte in de Landschap en daarbuiten, begon te bouwen
is door hevige stortregen en stormwind ingestort toen de bouw nog
niet gereed was. De kerkdiensten vonden daarna tot 1707 plaats in
een particulier huis. In 1707 begon men met het stichten van een
nieuw kerkgebouw en op 25 september van dat jaar werd in deze
kerk het eerste kind gedoopt. Deze nieuwe kerk werd mede mogelijk
gemaakt door opnieuw een collecte te houden in Drenthe en de
naburige provincies. Toen deze kerk te klein werd maar ook
bouwvallig besloot men in 1857 tot nieuwbouw. Na allerlei
strubbelingen werd de kerk in 1859 voltooid en op 18 december
1859 door ds. J. L. Speckman ingewijd met een preek over 1
Koningen 8: 29a. "…. Dit huis de plaats waarvan Gij gezegd
hebt: mijn naam zal aldaar zijn - zodat Gij hoort naar het gebed
dat uw knecht te dezer plaatse opzenden zal." In deze nieuwe kerk
kwam een klok te hangen die op 1 november 1858 in Groningen werd
gegoten. Daarvoor had de kerk geen klok omdat er geen toren was,
maar hing er een klokje van ongeveer 30 Hollandse ponden in een
eikenboom die in de tuin van de pastorie stond. Deze klok kwam
uit Holland en werd toen verkocht voor f 24,80. Het inschrift van
de klok luidde "Soli Deo gloria 1743." De bouw van de nieuwe kerk
werd aangenomen voor een som van f 8460,00. Maar na voltooiing
van het bouwwerk bleken de werkelijk kosten f 15010,00 te
bedragen. Om dit bedrag te financieren werd f 7900,00 geleend van
particuliere kerkleden. Het Rijk betaalde f 2400,00 aan subsidie
en de synode f 1500,00. Uit een provinciaal fonds ontving men f
150,00. De afbraak van de oude kerk leverde f 517,75 op en aan
vrijwillige bijdragen uit de gemeente werd een bedrag ontvangen
van f 2556,25. En zo kon men het geheel nog afsluiten met een
klein batig slot.
1697 - 1705 | Gerhardus Cock werd beroepen door de gemeente ondertekend door 19 personen; werd op 14 januari 1697 geëxamineerd en op 22 februari 1697 bevestigd. Ontslagen op 13 augustus 1705 wegens een beroep naar Emmen. |
1706 - 1734 | Stephanus Stechman trad hier voor het eerst in dienst op 31 januari 1706 werd emeritus in maart op april 1734 en ging met attest in juni van dat jaar naar Groningen. |
1734 - 1737 | Johannes Steenbergen werd geboren in Ruinerwold en trad in hier voor het eerst in dienst op 18 juli 1734 en overleed eind 1737. |
1739 - 1750 | Johannes Placius is geboren te Holwerd trad voor het eerts in dienst in Herkingen in augustus 1727 en kwam van daar naar hier op 3 mei 1739 en vertrok op 31 december 1750 naar 't Zand waar hij op 19 mei 1760 overleed. |
1751 - 1790 | Rudolf Banting werd geboren in Sleen in 1717 en trad hier voor het eerst in dienst op 31 mei 1751. Ging met emeritaat op 23 maart 1790 en overleed hier 10 juli 1791. |
1790 - 1812 | Frederik Willem Hugenholtz is geboren te Emmelenkamp op 11 september 1754. Hij trad hier voor het eerst in dienst op 12 september 1790 en overleed op 12 oktober 1812. Ongehuwd. |
1813 - 1825 | Henricus Albertus Jacobus Calkoen werd geboren in Hoogeveen in 1777 (gedoopt op 19 mei 1777). Trad voor het eerst in dienst in Wilsum op 6 juli 1800 en kwam van daar naar hier op 14 november 1813 en vertrok op 2 oktober 1825 naar Hurwenen, naar Schalkwijk in 1827 en ging met emeritaat op 1 januari 1838. |
1826 - 1828 | Johannes Schotsman geboren op 8 november 1787 in Purmerend. Trad voor het eerst in dient op 3 november 1813 te Brandlicht, vertrok vandaar in 18 14 naar Niënhuis, in 1819 naar Neede, in 1823 naar Emmelenkamp kwam vandaar naar hier op 26 februari 1826 en vertrok op 31 augustus 1828 naar Zuidwolde (Gr.) en overleed aldaar op 21 februari 1847. Gehuwd met Harmanna Wolthera Cramer. |
1829 - 1833 | Wibrandus Verweij werd geboren in Franeker in 1807 en trad hier voor het eerst in dienst op 1 februari 1829 en ging naar Winschoten op 3 november 1833. Hij heeft diverse publicaties op zijn naam staan. |
1834 - 1838 | Hendrik Karel Roessingh is geboren in Niënhuis in het graafschap Bentheim in 1807 en trad voor het eerst in dienst op 22 november 1829 te Emmelenkamp en kwam hier op 23 maart 1834 en vertrok naar Haren op 25 november 1838. Hij overleed daar op 22 maart 1882. Gehuwd met Louise Albertine Collard. |
1839 - 1844 | Johannes Elias Feisser geboren te Winsum in 1805. Promoveerde 1828 in Groningen op de dissertatie De Vita Basilii Magni, Caesareae in Vappadocia Episcopi. Trad voor het eerst in dienst op 3 augustus 1828 te Lekkum en Miedum, ging naar Winschoten in 1830 en in 1833 naar Franeker. Op zijn verzoek aldaar eervol ontslagen op 14 oktober 1838. Hij trad hier in dienst op 3 maart 1839, doch werd door het Provinciaal kerkbestuur bij uitspraak van 19 december 1843 per 1 januari 1844 uit zijn dienst ontzet wegens verzuim en weigering van een gedeelte van zijn taak en de daardoor ontstane wanorde. Heeft diverse publicaties op zijn naam staan. O.a. Getrouw verhaal van mijne werkzaamheden en lotgevallen als dienaar des Heeren te Gasselter Nieuwveen, aldaar 1844. |
1844 - 1853 | Albertus ten Oever geboren te Groningen in 1811. Trad voor het eerst in dienst op 20 september te Oosterwijtwert, kwam vandaar naar hier op 18 augustus 18 augustus 1844 en vertrok op 27 november 1853 naar Bellingwolde. Gehuwd met Jeltje Buzeman |
1854 - 1857 | Folkert Jan Hesse is geboren in Groningen in 1811 trad voor het eerst in dienst in Tzummarum op 7 februari 1836 kwam vandaar naar hier op 7 mei 1854 en vertrok naar Westerlee op 22 februari 1857 en vandaar in 1861 naar Godlinze. Heeft een aantal publicaties op zijn naam staan. Was tweemaal gehuwd. Hij trouwde met zijn eerste vrouw Stientje Pieters Suir in Hoogezand op 16 januari 1836. Na haar overlijden trouwde hij in Scheemda op 3 januari 1861 met Geesien ten Have. |
1857 - 1887 | Jacob Luining Speckman is geboren in Kolham in 1822. Hij trad voor het eerst in dienst op 30 juli 1848 te Bergum, vetrok naar Lippenhuizen circa 1853 en kwam vandaar naar hier op 15 november 1857. Gehuwd met Gesina Limborgh te Groningen op 23 februari 1862. |
1889 - 1892 | K. Kloosterman. |
1894 - 1899 | J. Janse. |
1899 - 1926 | G. Strating. |
1926 - 1947 | P. Siemelink. |
1948 -1952 | W. Bartlema. |
Bij het avondmaal gebruikte men twee zilveren bekers waarvan de één in 1734 door de gemeente is aangekocht en de ander in 1836 werd geschonken door het schippersgilde. Een deel van het overige avondmaalservies schonk ds. J. L. Speckman in 1882.
Op 16 januari 1899 slaagt Geert Strating als kandidaat in de Godgeleerdheid voor het
kerkelijk voorbereidend examen aan de Rijks Universiteit van
Groningen.
Vervolgens dient hij het kerkelijk examen te doen. De onderwerpen
van het examen zijn de volgende:
1. Uitlegging des Bijbels zowel het Oude – als het Nieuwe
Testament met opgaaf der behandelde hoofdstukken.
2. De Bijbelse geschiedenis en de bijbelse Godgeleerdheid
inzonderheid het leven en de prediking van Jezus.
3. De leerstellige Godgeleerdheid en de geschiedenis van de
leerstellingen der Christelijke kerk.
4. De geschiedenis der Christelijke, bijzondere de Nederlands
hervormde kerk en van hare leerstellingen.
5. De Christelijke zedekunde.
6. De praktische Godgeleerdheid met de beginselen van het
Nederlands hervormde kerkrecht.
7. Een leerrede.
Op 4 mei 1899 doet hij dit kerkelijk examen bij het Provinciaal
kerkbestuur in Utrecht. Hij slaagt en wordt toegelaten tot de
Heilige Dienst en is beroepbaar.
Ds. J. Janse, sinds 1894 predikant van de Hervormde Kerk te
Gasselternijveen heeft een beroep aangenomen naar de kerk te
Schellingwoude. In verband met de hierdoor ontstane vacature
wordt in de vergadering van kerkvoogden een commissie benoemd om
informaties in te winnen over ds. Logtenberg te Lutten. Na een
verslag van deze commissie wordt besloten Logtenberg aan de
kerkenraad voor te dragen voor een beroep. Hij bedankt echter en
vervolgens wordt besloten een beroep uit te brengen, gehoord het
verslag van de commissie, op ds. Frijling van Koekange. Maar ook
deze predikant bedankt. Op voorstel van ouderling J. Salomons
besluit het college de kandidaat G. Strating uit Assen voor een
beroep voor te dragen met 17 stemmen voor en 1 stem blanco. Nog
diezelfde avond wordt door de kerkenraad de benoeming door het
kiescollege in een wettig beroep veranderd.
Kandidaat Strating neemt het beroep aan en op 6 augustus 1899
doet hij als predikant zijn intrede in de Hervormde Kerk van
Gasselternijveen. Hij wordt bij de gemeente ingeleid in de
morgendienst door ds. Eijkma van Gieterveen met als tekst
Deuteronomium 18:18 en 19:
"een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun
broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond
leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied. De
man, die niet luistert naar de woorden welke hij in mijn naam
spreken zal, van die zal Ik rekenschap vragen."
‘s Middags om half drie doet hij zijn intrede met de tekst
2 Corinthiërs 4:5:
"Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Here, en
onszelf als uw dienaren om Jezus' wil."
Met warmte en in schone woorden schets hij de grote betekenis van
deze woorden en verzekerde met grote vreugde en veel vertrouwen
zijn taak in de gemeente te aanvaarden en vroeg om een plaats in
de harten van de volwassenen en kinderen.
Een grote schare woonde zowel de bevestiging als de intrede
bij.
In een kerkenraadsvergadering op 6 augustus 1899 is vervolgens
het presidium aan Strating overgedragen en het archief onder zijn
beheer gesteld.
De gemeentezang werd in de kerk geleid door de onderwijzer die
als voorzanger optrad. Maar in de vergadering van kerkvoogden van
3 november 1899 wordt uitgesproken en vastgelegd dat men een
orgel in de kerk wenst en dat er deze winter nog een opgaaf dient
te komen om te zien over welke middelen er te beschikken
valt.
Op 29 maart 1900 wordt besloten met de orgelbouwer P. van
Oeckelen en zonen te Glimmen in contact te treden.
In een vergadering op 15 mei 1900 wordt mede op het advies van de
deskundigen ds. Strating en H. Smit besloten om van de twee door
genoemde firma aangeboden orgels, de gebruikte aan te schaffen.
De prijs bedraagt f 1500,00.
Op 15 juli 1900 is het nieuwe orgel door een feestrede van ds. G.
Strating ingewijd.
Er is echter direct geen bekwame organist te krijgen en op een
vergadering van 13 juli 1900 wordt besloten voorlopig gebruik te
maken van het aanbod van de heer Hendrik Somer uit Assen. De
vergoeding voor Somer bedraagt f 75,00 per jaar. Zijn functie als
organist heeft echter niet lang geduurd want per 1 januari 1901
wordt J. Boonstra tot organist benoemd en ontvangt Somer op 4
januari 1901 voor 4 maal orgelspelen plus de reiskosten een
bedrag van f 10,55.
In een brief van 13 november 1900 van kerkvoogden en notabelen
aan het Ned. Hervormd Provinciaal College van Toezicht maken zij
melding van de kosten die gemaakt zijn voor de aankoop, de opbouw
en het verfwerk van een nieuw orgel voor een totaal bedrag van f
1750,00. De opbrengst van de vrijwillige bijdragen uit de
gemeente bedragen f 1250,00 en dus moet het resterende bedrag van
f 500,00 worden gefinancierd.
Zij berichten het College dat is besloten deze som tegen een
jaarlijkse rente van 4% op te nemen en hiervan af te lossen op 1
december 1901 f 300,00 en vervolgens ieder jaar op genoemde datum
f 100,00.
Vragen voor dit besluit goedkeuring die door het College wordt
verleend.
In een brief van
ds. G. Strating, die behandeld wordt op de vergadering van
kerkvoogden van 23 november 1903, verzoekt hij "te willen
meewerken tot het plaatsen van één of twee kachels
in de kerk en om in de pastorie een kleine vertimmering te willen
bewerkstelligen tot gemak der huishouding." Hier wordt gunstig op
beslist.
In de vergadering van 7 maart 1904 ligt een verzoek van ds.
Strating ter tafel om in de tuin van de pastorie enige jonge
vruchtbomen aan te planten, een klacht over de zware ramen van de
broeibak en een verzoek om nieuw behang in de studeer – en
kelderkamer omdat het oude haveloos is.
Kerkvoogden besluiten na enige bespreking een onderzoek in te
stellen en zo goed mogelijk aan de wensen van ds. Strating
tegemoet te komen. Wat dit onderzoek mag hebben opgeleverd is
niet bekend maar in een vergadering van kerkvoogden en notabelen
van 20 november 1905 komt een voorstel in bespreking tot bouw van
een nieuwe pastorie waarvoor de kosten worden geraamd op f
7000,00. Besloten wordt het College van Toezicht en het synodaal
bestuur te verzoeken om subsidie.
In de brief van kerkvoogden en notabelen van 24 november 1905 aan
het College van Toezicht wordt genoemde beslissing gemeld en als
motief aangegeven dat de oude pastorie dateert uit 1826 en zelfs
niet meer aan de bescheidenste eisen kan voldoen. Bovendien wordt
de pastorie bouwvallig zodat herstel of verbetering een
voorwaarde wordt. Daar de verbetering met enorme kosten gepaard
gaat is in beginsel besloten een nieuwe pastorie te bouwen. Voor
de geraamde kosten vragen zij het College uit het Fonds voor
Noodlijdende kerken in Drenthe een bedrag te subsidiëren
groot één derde van f 7000,00.
Het College stelt vast dat de hoogte van de gevraagde subsidie de
draagkracht van het Fonds te boven gaat en besluit tot een
subsidie van één tiende zijnde f 700,00.
In de notulen van 28 maart 1906 van de Classis Assen wordt
melding gemaakt van een schrijven van kerkvoogden en notabelen,
waarin zij meedelen op hun vergadering van 20 november 1905, in
beginsel te hebben besloten tot de bouw van een nieuwe pastorie.
Daar geldelijke steun noodzakelijk is vraagt men de classis
waaraan zoal moet worden voldaan wil men voor subsidie in
aanmerking komen. Aan kerkvoogden is toegezegd deze informatie te
verstrekken wanneer wordt gemeld hoe groot het bedrag van de
subsidie met zijn en hoeveel de gemeente zelf zal bijdragen.
Hierop was nog geen antwoord binnen gekomen. Dan wendt de
kerkvoogdij zich bij schrijven van de heer J. Pott persoonlijk
tot de classis om inlichtingen voor een subsidie uit het Fonds
Noodlijdende kerken ten behoeve van de bouw van een nieuwe
pastorie. De scriba van de classis, ds. D. W. Schuring, heeft
daarop uitvoerig schriftelijke informatie verzonden en wanneer
alle vereiste stukken in orde zijn zal de genoemde aanvraag
worden gesteund.
Inmiddels is kennelijk toch nog een opgaaf van vrijwillige
bijdragen à f 300,00 binnengekomen. De classis is van
mening dat dit bedrag te laag is en hieruit onvoldoende
belangstelling en medewerking blijkt van de gemeente. Besloten
wordt kerkvoogden hiervan in kennis te stellen.
Dan schrijft de classis op 16 november 1906 dat tot haar
verbazing nog steeds geen reactie is binnengekomen van
kerkvoogden. Ongeveer zes à zeven weken geleden heeft de
scriba aan de architect van kerkvoogden de heer M. de Vries
uitvoerige inlichtingen verschaft aangaande het ingezonden
bestek. Van de Vries is vernomen dat kerkvoogden direct zijn
geïnformeerd over het feit dat het bestek niet voldoet aan
de voorwaarden. Ook is toen aan ds. G. Strating, mondeling door
de scriba van de classis meegedeeld dat het bedrag van f 300,00
te weinig is, hetgeen Strating beloofde aan kerkvoogden over te
brengen. Kerkvoogden moeten nu binnen één week met
een antwoord komen.
Op dit alles wordt nu zeer flegmatiek gereageerd en zonder een
enkel woord van dank aan het adres van de scriba voor zijn vele
bemoeiingen in deze en geantwoord dat na inlichtingen van de
architect de heer de Vries en ds. Strating over de voorwaarden,
door kerkvoogden is besloten om van de aanvraag om subsidie af te
zien, omdat de gemeente, gelet op haar draagkracht, onmogelijk
aan deze voorwaarden kunnen voldoen.
In de vergadering van 26 november 1906 besluiten kerkvoogden en
notabelen de pastorie te verbouwen in plaats van nieuwbouw te
plegen en de kosten worden begroot op f 5000,00. Op 1 december
1906 gaat er een brief naar het College van Toezicht dat vanwege
de voorwaarden die het Classicaal bestuur heeft gesteld aan het
verlenen van subsidie voor de nieuwbouw van de pastorie besloten
is de plannen voor nieuwbouw op te geven en in plaats daarvan de
pastorie te gaan verbouwen.
Dit is in een dusdanig stadium gekomen dat door een deskundige
een tekening gemaakt is met de begroting van de kosten waaronder
zijn begrepen de tijdelijke voorziening van een verblijf van de
predikant en zijn gezin. Raming f 5000,00. Het verzoek van
kerkvoogden is het eerder toegezegde subsidie bedrag van f 700,00
te verhogen tot f 1000,00. Het College antwoordt op 16 maart 1907
en besluit een subsidie toe te kennen van f 750,00 waarbij het
fijntjes opmerkt dat de tijdelijke verblijfkosten van de
predikant niet in aanmerking mogen worden genomen.
In de vergadering van 20 maart 1907 besluiten kerkvoogden de
renovatie op te schorten in afwachting van het antwoord van de
synode op een verzoek om subsidie.
In november 1907 besluiten kerkvoogden een bezoek te brengen aan
de verbouwde pastorie van de kerk te Stadskanaal bij de
Buinermond omdat daar de kosten van de verbouw aanmerkelijk lager
waren.
In de vergadering van 26 december 1907 besluiten kerkvoogden
definitief om zo spoedig mogelijk met de verbouw van de pastorie
te starten en om na nieuwjaar met een intekenlijst de gemeente
rond te gaan.
Op de vergadering van 12 februari 1908 worden verdere stappen
ondernomen om de inschrijving op deze renovatie voor te
bereiden.
Ook ligt een brief van de heer Salm te Arnhem ter tafel, naar
aanleiding van een schrijven aan hem gericht door ds. Strating,
inzake het tijdelijk gebruik van een woning van de heer Salm
gelegen in Gasselternijveen. Salm stelt dat alleen op zijn
voorwaarden de woning beschikbaar wordt gesteld. Besloten wordt
deze voorwaarden te accepteren. Uit de notulen van de Classis
Assen van 25 maart 1908 blijkt dat kerkvoogden van
Gasselternijveen met de classis veelvuldig hebben
gecorrespondeerd over de verbouw van de pastorie en dat er nu een
verzoek is binnengekomen om een aanvraag van subsidie groot f
1750,00 uit de Generale Kas, om de verbouw van de pastorie
waarvan de kosten geraamd zijn op f 5650,00, met een gunstig
advies door te zenden. De classis is van oordeel dat thans blijkt
dat de gemeente zelf de noodzakelijkheid heeft ingezien omdat een
bedrag voor de verbouw is bijeengebracht van f 1008,00. Besloten
wordt derhalve de aanvraag te ondersteunen en door te zenden met
een gunstig advies.
Hier zal zijn gedoeld op de brief van 24 februari 1908 van
kerkvoogden en notabelen aan de Synodale Commissie der Nederlands
Hervormde kerk waarin zij schrijven "daarom hebben kerkvoogden en
notabelen in hun vergadering van 26 december 1907 besloten om
door gedeeltelijke verbouwing en algehele vernieuwing van het
inwendige van de oude pastorie weer een voor de predikant en zijn
talrijk gezin een doelmatige woning te maken, en daarmee terstond
een begin te maken omdat de toestand onhoudbaar is geworden; en
er toevallig een zeer goede gelegenheid is om het gezin van den
predikant elders onder dak te brengen, als zich allicht niet
spoedig weer zal voordoen."
En vervolgens nog dat voor dit plan f 5650,00 nodig is. Ontvangen
wordt van het College van Toezicht f 750,00; een rondgang door de
gemeente brengt f 1000,00 op en de rest een bedrag van f 3750,00
moet nog worden gefinancierd. Verwacht wordt f 2000,00 te kunnen
lenen en in het resterende bedrag van f 1750,00 is niet voorzien
en verzoekt de Synodale Commissie hiervoor een subsidie te
verstrekken.
De renovatie moet hebben plaats gehad tussen 1 juli 1908 en 1
januari 1909. In het overzicht van de uitgaven is op 2 juli 1908
een eerste termijn aan huur betaald van f 46,25 aan A. J. Salm te
Arnhem voor de woning waarin ds. Strating en zijn gezin tijdelijk
zullen verblijven. De tweede termijn is betaald op 7 oktober 1908
en op 2 januari 1909 ontvangt K. Smit f 5,50 voor 5½ dag
mee helpen met de verhuizing van ds. Strating naar de gerenoveerd
pastorie.
De totale uitgaven voor de renovatie van de pastorie bedragen f
5862,61.
Interessant is ook om te zien hoe dit bedrag is gedekt.
Van de gemeenteleden bij intekening
|
f 1008,50
|
Van de synode te ‘s Gravenhage
|
f 1750,00
|
Van het College van Toezicht
|
f 750,00
|
Obligaties van Mej. H. Bakker
|
f 1000,00
|
Idem W. H. Bakker
|
f 500,00
|
Idem H. Wichers
|
f 1000,00
|
========
|
|
Totaal
|
f 6008,50
|
Uitgaven
|
f 5862,61
|
Batig slot
|
f 145,89
|
Het bedrag van f 2500,00 werd dus geleend van mej. Bakker, de
heer Bakker en de heer Wichers tegen een rente van 4% per jaar.
Daarvan is op 1 december 1909 f 100,00 afgelost en vervolgens elk
jaar op die datum f 100,00.
Het resultaat mocht er kennelijk zijn. De pastorie was zo grondig
gerenoveerd dat men van een nieuwe en voor die tijd van een
moderne ambtswoning voor de predikant kon spreken.
Uit de aanwezige kerkvisitatie rapporten blijkt dat het aantal
leden van de kerk constant blijft op 800. Dat de predikant
catechisatie geeft aan de plus minus 200 leerlingen van de
openbare lagere school en wel gedurende twee kwartalen per jaar.
In het verslag over 1898 wordt één zondagschool,
één meisjesvereniging en één
knapenvereniging gemeld die allemaal onder leiding staan van de
predikant.
Het verslag van 1903 meldt dat de zondagschool ruim 100 kinderen
telt en dat de meisjesvereniging 15 leden heeft. De
knapenvereniging is verdwenen maar er is nu sprake van een
afdeling van de Nationaal Christelijke Geheelonthouders
Vereniging die allen weer onder leiding staan van de
predikant.
In 1907 is er weer een knapenvereniging en het aantal leerlingen
dat aan de lagere school catechetisch onderwijs ontvangt is
160.
In 1909 wordt opnieuw geen knapenvereniging genoemd en in 1915
zijn er één zondagschool, één
christelijke jongelingsvereniging en twee christelijke meisjes
verenigingen allen onderleiding van de predikant.
Verder blijkt uit de rapporten dat de zondagsrust en viering
behoorlijk in acht wordt genomen en dat het met de openbare
zedelijkheid redelijk wel gesteld is.
Uit het verhandelde op de classisvergaderingen blijkt dat leden
van het classisbestuur regelmatig persoonlijk kerkvisitatie doen.
Zo is afgesproken dat ds. J. H. de Roode en ds. H. Rutgers op 3
en 4 mei 1900 een aantal kerkvisitaties zullen afleggen o.a. in
Gasselternijveen. In het verslag dat zij hierover afleggen wordt
gemeld dat was meegedeeld dat kerkvoogden de kosterij goederen
hadden genaast, de ligger was zoek geraakt en de uitbetaling aan
de koster scheen ook niet geregeld plaats te vinden. Vervolgens
deze kwestie voorgelegd aan het Provinciaal College van Toezicht
die op 4 juni 1900 meedeelt dat het naasten van de kosterij
goederen niet juist is, omdat door de verkoop van kosterijgrond
in 1898 – waarvoor de koster zelf zijn goedkeuring heeft
gegeven – door de kerkvoogden en notabelen autorisatie aan
het College is gevraagd en verkregen. De opbrengst is ten bate
van de kosterij belegd en de betaling van het traktement aan de
koster geschied volgens de boekhouder kerkvoogd geregeld.
Zo was op een persoonlijke kerkvisitatie van ds. H. Rutgers en P.
J. Francke op 20 of 21 april 1903 gebleken dat de bewijzen van de
Diaconie eigendommen niet aanwezig waren. Op een verzoek om
opheldering aan kerkvoogden wordt niet gereageerd waarop men
rappelleert. Daarna komt het onderwerp niet meer aan de
orde.
Bij een kerkvisitatie in april 1906 door ds. H. Rutgers en ds. H.
Suringar blijkt de index op de ingekomen stukken niet in
orde.
Bij een persoonlijke kerkvisitatie van Rutgers en Visser blijkt
dat er een trouwboek ontbreekt.
Naar aanleiding van een kerkvisitatie in 1912 worden de volgende
vragen gesteld: Is de index op de ingekomen stukken in orde
gebracht? Of reeds een dubbelboek van het trouwboek is
aangeschaft en bijgeschreven? Of inmiddels eigendomsbewijzen zijn
verkregen van de Diaconale goederen? Of reeds is uitgemaakt hoe
op de diaconierekening f 1240,00 werd overgehouden en slechts f
1222,00 werd verantwoord? Of hierop ooit antwoord is
binnengekomen vertelt het verhaal niet.
Zoals blijkt wordt bij kerkvisitaties ook de nodige aandacht
besteed aan de wijze waarop met de archieven werd omgesprongen.
Zo schrijft het College van Toezicht in 1902 alle kerkvoogden in
Drenthe aan met vragen over hun archieven. In dit verband is de
volgende brief van kerkvoogden en notabelen, ondertekend door J.
Pott en J. W. Salomons, van Gasselternijveen interessant. "Naar
aanleiding van en ter beantwoording uwer circulaire van 11 april
j. l. hebben wij de eer u het volgende mede te delen.
1. Bestaan er in uw gemeente archieven der kerkvoogdij? Ja, maar
van historisch belang zijn zij niet.
2. Zo ja, tot welk jaar klimmen die op? De oudste notulen dateren
van 1816.
3. Zijn zij behoorlijk geordend en geïnventariseerd? Zij
worden in twee pakketten bijeengehouden, de eerste van 1821 tot
1860 de tweede van 1860 tot 1889.
4. Op welke wijze wordt voor hun bewaring zorggedragen? Worden
bewaard in een kast op de voormalige secretarie der gemeente
Gasselte, de bescheiden van 1889 bij de secretaris
kerkvoogd."
Op 23 februari 1921
verschijnt vanwege het Algemeen College van Toezicht op het
beheer der goederen en fondsen van de Hervormde Gemeenten in
Nederland een circulaire. Hierin wordt ingegaan op het reglement
op de Predikantstraktementen, dat door de Synode, na gehoord te
hebben een commissie dienaangaande, is vastgesteld. Vanwege dit
reglement is de Raad van beheer in het levengeroepen.
Tegen deze gang van zaken is nogal wat verweer gekomen vanuit
kerkvoogden en notabelen omdat zij vreesden hun zelfstandigheid
te verliezen.
Het Algemeen College van Toezicht meldt in deze circulaire dat
zij graag meedoet met de uitvoering van het gewraakte reglement
omdat zij diep doordrongen is van de moeilijke tijden nu tal van
predikanten zich genoodzaakt zien hun ambt neer te legen met het
oog op de stoffelijke noden van hun gezin. Eén ding is
namelijk gebleken dat er armoede wordt geleden in veel
pastorieën en dat hier moet worden geholpen.. Waar de
gemeenten zelf onmachtig zijn moet de Nederlands Hervormde kerk
helpen en de nood dringt.
De Raad van Beheer bestaat uit één predikant, zes
particulieren, waarvan twee kerkvoogden en drie leden van
Colleges van Toezicht. Bij de kerkvoogden wordt er op
aangedrongen de traktementen te brengen op het bedrag in de
reglementen voorgeschreven en dat bedrag moeten de gemeenten in
principe zelf opbrengen.
Hoe groot is nu dat minimum predikantstraktement? In het
reglement dat vastgesteld is op 18 augustus 1920 wordt bepaald
dat voor een gemeente met minder dan 1500 leden het
aanvangstraktement f 2500,00 bedraagt. Verder moet er sprake zijn
van een vrije woning of een vergoeding daarvoor en een
twaalfjaarlijkse verhoging van f 160,00.
Wanneer er kinderen zijn moet er kindergeld worden betaald.
Kinderen tot 6 jaar f 25,00 van 6 tot 12 jaar f 50,00 en van 12
tot de meerderjarigheid f 100,00 per kind.
In gezinnen met meer dan drie kinderen worden de kindergelden met
50% verhoogd voor het aantal kinderen dat meer is dan drie.
Vanaf het begin hebben kerkvoogden van de kerk in
Gasselternijveen problemen met deze regeling gehad en met de
jaarlijkse bijdrage van f 400,00.
Naar aanleiding van deze kwestie ontving de kerk van 31 oktober
1921 tot en met 3 december 1925 twaalf maal een schrijven van de
Raad van Beheer die eigenlijk alleen maar gingen over het niet
betaald hebben van de verschuldigde bedragen. Op al deze brieven
is door kerkvoogden nauwelijks gereageerd.
Kerkvoogden schreven op 23 juni 1922 naar aanleiding van de
eerste circulaire van de Raad van Beheer van 31 oktober 1921 dat
kerkvoogden geen vrijmoedigheid hebben om de hoofdelijke omslag
te verhogen ten behoeve van de voorgestelde regeling van de Raad
van Beheer op de Predikantstraktementen. Als reden geven zij "dat
velen losjes aan de kerk zitten en zij lichtelijk hun
lidmaatschap zouden kunnen opzeggen".
Op 10 december 1923 gaat de volgende brief uit naar de Raad van
Beheer "Wat de aanbieding der rekening betreft over het afgelopen
jaar, dat betalen wij niet en kunnen ook niet, wilt u de
jaarlijkse toelage à f 100,00 accepteren te beginnen 1924
dan gaan wij er op in, zoo niet, dan behoeft u ons geen
circulaire meer te zenden."
Inmiddels, het is dan juli 1925, is de schuld aan de Raad van
Beheer opgelopen tot ongeveer f 2100,00 inclusief rente. Er volgt
een bespreking door de voorzitter van kerkvoogden de heer J. W.
Salomons in Zwolle over deze schuld met als resultaat dat deze
schuld is teruggebracht tot f 1000,00 plus de toelage van f
400,00 over 1925. Overige kerkvoogden gaan met deze regeling
akkoord.
De definitieve rekening van de Raad van Beheer blijkt f 1376,50
te zijn en behelst de periode 1922 tot en met 1925. Salomons
vraagt nu wat krijgen we hiervan terug van de predikant. De
vergadering moet geschorst zijn, hoewel dit niet wordt vermeld,
maar Salomons gaat naar de pastorie en komt na een tijdje terug
met de mededeling dat de predikant genegen is een deel terug te
betalen. In het dienstjaar 1926 boekt de kerkvoogd administrateur
deze terugbetaling van ds. Strating, zijnde een bedrag van f
411,00, als gift in zijn boeken.
Hieronder de gegevens met betrekking tot het traktement van ds.
G. Strating en een aantal andere bronnen van inkomsten.
Periode
|
Jaar traktement tenzij anders aangegeven |
Van 6 augustus tot 1 oktober 1899
|
82,08
|
Vierde kwartaal 1899
|
133,75
|
1900
|
535,00
|
1916
|
540,00
|
1917
|
735,00
|
1919
|
835,00
|
1920
|
1747,00
|
1922 tot vertrek op 27 juni 1926
|
1748,00
|
Daarnaast ontvangt ds. Strating vanaf 1915 f 50,00 vanwege de
huur van een stuk grond achter de kerk. En voor de leerkamer f
10,00. De post van huur van land verdwijnt in 1920 en vanaf 1921
ontvangt hij f 50,00 voor het voorlezen in de kerk. Daarnaast
vinden soms kleine incidentele vergoedingen plaats.
Bij zijn vertrek medio 1926 ontvangt hij f 25,00 voor een
halfjaar voorlezen en f 50,00 voor gekleurd glas en bagger.
In de vergadering van 9 januari 1920 wordt door kerkvoogden en
notabelen het traktement inclusief toelagen gebracht op f
2500,00.
In de vergadering van kerkvoogden en notabelen van 28 april 1926
wordt besloten het traktement van de predikant te brengen van f
3000,00 op het voorgeschreven minimum van f 2500,00.
De gegevens uit de boekhouding vertonen discrepantie met de twee
genoemde besluiten van kerkvoogden hetgeen voor een deel
verklaard kan worden uit de gevonden liggers van de predikant
verbonden aan Gasselternijveen.
Ligger 1901
|
Ligger 1926
|
Vrije woning met tuin
|
Vrije woning met tuin
|
Rijkstraktement f 541,00
|
Rijkstraktement f 541,00
|
Rente Grootboek groot f 8600,00: f
212,00
|
Rente Grootboek groot f 8600,00: f
212,00
|
Gemeentetraktement f 320,00
|
Gemeentetraktement f 1747,00
|
Totaal f 1046,00
|
Totaal f 2500,00
|
De bedragen achter "gemeentetraktement" hebben betrekking op
de traktementsbetalingen zoals die in de boekhouding zijn
gevonden. Alleen 1901 klopt dan niet. De overige bedragen kreeg
Strating kennelijk rechtstreeks.
Bij het lezen van de notulen
van de Classis Assen is gebleken dat ds. Strating met grote
regelmaat de jaarlijkse classicale vergaderingen in juni bezocht.
Dezelfde notulen laten zien dat hij weinig deelnam aan de
discussie. Meerdere malen werd hij in het bestuur gekozen als
vervanger van een bestuurslid.
Na bijna 27 jaar neemt ds. G. Strating een beroep aan naar de
Gemeente Wagenborgen en houdt zijn afscheidsdienst op 27 juni
1926. Daar heeft hij gestaan tot 1928 waarna hij een beroep
aanneemt naar Oosterhout, zijn laatste gemeente, waar hij tot
ongeveer 1936 predikant is geweest. Daarna is hij verhuisd naar
Soest.
Geert Strating overlijdt op 8 februari 1955 in Amersfoort, 84
jaar oud en is aldaar begraven op 11 februari 1955. Zijn vrouw
Louise is overleden op 2 februari 1942 in Amersfoort, 71 jaar
oud.
Tijdens de Gasselternijeveense periode hebben zij hun wederzijdse
ouders moeten begraven. Ds. Strating zijn moeder overleed in
1918, zijn vader in 1921.
Deze liet bij zijn overlijden op 13 december 1921 een vermogen na
van ruim f 45000,00. Ds. Strating moest dit met zijn broer delen.
Tot dit vermogen behoorde o.a. ook het huis aan de Stegeweg. Zie
hieronder.
De vader van Louise Somer overleed in 1900 en haar moeder, die
zij lange tijd bij haar thuis in de pastorie heeft verzorgd en
verpleegd overleed daar in 1922.
Palmslag. HERENBEHUIZING met grote tuin Stegeweg Assen.
Op dinsdag 25 april 1922 des avonds om 8 uur zal op de
Wilheliminazaal van Nijborg, aan de Rolderstraat te Assen,
publiek bij palmslag worden verkocht:
De goed onderhouden HERENBEHUIZING met grote aan de Stegeweg no.
32 te Assen in huur bij de heer SLOT. De behuizing bevat:
Beneden twee kamers aan de straat, gang, achterkamer, keuken met
bijkeuken verder schuur met bergzolder.
Boven twee ruime slaapkamers klein slaapkamertje, droogzolder met
twee kleien kamertjes. Ingezet op slechts f 3638,00.
Te bezichtigen op de dag der palmslag van 3 - 5 uur op vertoon
van een bewijs te bekomen tegen betaling van 25 cent voor het
Wilhelmina Ziekenhuis te Assen, ten kantore van ondergetekende
notaris.
Ten verzoeke van en in eigendom toebehorende aan de Weleerwaarde
Heer Ds. G. Strating te Gasselternijveen. E. van Mesdag, notaris
te Assen.
Jan
Fabricius schrijft in zijn boek "Jeugdherinneringen van een Asser
jongen" over o.a. Louise in de rol van Sneeuwwitje tijdens een
kindervoorstelling in het Concerthuis.
Dit was een kinderfeest in het kader van een uitstapje naar
Appelscha door de jeugdige zangers van de zangcursus Westerschool
te Assen.
"Na dit uitstapje naar Appelscha kwamen de feestvierenden om
zeven uur 's avonds aan in Assen en begaven zich naar de zaal van
het Concerthuis, waar de ouders van de kinderen, de leden en de
begunstigers van de zangcursus in de gelegenheid werden gesteld
het laatste gedeelte van het feest bij te wonen.
Na het gebruiken van verversingen werd "Sneeuwwitje" opgevoerd,
uit de sprookjes van "Moeder de Gans". Het werd prachtig gespeeld
en dat het algemeen voldeed, bleek uit de herhaalde
toejuichingen. De meisjes A. Hazeloop, J. Keizer en L. Somer, die
respectievelijk de rol van boze-, van goede koningin en van
Sneeuwwitje vervulden, alsmede de jonge heer Houwink, die voor
Prins speelde, maakten een aardig effect in hun werkelijke
prachtige kostuums".
Kennelijk is er de nodige kritiek gekomen op bovengeciteerde
verslaglegging want een dag later verschijnt het volgende
bericht.
"Als wij in het vorig verslag namen noemde uit de opvoering van
"Sneeuwwitje", dan had dit alleen betrekking op de kostuums, niet
op spel of uitvoering: wij zouden in het andere geval tevens de
jager, de jongeheer J. Dam en de jongejuffrouw J. Somer, die de
vragen aan de spiegel gedaan beantwoordde, hebben moeten noemen,
die evenals de dwergen, waaronder de opperste J. Fabricius, hun
rol prachtig vervulden, maar wij doelden alleen op de
kostuums".
De genoemde J. Somer is vermoedelijk Johanna Henriëtte
Alberta Somer een dochter van Roelof Somer en Alberta Noording
dus een nichtje van Louise.
Omdat Jan Fabricius in zijn boek een aantal zaken noemt die niet
in het kranten artikel zijn vermeld laat ik het eerder
aangehaalde stukje hier in extenso volgen. "Dit brengt mij tot
een ander feest. Asser dames en heren liefhebbers van het toneel
hadden in het (oude) Concerthuis een kindervoorstelling van
Sneeuwwitje georganiseerd. De titelrol werd vervuld door Louise
Somer, zusje van Gerke Somer, die zo prachtig op een blikken
fluit kon spelen. Beiden waren kinderen van koperslager Somer in
de Nieuwe Huizen. Louise was een heel mooi meisje en is later met
een predikant getrouwd. Zo klein als ik was, het ging mij bij die
gelegenheid als mijn oom Jan de schoenmaker: ik was de grootste
van de kleintjes. Mijn rol was dus die van Oberon, Hoofdman der
Dwergen. Alles ging een tijdlang goed. Wij, dwergen, hadden onze
liedjes gezongen:
Wie heeft op mijn stoel gezeten,
Wie heeft van mijn bord gesnoept?
tot we bij de volgende scène waren aangeland….. Men
had ons een vlassen baard om de kin geplakt en ieder van ons
droeg een brandende kaars voor zich uit.
Moet ik het nog zeggen? Terwijl de zeven dwergen hun ommegang
maakten om de glazen kist, waarin Sneeuwwitje in haar bleke
schoonheid te slapen lag, kwam ik met de vlam van mijn kaars te
dicht in de buurt van mijn baard, met het natuurlijk gevolg, dat
mijn baard in brand vloog. De Hoofdman voelde zich op hetzelfde
ogenblik in zijn nek gegrepen en, waarschijnlijk om uitbreiding
van de ramp te voorkomen, meer goed bedoeld dan zachtaardig van
het toneel gesleept, terwijl iemand anders hem de brandende baard
van 't gezicht rukte.
Dat is alles wat ik mij ervan herinner. Het mag misschien enige
verwondering baren, dat de schrik mij niet voor altijd de smaak
voor het toneel bedorven heeft. Dat toch is niet het geval
gebleken.
Ik heb alleen maar nooit meer van mijn leven een baard
gedragen".
De gebleken artistieke kwaliteiten van Louise vonden ook een
weg in haar functie als predikantsvrouw in Gasselternijveen. Ik
vond in een krantenartikel naar aanleiding van het zilveren
Bruiloftsfeest en tegelijk het 25 jarig Ambtsjubileum van Louise
Somer en Geert Strating de volgende hier van belang zijnde
overwegingen. Ik citeer: "Laat hier dan worden gememoreerd welke
buitengewone talenten Mevr. Strating bezit om iets echt moois en
aantrekkelijks te maken van de Nijveenster jaarfeesten".
En vervolgens:
"En in dat werk mogen we vooral ook U Mevr. Strating niet
vergeten. Wat U voor de Meisjesverenigingen bent en bent geweest.
Maar hoe kunnen we aan de zoo - ik mag wel haast schrijven -
beroemde jaarfeesten denken, dat we niet zouden denken aan U, die
hier altijd met zulk een tact en vindingrijkheid aan hebt
gewerkt, tot het welslagen hiervan.
Hoe menigmaal is er op deze jaarfeesten met stilte aandacht
geluisterd, naar het fijn gevoelde lied door U gezongen. Neen,
het is niet mijne bedoeling, om hier de loftrompet te blazen,
doch wanneer ook een vriend de vrijmoedigheid mag nemen, iets uit
het verleden aan te halen, dan mag dit toch zeker allerminst
worden vergeten. Ja de schoonheid van de kunst in den zang is
altijd door U hoog gehouden. We weten dan ook dat dit
één van de schoonste gaven is, ons door God
geschonken".
Uit dit artikel blijkt ook dat Louise intens betrokken is geweest
bij de verpleging en verzorging van haar broer Gerrit Jan en haar
moeder Johanna, die bij haar thuis is overleden.
Zie ook de bijlage.
Geachte Ds. en Mevr. Strating!
Op de kronkelpaden van het leven zet de mensch, dikwijls bij
storm en onweder, zijne pelgrimstocht voort. Menigmaal gebeurt
het, dat men wegens de heerschende duisternis, geen enkele ster
ontdekt, terwijl het lieflijk zonlicht achter zwarte wolken
verscholen blijft. Is het te verwonderen, dat de vrees den
pelgrim wel eens aangrijpt? Zoo zal het U, zilveren Bruidspaar
wel eens gegaan zijn, want ook Uw levenspad zal evenmin als het
onze, altijd licht, Uw hemel niet altijd helder geweest zijn. Van
ganscher harte echter gelukgewenscht met het voorrecht dat gij
boven velen geniet. Kenmerkte zich de reis door vele droeve
dagen, ook blijde oogenblikken waren Uw deel. Bij een terugblik
zult ge dankbaar het oog naar boven heffen, want velen die met U
de reis begonnen, zijn niet meer.
Dankbaar, ook voor het groote voorrecht, dat in die 25 jaar geen
van Uw kinderen werd weggenomen. Dankbaar, inzonderheid
Dominé, voor de genade, 25 jaar het Evangelie des Kruises
te hebben mogen brengen. Dankbaar, voor alle liefde en
toegenegenheid van de gemeente Gasselternijveen 25 jaar
ondervonden.
Ook deze dagen zullen daarvan getuigen! Die trouw en liefde
zullen U ook, zonder twijfel verder vergezellen op den
levensweg.
Met den blik omhoog Uw reis verder voortgezet. Ze kenmerke zich
door nog vele en blijde dagen, en zoo wij hopen het voorrecht, om
Uw zilveren kroon nog eenmaal in een gouden verwisseld te zien.
En mocht Dominé Strating nog een langen tijd werkzaam zijn
in de wijngaard des Heeren, tot heil van de inwoners der gemeente
Gasselte.
G. N. E.
25-jarig Huwelijks- en Ambtsjubileum Ds. en Mevr. Strating -
Somer.
Mij werd verzocht een enkel woord te schrijven in dit blad
aangaande Ds. en Mevr. Strating en wederzijdsche familie. Me
dunkt het is heden wel een dag van groote dankbaarheid voor de
fam. Strating en Somer dat God de Heer Ds. en Mevr. Strating tot
heden hebben gespaard, als we terug zien op 't vele dat hun
beiden in die 25 jaren is ervaren.
Groote dankbaarheid zal hun beider hart vervullen jegens Hem die
hen in die kwart eeuw heeft gedragen en gesterkt, die hun leven
en weg heeft geleid tot hiertoe al ging het lang niet altijd
langs rozen.
Welk een rijk gezegend huwelijk heeft de Heer hun gegeven, 2
zonen, 2 dochters en schoonzoon, wandelende in de wegen des
Heeren. In 't bizonder zullen zij op dezen dag denken aan hun
geliefde kinderen in 't verre Indië en aan hunne zonen,
één varende op de baren der zee, één
nog slechts voor korten tijd vertrokken naar midden Frankrijk.
Iets droevigs ligt er in dat deze kinderen niet kunnen mededeelen
in de feestvreugde hunner ouders en familie, maar de Heer bepaalt
den weg dien wij gaan zullen.
Onze gedachten zullen zeker ook zijn bij onze reeds ontslapen
geliefden vader en moeder Strating, die zich, indien het hun nog
gegeven ware, met ons zouden verheugd hebben, die altijd het
goede voor hunne kinderen zochten en hen steeds op het eenige
noodige: Jezus Christus hebben gewezen. We zien in den geest opa
Strating nog voor ons bij de intrede van Ds. Strating te
Gasselternijveen, z'n oogen stralende van blijdschap, dat z'n
zoon het heerlijk ambt van predikant had gekozen, te meer nog om
de verschillende momenten die er in 't leven van hem waren
voorafgegaan welke U allen bekend zijn en waarom we dit des te
meer met hem konden begrijpen.
't Zal voor U familie Strating in Assen ook een feestvreugde en
een dag van grooten dank aan God zijn, U, Strating, die ook jaren
in kerkelijk verband gezeten heeft en steeds het heil der zielen
zocht, te mogen zien dat Ds. en Mevr. Strating menige ziel tot
heil en zegen zijn geweest.
Ook de fam. Somer zal zich op dezen dag verheugen, dat de Heer
hun nabij geweest is in die 25 jaren met hunne zuster en zwager
Strating welke ons lief en dierbaar zijn. In deze dagen voelen we
nog te inniger de banden die ons binden.
't Moet me van 't hart, we weten dat onze geliefde zuster zich
ook gelijk onze zwager zich geheel heeft gegeven aan de gemeente,
steeds een voorbeeld is geweest als ware discipelin van Jezus
Christus. Ook gij zijt met uw man de gemeente tot een zegen
geweest tot hier toe. Haar levenslot was de laatste jaren niet al
te rooskleurig, maar ze stelde haar leven en beschikking in Hem,
wiens doen enkel wijsheid is. Hoe heeft zij zich niet geheel
gegeven aan onze geliefde moeder Somer en met welk een liefde
heeft zij broer Jan niet verpleegd. Me dunkt een woord van
innigen dank past ons zeker juist op dezen dag aan haar, die ook
voor hen beiden tot grooten zegen is geweest Ook willen we niet
nalaten onzen geliefden ontslapen vader Somer te gedenken die
echter zeer kort in de vreugde en het geluk zijner kinderen heeft
mogen deelen. Geve God de Heer dat Ds. en Mevr. Strating tot in
lengte van dagen tot heil en zegen voor de gemeente
Gasselternijveen mogen blijven werken.
Zij deze dag voor de familie Strating en Somer dan een dag van
dank en blijdschap tot God den Heer. Ook wij zullen gaarne mede
instemmen met het lied 't welk hun beiden zal worden
toegezongen:
Dankt nu saâm, dankt nu saâm! Richt den blik omhoog Tot den Heer, die U te samen Met Uw kind'ren heeft gespaard. En aan doornen, die er kwamen, Lief'lijk rozen heeft gepaard. Heil het huis, waar het kruis Steeds een Trooster vond. En de vreugd oud' en jeugd Aan den Heiland bond! Steeds vertrouwt Hem, die trouwe houdt. |
Dankt nu saam, dankt nu saâm! Richt den blik omhoog Tot den Heer, die saam liet zaaien 't Heerlijk Evangeliewoord. Die met blijdschap U deed maaien. Zaaiers, zaait in Godsnaam voort, Zaait maar voort, zaait maar voort Met Uw woord en werk. Christus die liefd' U gaf, Maakt Uw handen sterk. Steeds vertrouwt Hem, die trouwe houdt. |
Ter gelegenheid van het zilveren jubilé van Ds.
Strating wijden wij den pastor van de Ned. Herv. Gemeente te
Gasselternijveen gaarne onderstaande regels.
Vijf en twintig jaar het Evangelie van Gods genade in Christus te
mogen verkondigen is zeker een uitnemend voorrecht, waarvoor de
jubilaris allereerst Hem zal danken, die Zijne dienaren roept tot
Zijn heerlijk werk. Maar het vijf en twintig jaar te mogen doen
in één gemeente, maakt dat voorrecht niet kleiner,
zeer zeker nog grooter. In den loop der jaren is Ds. Strating met
zijn gemeente samengegroeid en de gemeente met hem, terwijl die
groei zijn kracht ontleende aan Christus in Wien beider leven en
heerlijkheid is. Wij zien nu over moeilijkheden en
verdrietelijkheden, welke in het leven van iederen predikant, die
zijn taak trouw behartigt, herhaaldelijk voorkomen, heen en
gedenken alleen het 'treffelijk' werk, zooals de apostel Paulus
het kwalificeert.(1 Tim. 3 : 1).
Meermalen is door predikanten getuigd, dat nooit zoo sterke
banden ontstaan als die, welke groeien in hun eerste
gemeente.
Welnu, Ds. Strating heeft die banden niet behoeven te verbreken.
God heeft hem gelaten, waar hij tot heden was en de liefde,
toegenegenheid en vriendschap zijn er waarlijk in den loop der
jaren niet op verminderd.
Met groote waardeering heb ik meermalen over den persoon en den
arbeid, van mijn vriend hooren spreken, niet alleen door
geestverwante gemeenteleden, maar ook door andere vooraanstaande
personen in het publieke leven van het dorp, waaraan hij zijn
beste krachten geeft. Van allerlei kanten zal hem dat op zijn
feest blijken. Wil dat zeggen, dat er nimmer te klagen viel? dat
deze Evangelie dienaar nooit iets van teleurstelling en
ontmoediging, van minder vriendelijke gezindheid en niet prettige
verhouding heeft ondervonden? Natuurlijk niet. 't Werk des
Evangelies heeft en houdt zijne eigenaardige bezwaren. Ook
daargelaten eigen zonden en tekortkomingen tegenover God en
mensen, blijft in deze wereld bestaan de ergernis des Kruises.
Maar ik ben er van overtuigd, dat dankbaarheid den boventoon zal
hebben, nu Ds. Strating op dit hoogtepunt mag staan. Ik weet 't,
dat hij bij vernieuwing zijn roeping ziet als een heerlijke taak,
en dat hij jong en oud wil dienen met alles wat de God zijns
levens hem schonk.
Wij zien aan de jubilaris met zijn aangeboren humor en zijn
heerlijke blijmoedigheid het profetische woord bewaarheid: 'die
den Heer verwachten, zullen de kracht vernieuwen' (Jes. 40 : 31).
Gelukkig gaat hij onder den last der jaren nog niet gebogen, maar
in volle frisheid staat hij, waar de Heer hem stelde - en hij zal
't getuigen, dat iedere dag Gods goedertierenheden nieuw
zijn.
Die God zegene en sterke dezen trouwen dienaar ook bij 't klimmen
der jaren, en geve, dat velen het Evangelie des Levens in
Christus leren kennen in al zijn aantrekkelijkheid en
onmisbaarheid. Want de hoogste eer voor een jubilerend predikant
is ten slotte niet de hulde, die hij van mensen ontvangen mag, al
willen die zich gaarne beijveren om bloemen te strooien op zijn
pad; maar meer dan dit is, dat zijn Heiland hem heten mag een
goeden en getrouwen dienstknecht. 't Een hoeft 't ander niet uit
te sluiten, neen, ideaal is juist dat deze beide samengaan; en ik
twijfel er niet aan, of Ds. S. mag dat ondervinden en 't zal hem
bemoedigen en sterken om met trouw en liefde voort te gaan in den
arbeid, die hem van Godswege in de gemeente van Gasselternijveen
is aangewezen.
Natuurlijk kan ik de persoon en het werk van Ds. S. niet
vermelden of ik moet als vanzelf ook denken aan Mevrouw, die
altijd met grote liefde en toewijding haar man ter zijde stond.
Hoe hartelijk heeft zij al die jaren met de gemeente meegeleefd.
Er waren geen omstandigheden van blijden of droeven aard of Mevr.
S. toonde hare vriendelijke belangstelling.
Wie zal zeggen wat de gemeente direct en indirect aan deze
'moeder in Israël' heeft te danken? Wij brengen haar een
welverdiend eresaluut. Haar bescheidenheid zal 't helemaal niet
prettig vinden hier openlijk te worden gesignaleerd, maar bij
eene gelegenheid als deze mogen we toch niet al te veel met haar
persoonlijke neiging rekening houden.
Ik meen, dat elders in dit blad een plekje is ingeruimd om te
gedenken wat het zilveren paar inzonderheid voor de rijpere jeugd
heeft gedaan. Laat hier dan alleen worden gememoreerd welke
buitengewone talenten Mevr. S. bezit om iets echt moois en
aantrekkelijks te maken van de Nijveenster jaarfeesten, al zijn
de jongelui ook in dit opzicht de kinderschoenen wel ontwassen.
Zal ik verder nog spreken van de gastvrije pastorie en van
allerlei vriendelijke attenties aan ontelbaar velen bewezen? Er
zullen niet veel gemeentenaren zijn, die daarvan niet weten of er
geen ondervinding van opdeden.
De Heer zij met het Zilveren Paar tot in lengte van dagen en doe
hun bij toeneming ervaren, dat er geen beter middel is om eigen
leed en kruis te dragen dan 't meeleven met hunne gemeente.
Zeker, vijfentwintig lange jaren hebben Ds. en Mevr. Strating die
gemeente reeds gediend. maar ik ben er van overtuigd, dat er niet
velen zullen wezen onder hunne gemeentenaren, die liever zouden
rillen, dat de pastorie door anderen werd bewoond.
Gaat dan voort, gelukkig dankbaar, van God gezegend echtpaar, op
den weg, waarop God U tot hiertoe leidde - en zij het Evangelie
van Christus uw roem en heerlijkheid, waarvoor ook uw leven en
werken een aanbeveling is - te midden van eene Gemeente, die U
dankbaar waardeert, en van vrienden, die van harte meedoen in de
hulde, die U wordt gebracht.
G. v. D.
Het feest op de Ned. Herv. pastorie van Gasselternijveen is niet
een feest alleen voor de Ned. Herv. Gem. alhier, maar ook voor
ons heele dorp. Die invloed toch, die van een pastorie uitgaat is
groot, zeer groot vooral in een klein plaatsje als het onze, waar
aller oogen gevestigd zijn op het leven aldaar.
De leden der kerkelijke gemeente, vooral de kerkgangers onder
hen, mogen dan den invloed ondervinden van het wel gesproken
woord, de dorpsgenoten ondervinden het veel wel sprekender
voorbeeld van den dominee. Wie zal willen en kunnen ontkennen dat
wij in Ds. Strating hebben een vriendelijk voorbeeld van
lankmoedig geduld? Hij moge tegenstanders hebben, zeker heeft hij
geen vijanden.
Is zijne lankmoedigheid groot, grooter is nog zijn trouw aan wat
hij zich ten plicht kent, en zijne toewijding aan zijn ambt.
Strating was geroepen tot den herdersstaf en hij heeft die staf
gevoerd tot ons heil!
Maar nog grooter dan zijn trouw aan zijn plicht, is zijne
chariteit, zijne Christelijke milddadigheid.
Van een sober inkomen wist hij door nog soberder levenswijze te
sparen om te kunnen geven waar hulp noodig was. Strating heeft
nooit van zijn overvloed kunnen geven en hij gaf niet alleen zijn
geld, maar ook zijn persoon, zijn heele gezin. Hij gaf niet omdat
hij moest geven, zoals de wet ons tegenwoordig maar al te zeer
dwingt om te geven bij werkloosheid, aan ouderdom en invaliden -
maar hij gaf met vreugde, met liefde en juist daardoor gaf hij
zoo veel. Hij zelf leed er het meeste onder, dat hij niet nog
meer kon geven.
Het is vooral om dit voorbeeld van Christelijke naastenliefde,
zoo zeldzaam in onzen tijd van koud en hard staats-socialisme,
dat ook zij die buiten het kerkverband staan zoo groote reden
hebben blij te gedenken dat de Ned. Herv. Pastorie te
Gasselternijveen door een Strating is bezet.
Wie zal onder cijfers brengen hoe vele gaven en hoe veel er
gegeven werd onder invloed van dat voorbeeld, hoe velen door dat
voorbeeld er toe gebracht werden in een zware verdrietige
levenstaak niet te vertragen.
Laten wij dan allen deel nemen in het feest op die pastorie en
hem door onze hulde onze dankbaarheid toonen voor het voorbeeld
ons 25 jaren gegeven. Laten wij ons, met terzijdestelling voor
wat ons verdeelt, één tonen in die hulde.
Wij weten zeer goed, Ds. Strating, dat als gij het dagboek van
uwe heerlijke loopbaan opslaat, gij vele dagen van zorg, kommer
en verdriet zult tegenkomen, maar laat onze hulde vele van die
dagen verzoeten want wij gevoelen eene blijde dankbaarheid, dat
gij des niet al te min steeds de kracht gevonden hebt uw werk
voort te zetten.
Wij brengen dank aan uw echtgenoote de steun en hulp U geboden in
uw arbeid. Neen, het feest op de Ned. Herv. Pastorie is niet
alleen een feest voor de lidmaten, maar ook voor onze heele
gemeenschap. Wij alle danken U, Ds. Strating, voor uw rijk en
machtig voorbeeld van geduld, moed en volharding.
MULLER
Zeer geachte Ds. en Mevr. Strating!
In bijna ieder menschenleven zijn van zulke dagen, die niet
onopgemerkt, niet zonder bizondere aandacht kunnen en mogen
voorbijgaan. Hetzij een verjaardag, een jubileum, of iets
dergelijks. Zulk een dag zal het. zoo de Heer wil, op den tien
Aug. zeker wel niet het minst voor U zijn. Op dezen dag, althans
in dezen tijd toch, is het voor U in meer dan één
opzicht een 25 jarig Jubileumfeest. Want het is niet alleen voor
U de herdenking van een 25jarige echtverbintens, maar voor
Dominé ook het oogenblik, dat hij vijfentwintig jaar als
predikant de Ned. Herv. Kerk gediend heeft.
Zulk een dag mag dan ook zeker niet ongevierd
voorbijgaan.Onwillekeurig zult U dan ook bij deze mijlpaal op
Uwen levensweg een blik werpen op het verleden dat door U zelven
het best kan worden overzien, omdat het door U beleefd is.
Maar toch zijn er ook anderen, die wel iets weten van den
levensweg, die in het verleden ligt, anderen die met U in
aanraking zijn gekomen op Zondagsschool en Vereenigingen, anderen
die Uw leerlingen zijn geweest.
En zulk een vriend en ouderling is schrijver dezes, die U op
dezen dag, en hij is er van overtuigd met vele anderen, naast
God, nog eens de dank wil brengen voor de vele gezegende en
leerzame uren, in tegenwoordigheid met U doorgebracht.
En dan denk ik in de eerste plaats aan de Jongelingsvereen.
'Onderzoekt de Schriften'. Hoe kunnen we hier anders aan terug
denken dan met een aangename herinnering. Onze vergaderingen toch
beantwoordden altijd aan het schoone doel der vereeniging, om
door onderzoek van Gods Woord en bespreking van verschillende
vragen, werkzaam te zijn tot bevordering van elkanders tijdelijk
en eeuwig welzijn.
Hoevele avonden hebben we dan ook gehad om met elkander Gods
dierbaar Woord te onderzoeken en te bespreken, verschillende
vragen te behandelen enz. En bij deze besprekingen werden we
altijd trouw geholpen en voorgelicht door onzen Weleerw.
Voorzitter Ds. Straling.
Het gaat niet aan om hier alle kleine bijzonderheden bij langs te
gaan, doch de herinneringen aan de avonden van de
Jongelingsvereen, zullen zeer zeker ieder oud-lid
bijblijven.
Doch Uw arbeid, Ds. en Mevr. Strating, onder de jeugd bestaat
niet alleen in de Jongelingsvereen. Naast deze vereeniging toch
bestaat er een Knapenvereeniging, de groote en kleine
Meisjesvereeniging, tegenwoordig naar ik meen een Reciteerclub en
daarbij de Zondagsschool.
Wanneer men dit staatje zoo overziet, komt men toch wel tot de
conclusie, dat Uw werk onder de jongemenschen een groote plaats
heeft ingenomen. En in dat werk mogen we vooral ook U Mevr.
Strating niet vergeten. Wat U voor de Meisjesvereenigingen zijt
en zijt geweest, kan een lid of oud-lid van deze vereenigingen
beter beoordeelen dan een vroeger lid van de
Jongelingsvereen.
Maar hoe kunnen we aan de zoo - ik mag wel haast schrijven -
beroemde jaarfeesten denken, dat we niet zouden denken aan U, die
hier altijd niet zulk een tact en vindingrijkheid aan hebt
gewerkt, tot het welslagen hiervan.
Hoe menigmaal is er op deze jaarfeesten met stilte aandacht
geluisterd, naar het fijn gevoelde lied door U gezongen.
Neen, het is niet mijne bedoeling, om hier de loftrompet te
blazen, doch wanneer ook een vriend de vrijmoedigheid mag nemen,
iets uit het verleden aan te halen, dan mag dit toch zeker
allerminst worden vergeten. Ja de schoonheid van de kunst in den
zang is altijd door U hoog gehouden. We weten dan ook dat dit
één van de schoonste gaven is, ons door God
geschonken.
Moge ik dan besluiten met den wensch, dat U ook hierin nog vele
jaren voor den jeugd ten zegen moogt zijn, dat het verder U ds.
en mevr. Strating en Uw gezin wel moge gaan en dat U van den Heer
geschonken moge worden, dat U nog vele jaren zoo'n groote plaats
ook onder de jeugd moogt innemen.
EEN VRIEND EN OUD LEERLING
Assen, januari 2006
© Somer
Op 18 december a.s. is het 100 jaar geleden dat het Nederlands Hervormde kerkgebouw te Gasselternijveen in gebruik werd genomen. In verband hiermee hebben wij een dezer dagen ene gesprek gehad met de heer G. van Sluis te Gasselternijveen, de voorzitter van het herdenkingscomité, die ons zo het ene en ander vertelde over de geschiedenis van de Hervormde Gemeente te Gasselternijveen. De Nederlands Hervormde Gemeente bestaat natuurlijk al veel langer. Zij dateert reeds uit omstreek 1680, uit de tijd dat dit dorp een veenkolonie in opkomst was en het Gasselter Nije Veen werd ontgonnen. Het veen werd afgegraven en de turf werd per schip vervoerd door de Schrijverswijk, vervolgens in westelijke richting totdat men via het tegenwoordige "Nieveenster Diepje" de Hunze had bereikt.
De landerijen en veenderijen van de boeren uit het oude
zanddorp Gasselte strekten zich ver uit in oostelijke richting
tot aan het tegenwoordige Gasselterboerveen en de
Gasselterboerveensche mond. Vandaar wellicht, dat deze
buurtschappen nog steeds kerkelijk bij het dorp Gasselte
behoren.
Van omstreeks 1680 dus dateert de Nederlands Hervormde Gemeente.
De eerste kerk stond op de plaats, waar momenteel de landbouwer
J. de Boer woont aan de Hoofdstraat. En naast de kerk stond de
school. Oude ingezetenen van Gasselternijveen wisten vroeger dan
ook te vertellen, dat de meester de jongens, die schelmenstreken
hadden uitgehaald, in de kerk opsloot. Verder was er bij de kerk
een begraafplaats.
Thimotheüs Huges, boer in Gasselte, was destijds kerkvoogd.
Hij vestigde zich later in het Gasselter Nije Veen, op de plaats
waar tegenwoordig de cementindustrie is gevestigd. Hij was de
vader, respectievelijk de grootvader van de heren Albert Huges en
Harm Huges, die beiden burgemeester van de gemeente Gasselte zijn
geweest.
In die tijd nu, dat Thimotheüs Huges kerkvoogd was, werd
besloten een nieuwe kerk te bouwen. Het oude kerkgebouw was
bouwvallig geworden en bovendien - zo staat in de oude
notulenboeken opgetekend - werd zij te klein om al het kerkvolk
te bergen. In het najaar van 1859 kwam de nieuwe kerk gereed en
op zondag 18 december werd zij in gebruik genomen. Er kwam toen
heel wat kijken om een kerk te bouwen. Bovendien was het in die
jaren op het kerkelijk erf in Gasselternijveen niet zo erg
rustig. Immers het was nog maar enkele jaren geleden, dat de
toenmalige plaatselijke predikant, dr. Feisser, zich openlijk
tegen de kinderdoop verzette en dientengevolge werd geschorst en
afgezet.*)
Uit wijde omgeving ging met des zondags naar Gasselternijveen
ter kerk, hetzij lopende of per rijtuig om de nieuwe leer van dr.
Feisser te beluisteren. Nadat dr. Feisser was afgezet diende hij
op zondag 13 april 1845 in een wijk bij de boerderij van Roelof
Reiling de volwassendoop toe aan aantal dopelingen en daarmee was
de eerste baptistengemeente in Nederland ene feit geworden.
Vandaar de naam Baptistenkade in Gasselternijveen. Ook begonnen
in die jaren de "afgescheidenen" zich te bewegen, maar het zou
nog tot donderdag 2 maart 1965 duren, voordat er in
Gasselternijveen een "afgescheiden gemeente" zou worden
geïnstitueerd.
Tussen deze jaren in dus kwam de kerk gereed. In de loop der
jaren is er natuurlijk wel zo het een en ander aan veranderd,
maar in 1953 werd zij grondig opgeknapt, gemoderniseerd en aan de
eisen destijds aangepast
*) Dr. Feisser was gehuwd met Karsina Wichers, die voor haar
huwelijk samen met haar broer woonde op de boerderij, die thans
nog door het geslacht Wichers wordt bewoond, namelijk het perceel
aan de Havenkade.
HOME