Kamer van Navraag Vereniging Armenzorg Commissie Werkverschaffing

Inleiding

foto In deze geschiedenis wordt aandacht besteed aan de bescheiden rol van een aantal Somer's in de Kamer van Navraag, de Vereniging Armenzorg en de Commissie voor Werkverschaffing. De armenverzorging vond in die tijd plaats door:
1. Het gemeente bestuur;
2. Kerkelijke besturen en
3. Particulieren.

De gemeentebesturen beperkten zich tot het hoognodige en datgene dat door de wet is voorgeschreven. Bijvoorbeeld de Commissie voor Werkverschaffing was een instelling van weldadigheid in de zin van de toenmalige Armenwet.

Maar deze zorg is geheel onvoldoende en de aanwezige leemte wordt opgevuld door de kerkelijke besturen. Bij de kerken is er echter niet alleen aandacht voor het materiële maar ook voor de zedelijke verbetering van de armen en verwaarloosden. Een leemte die hier aanwezig is, is het feit dat wie niet tot een kerk behoort buitengesloten is.
In deze leemte en mogelijk ook andere tekortkomingen probeert de liefdadigheid te voorzien. Wanneer onderzoek gedaan zou worden naar de omvang van de particuliere hulp dan zou men verbaasd zijn over wat er op deze manier aan hulp wordt geboden. Maar hier heerst jammer genoeg de willekeur. Wie goed kan bedelen heeft meer succes dan wie dit niet kan en de stille armen zijn al helemaal niet in beeld.

De verenigingen die in deze tijd worden opgericht zijn er in hoofdzaak op gericht om de particuliere liefdadigheid goed te regelen zodat scheefgroei wordt voorkomen en bedelarij wordt tegengegaan. Het is echter niet de bedoeling om de plaats van de kerkelijke diaconieën in te nemen.

Alle kerkelijke organisaties deden niet mee. Zo wenste het Rooms Katholieke Kerkbestuur geen samenwerking op grond van enkele artikelen in de Statuten van de vereniging Armenzorg.

Hierbij zal het opvallen dat in die tijd men andere beelden had over de privacy dan tegenwoordig en ook dat men er niet tegen opzag om mensen onder een zekere druk te zetten.
Ook is van belang op te merken dat het hebben van werk ook toen als een belangrijk onderdeel werd gezien van armoede bestrijding.

Assen, februari 2006,
© Somer

Kamer van Navraag

Als gevolg van een circulaire, door de heren H. U. Meijboom, C. Tetrode, J. Veeninga, J. Koops, A. Kremer, Mozes Cohen en Mr A. ten Oever, aan de ingezetenen rondgezonden, werd op 24 januari 1882 's avonds in het Concerthuis te Assen een zeer goed bezochte vergadering gehouden van ingezetenen die belang stelden in armenzorg, ter bespreking van de oprichting alhier van een Kamer van Navraag.

Wat stelt zich een Kamer van navraag ten doel? De circulaire antwoord hierop door de volgende gedeeltelijke overneming uit "de Vragen des Tijds" van een stuk getiteld:
De Kamer van Navraag te Enschede.

"Zij wil zorgen dat het verlenen van onderstand, vooral voor zover het van particulieren uitgaat, oordeelkundiger geschiedt en meer uitsluitend aan werkelijk noodlijdenden ten goede komt, dan dit meestal het geval is, Zij wil er tegen waken, dat mensen, bij wie het niet volstrekt onvermijdelijk is, en vooral dat zij, bij wie onderstand verkeerd besteed zou zijn, ondersteuning krijgen.
Daartoe geeft zij aan ieder. Die het maar vraagt ,kosteloos inlichtingen over iedere behoeftige. Tegelijk opent zij voor het publiek de gelegenheid om noodlijdenden bij haar bekend te maken. Een arme kan ook zichzelf aangeven. Ondertekend behoeft de aangifte niet te zijn. Zij doet dan echter niets meer dan dit: dat de armencommissaris (de enige persoon eigenlijk, die het werk verricht, dat de instelling op zich heeft genomen) zulk een arme met inlichtingen over hem opgeeft aan de diaconie aan die particulier, die geacht kan worden geroepen of instaat te zijn zich hem aan te trekken. Alles geschiedt schriftelijk, om de commissaris het tijdrovend bezoek van armen, die gewoonlijk veel tijd hebben, te besparen. Hij behoeft nooit iemand ter woord te staan.
De instelling bedeelt nooit, en is eigenlijk minder een inrichting van armenverzorging dan van armenpolitie. Behoeftigen aan onderstand helpen, is bij haar bijzaak; behoeftigen, bij wie dit niet volstrekt onmogelijk is, dwingen in eigen onderhoud te voorzien, haar leidende gedachte. Bovendien zorgt zij, dat de kinderen van bedeelden trouw school gaan.
Eindelijk: liefdadigheid, die gewenste vruchten zal dragen, moet een werk zijn van persoonlijke belangstelling van de ene in de andere. Nu is dit onmogelijk, zolang dezelfde arme bij verschillende instellingen en personen tegelijk kan aankloppen, die zonder onderling overleg handelen en zolang dezelfde heer of dame met een overgroot aantal arme gezinnen heeft te maken. Kon men het zover brengen, dat iedere arme slechts bij een instelling of particulier terecht kon, en dat ieder persoon of corporatie slechts met een beperkt getal armen zich inliet, maar daarbij wist: "voor deze zorgt niemand als ik het niet doe", dan was daarmee het uitzicht geopend op een nauwere band tussen bedeler en bedeelde, die niet dan heilzaam werken kan. Ook dit punt behoort tot de zorgen der Kamer van Navraag. Zij wijst niet op de wijze van het Elberfelder stelsel (zie de bijlagen) aan iedere armverzorger een wijk of zekere armen aan. Zij schept geen patronaat. Maar waar zij een patronaat, uit natuurlijke omstandigheden voortgevloeid vindt; waar bijvoorbeeld iemand in een behoeftige belang stelt, omdat deze vroeger zijn arbeider is geweest, of naast zijn deur woont, daar verzoekt zij ieder ander zich met die arme niet te bemoeien, en althans hem nooit iets te geven. Andere armen beveelt zij weer aan een particulier aan; maar nooit zulke, wier belangen zich een diaconie reeds aantrekt.
En hoe werkt zij dan? Klopt bij mij een arme man aan om hulp, dan vraag ik zijn naam en woonplaats en laat hem zelf of een ander een stukje papier in de bus werpen, waarop niets staat dan: "A. vraagt inlichtingen over B. en laat om zo of zo laat antwoord halen." Heeft nu de armencommissaris in lang niet van dat gezin gemerkt, dan loopt hij even aan in de fabriek of in de winkel, waar die man aan het werk is, om te horen wat hij thans verdient; of hij zoekt hem in zijn woning op om te zien, hoe het er gesteld is; of hij vraagt de politie; of, als uit het stamboek blijkt, dat die arme bij een of andere particulier bekend is, dan vraagt hij deze. Komt mijn dienstbode om antwoord, dan geeft hij haar een briefje met die inlichtingen mee. Nu staat het nog aan mij of ik die arme, als die terugkomt, iets geven wil of niet. De meeste trouwens komen, als zij merken dat er naar hen geïnformeerd wordt in het geheel niet terug. Doch onderstel, hij komt wel weer. Geef ik hem dan iets, dan schrijf ik dat weer op een stukje papier en laat dat bij gelegenheid in de bus werpen, om bij een volgende aanvraag over dezelfde persoon de inlichtingen vollediger te maken. Desnoods is de opgave: a heeft een gulden ontvangen, zonder vermelding van wie de gift komt voldoende.
Maar nu werpt een behoeftige een briefje in de bus, of een ander doet het voor hem, misschien zelfs zonder zijn voorkennis. De commissaris wint dan inlichtingen in bij de baas bij wie die persoon werkt, of bij de diakenen van zijn gemeente; en acht hij hulp nodig, of is het geval ook maar twijfelachtig, dan geeft hij daarvan kennis aan een der bestuurders, die hij maar het eerst te spreken kan krijgen. Deze loopt bij een diaken, onder wie de arme zou ressorteren aan en bepraat of bepleit daar diens belangen; of hij beveelt die behoeftige bij een zijner kennissen of bij een ander particulier aan, om onderstand te ontvangen; altoos weer met verzoek van die onderstand opgave te doen in de bus. En eveneens altoos zoveel mogelijk een roomse bij een roomse; een vrouw, die gediend heeft bij een lid der familie, waarbij ze gediend heeft; een weinig bekend gezin bij iemand in die buurt enz. En dezelfde arme altoos bij dezelfde gegoede. Dit om de bovengenoemde reden. 't Is gebleken, dat er altoos wel een hulpvaardige ziel is te vinden, die geven wil, als gij hem maar waarborgt dat de gift goed is besteed.

Soms ontdekt de commissaris of een ander een zieke, een kraamvrouw bijvoorbeeld, die tijdelijk beter voedsel nodig heeft, dan zij zich verschaffen kan. Of een dokter spreekt hem over zo iemand. Dan stuurt de commissaris of een der bestuurders een briefje rond bij enige dames, met verzoek daarop de dag te willen invullen, waarop, een week of wat lang, bij haar eten voor de ziek kan worden gehaald. Alweer aantekening daarvan in het boek: zodat niet de eene liefdadige aan veel te veel, de ander aan niemand de kost moet geven. antwoordt een der dames: het schikt mij niet, dan wendt men zich tot een andere, maar altoos kwam men terecht.
In de regel is het niet de commissaris die hulp voor armen vraagt, maar een van de bestuurders. Deze winter kwamen deze om der week of drie een uurtje samen, keken het boek door, en bevonden zij dat er gezinnen waren, of zij zich aanmelden of niet, de nood groot moest wezen, dan gaven zij die aan een of ander van hun bekenden op, met verzoek ze gedurende een week of wat te ondersteunen, bijvoorbeeld met een bon voor winkelwaren of hoe zij dat zelf wilden doen. altoos is de kamer klaar gekomen. Alweer. Geef het publiek een waarborg, dat alleen voor wezenlijk noodlijdenden hulp wordt gevraagd; pres niemand maar laat ieder vrij te geven of niet te geven, ook hoeveel en aan wie hij geven wil, en de liefdadigheid laat u niet in de steek.
Ook het schoolverzuim met het beste gevolg. De manier is alweer doodeenvoudig, zonder de gecompliceerde omhaal van een vereniging met wetten, vergaderingen, wijkbezoekers, enz. Eens per maand gaat de armencommissaris naar de onderwijzers van de scholen, waar kinderen van behoeftigen schoolgaan; hij ziet de schoollijsten door en noteert de gezinnen die onderstand ontvangen en waarvan de kinderen slecht komen. Laat het er 80 zijn. De bestuurders der Kamer nemen er dan ieder enige voor hun rekening en gaan in de loop der week even zelf in die gezinnen aan, of meestal vertellen het geval aan de werkgever, of wie dan ook, die op het hoofd van zulk een gezin invloed of macht heeft. De bedreiging: dan houdt het werk of de bedeling op, is gewoonlijk voldoende om het schoolbezoek te verbeteren.
Hier is pressie, maar m.i. een zeer geoorloofde. Eindelijk is er een niet talrijke categorie van behoeftigen, die een bijzondere behandeling eisen; de stillen fatsoenlijke armen. Buren of familieleden geven zulke soms op. In een kleine stad weet men trouwens allicht waar zij schuilen. De commissaris mag hen niet bezoeken. Immers zijn verschijning doet dadelijk denken: hier woont een bedeelde. En het eergevoel van de beschamende armen moet worden gespaard. Evenmin mag hij hen inlichtingen geven, al worden wel allee gegevens in het stamboek verzameld. Hij geeft hen dadelijk op aan een der bestuursleden, die dan zelf eens naar hen heengaat. En er wordt altijd door bekenden van deze wel voor hen gezorgd. Over het geheel: zolang iemand uit de klasse der bedeelden kan houden, geschiedt dit door onderhandse hulp."

De voorzitter, de heer H. U. Meijboom, opende de vergadering, en gaf te kennen dat deze een gevolg was van een aan hem gedane opdracht in een vergadering van het Vrije woord, om te beproeven hier een Kamer van Navraag te vestigen, een instelling die in andere plaatsen van ons vaderland zeer gunstig werkt.
Hij was in overleg getreden met de boekhouders van de diaconieën van de verschillende gezindten in Assen en had de personen gevonden, die zich met het lidmaatschap der kamer zouden willen belasten, te weten de heren: E. Keun, H. van Meurs, R. Oosterhoff, G. F. Servatius, W. Somer, W. A. Tidens en A. J. van der Wijk, alsmede een commissaris boekhouder, de heer J. Reijntjes.

Vervolgens kwam in behandeling de vraag, of een Kamer van Navraag te Assen al dan niet wenselijk zou zijn. Bij acclamatie werd aangenomen dat een dergelijke Kamer te Assen wenselijk is.
De kosten voor de inrichting van de Kamer werden geschat op f 200,00. Een rondgang door de gemeente zou hierin moeten voorzien.

Vervolgens maakt de Kamer van Navraag naar behoeftigen te Assen bekend dat zij aan een ieder, die het vraagt, kosteloos inlichtingen geeft omtrent iedere behoeftige, in deze gemeente woonachtigen en tegelijk voor ieder de gelegenheid openstelt om noodlijdenden bij haar bekend te maken. De formulieren moeten worden bezorgd in de daarvoor bestemde bus, geplaatst in de vestibule van het gemeentehuis alhier. Dan bericht de kamer op 3 mei 1882 dat de Kamer van Navraag alhier is in werking getreden. De al of niet gunstige werking van de Kamer zal nu afhangen van de medewerking van de Assenaren.
Dringend wordt verzocht dat niemand voortaan gaven uitreikt aan armen die hij niet kent. Komt er een bedelaar aan de deur of vraagt iemand om hulp dan vraagt men eerst inlichtingen over die persoon via de vraagbus inlichtingen en zijn de inlichtingen die persoon betreffende zodanig dat hulp nodig is dan meldt men dit ondertekent of anoniem via de bus van de gave die verleend is. De bedelarij als bedrijf kan daardoor overwonnen worden. Verder worden de Assenaren, die hulp willen verlenen door middel van voedsel, kleding of geld verzocht dit rechtstreeks of door middel van de bus kenbaar te maken opdat de Kamer weet aan wie zij hulpbehoevende armen kunnen aanbevelen.

Na een half jaar te hebben gefunctioneerd doet de Kamer van Navraag hiervan het volgende verslag.
"De Kamer van Navraag te Assen heeft gedurende een groot halfjaar gefunctioneerd en si het winterhalfjaar in getreden. Omstreeks half april 1882 werd zij geopend. Zij begon met de medewerking in te roepen van de geneeskundigen en de hoofden der lagere scholen en verkregen hiervan veel medewerking. Van de diaconieën voldeed alleen de Nederlands Hervormde aan het verzoek om opgave van de volledige naamlijst van haar bedeelden. De 3e november 1882 bevatte het stamboek 91 posten.
In 34 gevallen werd het verzoek schriftelijk door middel van formulieren of briefjes in de bus der Kamer in het Gemeentehuis gedaan.
Het onderzoek loopt over zijn kerkgenootschap, zijn leeftijd, huisgezin, verdiensten, verplichte uitgaven als huur en ziekenfonds, bloedverwanten of kinderen buitenshuis tot hulp in staat, zijn bijzondere inkomsten zijn gedrag en al wat verder tot beoordeling van zijn toestand dienen kan.
In 20 gevallen werd door bemiddeling der Kamer soms herhaaldelijk hulp verleend. Evenwel meent de Kamer reden te hebben tot het vermoeden dat door particulieren nog veel bedeling gebeurt die niet ter harer kennis komt. Hoe algemenere echter de medewerking van particulieren is hoe gunstiger de Kamer werkt.
Ook maant zij bij het begin van de winter Assens ingezetenen nog eens dringend aan in geen geval te geven aan onbekenden. Zo alleen kan de bedelarij geweerd worden. Men houdt zich aan de regel: Nooit geven aan onbekenden! En aan bekende armen niet geven zonder medeweten der Kamer."

Enige tijd later blijkt het Reglement van de Kamer van Navraag gereed te zijn. Hierin wordt gemeld dat het doel van de Kamer is kosteloos inlichtingen te geven omtrent iedere behoeftige in de gemeente Assen woonachtig en geeft tevens de gelegenheid noodlijdenden aan hun bekend te maken. Zij bestaat uit 12 leden.
De Kamer ontleent haar mandaat aan een vergadering van armenzorg belangstellende ingezetenen, die zich tot het geven van een jaarlijkse vrijwillige bijdrage verbinden van tenminste 50 cent.

Dan volgen hier een drietal korte verslagen van gehouden jaarvergaderingen van de Kamer van Navraag.
De Kamer van Navraag hield gisteravond in het Concerthuis haar gewone jaarlijkse algemene vergadering met contribueerenden. Na afloop van de vergadering koos de Kamer respectievelijk tot haar voorzitter, secretaris en penningmeester, de heren G. van Gorcum, H. van Meurs en W. Somer.
De taak van de Kamer blijkt uit het verslag van de secretaris te zijn: te voorzien in tijdelijke nood vanwege ziekte, werkloosheid en dergelijke.

In de algemene vergadering van de Kamer van Navraag gisteravond gehouden alhier werd o.a. de rekening van de penningmeester de heer W. Somer nagezien.
De commissie hiervoor benoemd vond de rekening in volmaakte orde en stelden voor den heer Somer een pluimpje te geven voor zijn even net als nauwkeurig beheer. Hiermee stemde de vergadering in. Daarna vond bestuursverkiezing plaats. Aan de beurt van aftreden was de heer W. Somer die zich niet herkiesbaar stelde.

In de vergadering van de contribueerenden van de Kamer van Navraag gehouden in het Concerthuis bleek uit het vijfde jaarverslag dat deze instelling zich bij voortduring in de belangstelling van de ingezetenen mag verheugen. Ook in het afgelopen jaar werd haar tussenkomst weer talrijke malen ingeroepen door en verleend aan verschillende personen. Meestal waren ziekte en gebrek aan werk de oorzaak van de tijdelijke nood.
De periodiek aftredende en niet direct herkiesbare bestuursleden C. van Gorcum, W. Somer en A. J. van Wijk werden vervangen door M. H. Vos, B. J. Somer en F. A. Gosselaar.

Onderstaande gegevens zijn overgenomen uit het dagboek en het stamboek van de bode van de Kamer van Navraag over de periode 1 november 1889 tot 21 november 1891.
Het dagboek bevat aantekeningen over W. Somer en zijn bemoeienissen met de gezinnen Mulder en Trippen. En verwijst daarbij naar het stamboek. In dit stamboek onder nummer 244 staat het volgende over het gezin Mulder geschreven:
Dit gezin woont in de Dierentuin en is ingeschreven op 24 februari 1889. Zij zijn gereformeerd. Zij hebben drie kinderen beneden de acht jaar en het schoolbezoek van hen is nog goed. De man doet bijna niets en verdient bijna niets. Op het gedrag valt nogal wat aan te merken. Ontvangen van particulieren ondersteuning. De broer van de vrouw in Groningen is als bloedverwant tot ondersteuning in staat.
En onder overige inlichtingen:
Deze lieden hadden vroeger goed hun brood maar waren te onverschillig zodat ze hier geheel verarmd zijn. Drankmisbruik speelde ook een grote rol in. Door particulieren alsmede door de heer G. van Gorcum is geld bij elkaar gebracht. Maar het zal wel niet helpen.
5 juni 1889.
Woont op heden aan de Nieuwe Vaart, kreeg van de heer Tetrode een geit voor f 10,00. Bitter arm.
13 november 1889.
Zij kregen 50 cent van de heer Somer. Z. E. verzocht mij een onderzoek bij hen thuis te doen. Zij zeiden gaarne een nieuwjaarsijzer te willen hebben met het nodige meel enz. Kregen van de heer D. van der wijk hiertoe f 3,00. De heer J. Veeninga heeft hen hiervoor het benodigde ter hand gesteld en van de heer Somer een nieuwjaarsijzer, maar van het nieuwjaarskoeken bakken kwam zeer weinig. De geit die hen de 5e juni gegeven was is allang verkocht.
Op dezelfde 13 november 1889 staat in het dagboek over dit gezin vermeld:
De heer Somer vroeg mij in de Groningerdwarsstraat naar Mulder in de Dierentuin en stelde mij vijftig cent ter hand met verzoek het hem ter hand te stellen en daar eens onderzoek te doen omtrent het gezin. Ben er tweemaal in huis geweest maar er was niemand aanwezig. Ook de buren wisten mij niets omtrent haar te zeggen.
Om plusminus acht uur des avonds kwam ze bij mij aan huis. Ik gaf haar het geld. Zij verklaarde het bitter arm te hebben en wilde gaarne een nieuwjaarsijzer met het nodige meel hebben. Zij zouden daarvoor vijf of zes gulden nodig zijn.
Uit het dagboek op 13 december 1889 de notitie dat de heer Somer zeide dat de vrouw van Mulder bij hem aan huis was geweest, hij had één gulden aan haar gegeven.

Uit het stamboek onder nummer 181 Jan Trippen, Kloekhorststraat, ingeschreven op 18 maart 1886. Katholiek. Man 47 jaar en vrouw 40 jaar. Kinderen 11, 8, 5 en 3 jaar. Schoolbezoek goed. Huishuur f 60,00 per jaar. Man handelt in galanterieën maar verdient niet genoeg om in behoefte te voorzien. Gedrag zeer goed.
Toelichting: Door de slechte tijden zijn deze mensen totaal arm geworden Hij vroeg om raad en stuurde hem toen naar de burgemeester. Daar werd hij verder geholpen aan iets om van te leven en 25 gulden voor de negotie. Doet wel zijn vlijt maar zegt niet te kunnen bestaan temeer daar hij deze zomer nog vier weken niet heeft kunnen lopen. Zwevend been. Hierdoor zitten zij 1 november 1887 erg krap. Zulke kleine kooplieden moesten wat verbouwen dan konden ze hun ledige tijd met voordeel besteden.
Oktober 1888: niet best.
30 december 1889 een ondergetekende brief die ik het katholiek armenbestuur ter hand stelde na eerst bij hem een onderzoek te hebben gedaan. Had een lijst ontvangen van de heer Somer. Z. E. stelde tezamen voor Trippen en Dochle (ook een kleine koopman) f 23,00 ter hand.
1 november 1891 zeer armoedig zonder negotie.

Vereniging Armenzorg

foto De vereniging Armenzorg, waarin de eerder beschreven Kamer van Navraag is opgegaan draagt meer de trekken van het hierboven beschreven Elberfelder stelsel. Het heeft duidelijk een kenmerk van dit stelsel omarmd namelijk de armenbezoeker.

In de vergadering van 22 september 1891 van de vereniging in oprichting stelt ds. H. U. Meijboom, de secretaris van de commissie die het initiatief heeft genomen tot oprichting, vast dat er een gemis is aan samenwerking tussen de kerkelijke liefdadigheidsinstellingen en het stelselloze der particuliere filantropie. Ook is onderzoek wenselijk naar de aard en de oorzaak van de armoede en van het tegengaan van bedelarij. Zijn conclusie is een vereniging in het leven te roepen wier leden zich onvoorwaardelijk verbinden elke ondersteuning aan de deuren van de ingezetenen te weigeren en iedere arme die zich aanmeldt naar aan daartoe aangestelde commissie te verwijzen.

In dit archiefje zaten ook presentielijsten van gehouden vergaderingen. Daar waren o.a. aanwezig:
26 november 1891: R. Somer; T. Strating.
10 december 1891: T. Strating; R. Somer en L. Somer.
16 december 1891: J. E. Somer; J. Somer en T. Strating.
26 februari 1892: J. E. Somer; R. Somer en L. Somer.
04 december 1892: J. E. Somer; R. Somer; T. Strating en L. Somer.
08 maart 1893: R. Somer.

In de statuten van de vereniging Armenzorg, die op 26 januari 1892 Koninklijk zijn goedgekeurd, wordt als doel geformuleerd verbetering van de armenzorg te bewerkstelligen en zij wil dit bereiken:
· door eenheid en gelijkmatigheid te brengen in het werk der particuliere liefdadigheid;
· door onderstand en hulp te verlenen aan personen, in wier behoeften niet op andere wijze wordt voorzien, tenzij korte dan 1 jaar in Assen woonachtig;
· door wering van bedelarij;
· door bekendheid met goede beginselen van armenzorg te bevorderen.

Zij onderhoudt hiervoor betrekkingen met alle instellingen van liefdadigheid met het doel zo de behoeften van het armenwezen te overzien, en stelt zich bij voortduur op de hoogte van de gesteldheid der armen om aan liefdadigheidsinstellingen en particulieren te allen tijde inlichtingen te verschaffen die hun van dienst kunnen zijn. Ook tracht zij gelden en andere benodigdheden bijeen te brengen en opent een bureau voor informatie en onderstand. De contributie voor leden is f 1,00 per jaar.
Het bestuur bestaat uit tenminste vijf personen, jaarlijks treedt één af en wel voor het eerst op 1 oktober 1892.
Het bestuur wordt bijgestaan door een commissie van armbezoek.
Zij wordt samengesteld, zo mogelijk, uit leden van verschillende gezindten, gekozen door het bestuur.
Het bestuur stelt in overleg met die commissie een instructie op.
Eén vierde gedeelte van de commissie treedt jaarlijks op 1 oktober af volgens een daarvoor op te maken rooster. Zij zijn dadelijk herkiesbaar.

Uit de bestuursvergaderingen:

Vrijwillige armenbezoekers zijn o. a. T. Strating, R. Somer, L. Somer en J. E. Somer.
Assen wordt verdeeld in 18 wijken met per wijk 2 armenbezoekers.
De uitnodiging aan B. J. Somer om armenbezoeker te worden heeft hij niet aangenomen. 5e wijk Rolderstraat, linkerzijde J. E. Somer.
7e wijk Kanaal vanaf wed. Winters tot aan Sluis I, Molenstraat en Molendwarsstraat: R. Somer en T. Strating.
15e wijk sectie O Witterweg, Witten en Witterveld: L. Somer.
Tijdens de vergadering van 10 december 1891 is besloten een algemene collecte te houden in Assen. Voor de organisatie van deze collecte melden zich o.a. J. E. Somer en L. Somer. In de vergadering van 5 januari 1892 wordt gewag gemaakt van de overdracht van het saldo van f 243, 07½ van de Kamer van Navraag aan de Vereniging Armenzorg.
R. Somer is als nieuw lid benoemd van het bestuur en in de vergadering van 17 oktober 1907 wordt hij gekozen tot secretaris.
Merkwaardig is dat R. Somer werd gekozen als bestuurslid en secretaris vlak voor het besluit om de Vereniging Armenzorg op te heffen vanwege het teruglopen van de steun uit de samenleving. De bedelingen liepen nog door tot 1 maart 1908, toen was de kas leeg. En het gemeentebestuur moest de zorg nu overnemen.
Het laatste jaarverslag van de vereniging is over het verenigingsjaar 1905 - 1906.

Uit de vergaderingen van de armenbezoekers:

foto De eerste vergadering van de armenbezoekers vindt plaats op 16 december 1891.
Bij het afgeven van de bonnen (voor voedsel enz) blijkt te zijn gefraudeerd door een bedeelde, verzocht wordt het bedrag niet in cijfers op te geven maar in letters en de bedeelde te laten tekenen.
L. Somer brengt naar voren dat ook kinderen van bedeelden de bonnen bij hem komen ophalen. Tekenen gaat dan moeilijk.
J. E. Somer acht controle door de armenbezoeker overbodig omdat het bestuur, dat toch vaststelt wat ieder der bedeelden ontvangen kan, dadelijk de vervalsing kan ontdekken.

De wijkindelingen worden regelmatig veranderd. In de nieuwe indeling opgenomen in de notulen van 12 oktober 1893 komt J. E. Somer niet meer voor. Ook komt hij niet meer voor als bezoeker van de vergaderingen.
Bij nader onderzoek blijken de volgende twee ongedateerde brieven door hem te zijn verzonden (genummerd 5 en 7) waarin hij in de laatste zijn ontslag indient. Brief genummerd 5:
"Daar ik armbezoeker ben van wijk 5 Rolderstraat en in de begin van de oprigting als mede armbezoeker had de weledele heer Kijmmell en als toen zeer gemakkelijk te doen was, en nadat de heer Kijmmell is benoemd tot bestuurslid is mij door het bestuur van Armbezoek toegevoegd de heer Nathans en die nu ook alweer heeft bedankt. Zo geef ik door deze ook kennis dat ik ondergetekende zal bedanken daar mij de arbeid alleen zonder hulp daarvoor te zwaar is of dat u mij nog een degelijk werkzaam persoon toevoegd opdat mij de werkzaamheden worden vergemakkelijkt."

De brief daarop volgend - nummer 7 - gaat als volgt:
"Naar aanleiding dat ook als weder de heer Boer heeft bedankt voor armbezoeker en mij nu de freule van der Wijk is toegewezen en uit de stad is ……………….. welke ik nog niet heb gesproken. Zoo geef u door dezen te kennen ook te bedanken voor armbezoeker aangezien dit mij teveel tijd kost. Hetwelk mij niet schikt."

Het bestuur van de vereniging ontvangt een brief gedateerd 13 november 1893 van de armenbezoekers en collectanten van wijk 5 te weten A. de Vries en W. Koops. Hierin maken zij melding dat bij de collecte van 1892 en nu weer door de Pastoor der Rooms katholieken de lijst blanco werd teruggeven en zonder een gift te ontvangen. Zij menen dat de Rooms Katholieken niet bedeel moeten worden om reden dat zij bij een kerkgenootschap behoren waar men met twaalf jaar belijdenis aflegt.
Op de vergadering van het bestuur van 21 november 1893 wordt deze brief aangehouden. In de vergadering van 16 november 1893 van de commissie armenbezoekers stelt L. Somer voor aan het bestuur te kennen te geven, dat nu de Rooms Katholieken in het bijzonder de pastoor aan de jaarlijkse collecte voor Armenzorg bijna niets hebben gegeven, bij de bedeling van Rooms Katholieken daarmee rekening te houden. Dit voorstel wordt met zes voor en vijf stemmen tegen aangenomen.
Op de vergadering van het bestuur van 28 november 1893 wordt de brief van de Vries en Koops alsmede het voorstel van de commissie besproken. Besloten wordt aan het Rooms Katholieke armenbestuur de vraag te stellen welke bezwaren er zijn tegen welke bepalingen in de statuten van Armenzorg.
In de vergadering van 23 januari 1894 ligt het antwoord ter tafel dat stelt dat strijd van hun reglement met de statuten van Armenzorg de samenwerking tegenhoudt. Besloten wordt dit voor kennisgeving aan te nemen.

Uit de notulen van 30 oktober 1895 van de commissie armenbezoekers blijkt dat L. Somer zijn functie als armenbezoeker heeft neergelegd.

De laatste notulen zijn van 10 april 1906. De bijeenkomsten van de armenbezoekers zijn als een nachtkaars uitgegaan. Gelet op de intervallen tussen de laatste vergaderingen. Zie voor de opheffing van de vereniging hierboven.

Enkele Krantenberichten

Het uitreiken van warme spijzen door de vereniging Armenzorg is beëindigd. De uitreiking vond plaats gedurende 6 achtereenvolgende weken. 134 behoeftigen maakten gebruik en 4286 porties soep werden uitgereikt.
Winkelier H. Nijboer heeft de hem gedane bestelling ten behoeve van de soepuitdeling gratis geleverd. Waarvoor dank.

Levering gort en bonen aan de Vereniging Armenzorg voor het tweede kwartaal 1894 is J. Benus jr. en voor turf de heer K. Noorwegen, beide in Assen.

Allen die werkvrouwen zoeken worden beleefd verzocht zich te wenden tot een der leden van het bestuur van de Vereniging Armenzorg.

Door de heer H. J. E. van Loon, vertegenwoordiger alhier van de bierbrouwers firma Keizer en Co te Groningen, is aan Armenzorg aangeboden om gratis het ijs te verschaffen aan de zieken der vereniging die dit nodig hebben. Dit aanbod is met dank aanvaard.

Enkele Jaarverslagen

Uitgaven en inkomsten dienstjaar 1894/1895.

Inkomsten
Uitgaven
Collecten en giften
Collecte bij begrafenis
Opbrengst voorstelling
Opbrengt collecte bij huwelijk
Gift HM Koninginnen
Afdracht commissie Rolderstraat







Nadelig saldo
3625,93 2,50
75,00
5,80
379,50
45,74







230,20
Bedeling geld
Bedeling brood
Bedeling turf
Bedeling gort
Bedeling bonen
Bedeling klompen
Bedeling stro
Bedeling medicijnen
Bedeling breukbanden
Toelage kind
Soepuitdeling
Bedeling dekens
Diversen
Saldo 1893/1894
2281,62
348,74
296,68
234,30
59,41
108,25
3,00
309,97
7,00
20,00
198,34
5,00
16,26
467,03

In bovenstaande staat zijn de halve centen weggelaten.

Uit het jaarverslag over het dienstjaar 1895/1896 blijkt dat het aantal leden 406 bedraagt. Dat de uitgaven voordurend stijgen maar de inkomsten niet. Het bestuur wijst erop dat deze wanverhouding op de duur niet houdbaar is.

Uit het jaarverslag over het dienstjaar 1895/1896.

De vereniging heeft 406 leden. De uitgaven stijgen voortdurend dit in tegenstelling tot de inkomsten. Het bestuur wijst er met nadruk op dat deze wanverhouding op de duur niet houdbaar is. Het nadelig saldo over het dienstjaar 1894/1895 van f 230,20 is geklommen tot f 443,40 over 1895/1896, terwijl de uiterste spaarzaamheid in de bedeling betracht wordt en deze voor sommige gezinnen werkelijk te laag is. Naast het feit dat door de hulpzoekenden op brutale wijze hun recht op ondersteuning aan het bestuur wordt voorgehouden, waarom een vrouwelijke bedeelde van de lijst werd geschrapt, wordt in het verslag ook melding gemaakt van een oud vrouwtje, dat na de bedeling heen gaat met de woorden: "Nou dankboar allemoal heur!" en van een 80 jarig man, die de stad ging verlaten en het bestuur dankbaarheid betoonde, maar ook wederkerig dankbaarheid eiste daar hij Armenzorg een voordele van f 78,00 per jaar bezorgde.
Na het overlijden van een aan tering lijdend meisje, voor wie het bestuur een krib had laten maken, kwam het bericht bij het bestuur, dat de krib door de moeder was verkocht, die daarvoor ter verantwoording werd geroepen en in de volgende woorden haar onschuld trachtte te bewijzen:
"Zo woar as'r een God in de hemel is, zal ik precies vertellen hoe de vörk in de steel zit: Toen mien lieve wiggie störven was, zetten we de kribbe in 't achterhuus, maar al heel gauw kwam buurman die met oes onder één dak woont, klaogen dat hie en zien vrouw 's nachts niet slaopen können umdat om twaolf uur drie maol achter mekaer op de kribbe klopt wör. En 't slimste was, dat hie, toe hie nao en geklop deur de reten keken had, mien dooie dochter in 't wit over de kribbe had zien loopen. Of ik nou al zee: allemaol malligheid, 't hulp niet en hie jeuzelde net zoo lang tot ik de kribbe buten deur zette. Toe ik nou is op een goeie aovond zowat negen uur, half tien, met buurvrouw naor huus gung, begun ze over 't geval te praoten en zee, dat 't nog altied an klopte. Ik zee: leugens allemaol; maor 't komp da'j gien goed geweten hebt, want jij hebt mien dochter plaogt. Nou kiek dan zulf a'j durft, zee ze, maor je durft niet. Dat leut ik mie gien twee keer zeggen en 'k zee: mien binnenste is zo zuver as gold en 'k zal buten wachten op de kribbe tot de klok twaalf het. En ik heb 't doan heren. En krek middernacht, warachtig, wör er drie maol op de kribbe klopt, maor de witte gedaonte kwam niet; dat kun ok niet, daorveur he'k mien kind veul te goed oppast. Toe ik dit de volgende morgen an de buren vertelde, wollen ze de kribbe helemaol weg hebben. Dit is gebeurd. 'K heb hem an mien getrouwde dochter geven, die er nou gebruuk van moakt als achterschot van heur woonbak (een woonwagen zonder onderstel). De heren kunnen nou zien, dat 't leugens waoren, da'k de kribbe verkocht heb."

Uit het jaarverslag over het dienstjaar 1899/1900.

De vereniging heeft door ervaring geleerd haar pogingen werk te verschaffen door heide plukken, grond omspitten enz. op te geven en zich hoofdzakelijk bezig te houden met het verstrekken van ondersteuning.
De vereniging telt thans 366 leden en de contributie der leden dient te voorzien in de administratiekosten.
Het dienstjaar begon met een nadelig saldo van f 321,60 en sloot het dienstjaar af met een ongeveer even groot tekort. Met de nodige aandrang beveelt het bestuur de collecte aan bij allen die met het bestuur van mening zijn dat de instelling van een burgerlijk armbestuur niet gewenst is. De commissie van armenbezoekers bestaat uit drie dames en 19 heren.
Bij aanvang van het dienstjaar waren er 65 bedeelden en dit aantal liep in december, toen alle veldwerkzaamheden waren beëindig op tot een maximum van 101 in januari. Van de 121 bedeelde behoorden 12 tot de Rooms Katholieken en één tot de Doperse Gemeente en 30 zonder een godsdienst de overigen waren of Hervormd gedoopt dan wel als Hervormd geregistreerd.
Een bedrag van f 586,00 werd besteed aan het verstrekken van gratis geneesmiddelen. Dit is erg veel en bij het bestuur is de vraag gerezen om deze post niet over te laten aan de gemeente die toch al voor kosteloze geneeskundige hulp zorgt.

Commissie voor werkverschaffing

foto Commissie werkverschaffing sedert 1841. Bestaat uit vertegenwoordigers van de Hervormde de Afgescheidene, de Rooms Katholieke en de Israëlische armenbesturen.
De werkzaamheden die zij door de werklozen laten verrichten zijn:
Keistenen voor macadamwegen verbrijzelen, takkenbossen binden, spinnen en breiden, het gebreide en gesponnene wordt tegen verminderde prijzen aan de respectievelijke diaconieën afgezet.
Het arbeidsloon wordt betaald in bonnen voor levensmiddelen, wier levering in het openbaar is uitbesteed.
De commissie vraagt het stedelijke bestuur om onder voorwaarden de stads gemene weide 't Broek genaamd, bij gedeelten te verbeteren en daartoe de arbeid van werkloze behoeftigen aan te wenden.
Vanaf 1841 konden werklozen tijdens de wintermaanden, wanneer er geen werk was bij deze commissie terecht.
In een loods te Kloosterveen werden keien verbrijzeld. De steenslag, kleinere keien en straatstenen werden verkocht voor de verharding van wegen.
De opbrengst hiervan aangevuld met giften en collecten werd gebruikt om de arbeiders te betalen. zo voorkwam men dat de werkman een beroep moest doen op één van de armenbesturen.

Het reglement zoals dat is vastgesteld op 9 november 1880 stelt dat de Commissie tot doel heeft hulpbehoevenden in de wintermaanden wanneer zij volstrekt geen werk kunnen krijgen, werk te verschaffen.
De commissie bestaat uit 20 personen. Leden van de commissie zijn zo mogelijk een lid van het dagelijks bestuur van de gemeente Assen en een lid van ieder kerkelijk armbestuur.
De overige leden worden op openbare vergaderingen gekozen uit een voordracht door de commissie daartoe aangeboden.
Jaarlijks treedt een derde deel af. Aftredenen zijn direct herkiesbaar.
Jaarlijks worden er twee openbare vergaderingen gehouden in mei of juni om verslag te geven van het gedane in de afgelopen winter en om in vacatures te voorzien, de andere in november om de werkzaamheden voor de komende wintermaanden te bespreken en voor te bereiden.
De inkomsten van de commissie bestaan uit giften, schenkingen en ander baten, waartoe jaarlijks een beroep op de liefdadigheid van Asser ingezetenen zal worden gedaan.

Naar aanleiding om een verzoek om inlichtingen door de Vereniging tot bevordering fabriek- en handwerknijverheid te 's Gravenhage bij een schrijven van 22 april 1885

schrijft Roelof Somer in een ongedateerde concept brief uit medio 1885 aan het Hoofdbestuur van deze vereniging dat de hoofdzaak van de werkzaamheden bestaat uit graafwerk. In het begin werd touw geplozen en heide geplukt om bezems van te maken. Maar met de laatstgenoemde activiteiten is gestopt vanwege de slechte resultaten. Ook is het brandhout maken uit aangekochte bomen een winstgevende bezigheid. Soms werd ook naaiwerk aan vrouwen verschaft. Hiervoor werd katoen aangekocht en de vervaardigde hemden verkocht. Hiervan waren de resultaten vrij gunstig.
Het gebrek aan werk bestond voornamelijk onder de arbeidende klasse en daaraan kon in de gemeente Assen steeds werk worden verschaft omdat de gemeente in het bezit is van een groot bos van 100 hectare, waarin door verbetering van de waterafvoer en de wandelpaden veel te doen was.
De laatste jaren is men begonnen met werk aanbieden na nieuwjaar, daar in het voorjaar de nood onder de behoeftigen zich het meest doet gelden, omdat men hier veelal zelf nogal het één en ander verbouwd zoals aardappelen en andere veldvruchten. Het getal personen varieert van 10 tot 20 per jaar. Per dag wordt een ieder f 0,50 betaald.
De uitgaven over 1880 bedroegen f 2048,61; over 1881 f 2447,41 over 1882 f 513,31 over 1884 f 737,83 en over 1885 f 783,00.
De ontvangsten bestaan uit vrijwillige bijdragen van de ingezetenen, subsidie van de gemeente van f 250,00 tot f 500,00, opbrengst van toneelvoorstellingen, loterij enz. en de opbrengst van verkocht brandhout, de hemden enz.

Berichten uit de krant

De genoemde commissie roept op om geld en goed in te zamelen. Ook levensmiddelen en kleren, oud en nieuw, zijn welkom. Verder wil zij een inrichting tot werkverschaffing oprichten. Helpt ons daartoe zonder uitstel; helpt ons haastig; de nood is groot!
M. A. D. Jolles, voorzitter en burgemeester van de gemeente Assen,
G. Maijnard Tetrode, vice voorzitter,
Mr A. ten Oever, penningmeester,
J. Doornbos, 1e secretaris,
R. Somer, 2e secretaris.

De Commissie van Werkverschaffing alhier ziet zich genoodzaakt thans weder een beroep te doen op uw weldadigheid. De kas is, hoewel niet geheel uitgeput, niet toereikend genoeg tot het geven van loon voor arbeid.
Er hebben zich velen zonder werk en zonder inkomsten gemeld.
Dit getal zal zich, bij het bestaande gebrek aan arbeid, zeker uitbreiden.
G. Maijnard Tetrode, voorzitter,
Mr. A. ten Oever, penningmeester,
R. Somer, secretaris.

Vergadering van de commissie werkverschaffing. Verantwoording van inkomsten en uitgaven.

Inkomsten
Uitgaven
Saldo
Na oproep van ingezetenen
Opbrengst militair assaut
Van gemeentebestuur

Totaal inkomsten
348,06
287,90
100,61
17,25

753,81
Werkzaamheden stadsbos
Maken van brandhout
Bouwen loods voor opslag hout
Saldo

Totaal uitgaven
573,96
65,55
85,31
16,00

737,83

Toen de werkzaamheden op 23 januari 1884 begonnen melden zich 35 personen die direct aan het werk konden. Op 8 maart waren nog 18 personen bezig.
Door de commissie zijn 1500 a 1600 dennen gepoot.
De paden zien er netjes uit en het bos is er veel beter van geworden.
De commissie verwacht dat de gemeente, de werkzaamheden die voor haar verricht zijn, zal vergoeden.

In de plaats van den heer P. Hazeloop, die, door zijn aftreden als diaken, ophield lid der commissie van werkverschaffing te zijn, is door de Diaconie der Ned. Herv. Gemeente uit haar midden als zodanig aangewezen de heer J. E. Somer.

Bijlagen

Elberfelder stelsel

Het armenpatronaat staat centraal in het zogenaamde Elberfelder stelsel (voor het eerst in 1853 in de stad Elberfeld toegepast). Het is een systeem waarbij de armenzorg in principe de verantwoordelijkheid van de overheid was, maar waar tevens particulieren als Armenpfleger werden ingeschakeld. Kenmerkend was een innig contact tussen de Pfleger en de ondersteunden en tussen de Pfleger onderling. De behoeftigen werden geregeld bezocht waardoor een grote mate van sociale controle mogelijk was. De in 1871 in Amsterdam opgerichte vereniging Liefdadigheid naar Vermogen was verantwoordelijkheid voor de verspreiding van de ideeën van het Elberfelder stelsel. De vereniging beschouwde armoede als een ingewikkelde ziekte waarbij sprake was van moreel verval. De armbezoeker was als een dokter die ieder geval moest onderzoeken om tot een verantwoorde diagnose te komen. Opvoeding van de arme was veel beter dan hem alleen maar geld toestoppen. De oprichter van Liefdadigheid naar Vermogen was J. F. L. Blankenberg, één van de schrijvers van het Nutsrapport. Het armenpatronaat was al veel ouder dan het Elberfelder stelsel en werd in Nederland reeds in de jaren veertig gepropageerd door de Amsterdamse zakenman W. H. Suringar. Ook kerkelijke kringen zagen veel in het armenpatronaat. W. de Sitter, diaken in Groningen en redacteur van het Tijdschrift voor het Armwezen, was ervan overtuigd dat armenzorg zinloos was zonder een goed ingericht armenpatronaat. De Schotse predikant Th. Chalmers, die tijdens zijn verblijf in Glasgow van 1815 tot 1823 getracht had de sociale problemen aldaar aan te pakken en wiens denkbeelden van grote invloed waren op Groen van Prinsterer, geloofde heilig in het nut van een patronaat: no measures, but men, was zijn stelregel.

Diversen

Uit het register van armbezoekers van de Vereniging Armenzorg.
J. E. Somer Markt 12; L. Somer Kerkstraat 13; R. Somer Beilerstraat 3; T. Strating Veenestraat 29.

Op 2 februari 1886 wordt een collecte gehouden in Assen voor de Commissie voor werkverschaffing. Er hebben zich 72 personen gemeld voor arbeid en dat kost per week f 216,00 en voor vier weken is dit f 864,00. Verzocht wordt mild te zijn in gaven want de nood is groot. Op een lijst zijn de namen van de gevers genoteerd met de geschonken bedragen er achter. Hier volgen de Somer 's:
J. E. Somer f 1,00; J. J. Somer f 1,00; L. Somer f 0,80; W. Somer f 2,00; R. Somer f 1,50; B. J. Somer f 2,50; J. Somer f 0,50.
Leden van de vereniging waren o.a. B. J. Somer; W. H. Somer (vanaf 1904); J. E. Somer; J. J. Somer; L. Somer; W. Somer (en na diens overlijden zijn weduwe O. J. Somer - de Waard) en R. Somer. De enige Somer die niet meedeed was J. Somer de koperslager. Wat J. Somer betreft en de mogelijke reden hiervoor zie de brochure over Jan Somer en met name het hoofdstuk "De Vereniging Christelijke Belangen Assen".

Assen, februari 2006
© Somer



HOME