Als gevolg van een circulaire, door de heren H. U. Meijboom,
C. Tetrode, J. Veeninga, J. Koops, A. Kremer, Mozes Cohen en Mr
A. ten Oever, aan de ingezetenen rondgezonden, werd op 24 januari
1882 's avonds in het Concerthuis te Assen een zeer goed bezochte
vergadering gehouden van ingezetenen die belang stelden in
armenzorg, ter bespreking van de oprichting alhier van een Kamer
van Navraag.
Wat stelt zich een Kamer van navraag ten doel? De circulaire
antwoord hierop door de volgende gedeeltelijke overneming uit "de
Vragen des Tijds" van een stuk getiteld:
De Kamer van Navraag te Enschede.
"Zij wil zorgen dat het verlenen van onderstand, vooral voor
zover het van particulieren uitgaat, oordeelkundiger geschiedt en
meer uitsluitend aan werkelijk noodlijdenden ten goede komt, dan
dit meestal het geval is, Zij wil er tegen waken, dat mensen, bij
wie het niet volstrekt onvermijdelijk is, en vooral dat zij, bij
wie onderstand verkeerd besteed zou zijn, ondersteuning
krijgen.
Daartoe geeft zij aan ieder. Die het maar vraagt ,kosteloos
inlichtingen over iedere behoeftige. Tegelijk opent zij voor het
publiek de gelegenheid om noodlijdenden bij haar bekend te maken.
Een arme kan ook zichzelf aangeven. Ondertekend behoeft de
aangifte niet te zijn. Zij doet dan echter niets meer dan dit:
dat de armencommissaris (de enige persoon eigenlijk, die het werk
verricht, dat de instelling op zich heeft genomen) zulk een arme
met inlichtingen over hem opgeeft aan de diaconie aan die
particulier, die geacht kan worden geroepen of instaat te zijn
zich hem aan te trekken. Alles geschiedt schriftelijk, om de
commissaris het tijdrovend bezoek van armen, die gewoonlijk veel
tijd hebben, te besparen. Hij behoeft nooit iemand ter woord te
staan.
De instelling bedeelt nooit, en is eigenlijk minder een
inrichting van armenverzorging dan van armenpolitie. Behoeftigen
aan onderstand helpen, is bij haar bijzaak; behoeftigen, bij wie
dit niet volstrekt onmogelijk is, dwingen in eigen onderhoud te
voorzien, haar leidende gedachte. Bovendien zorgt zij, dat de
kinderen van bedeelden trouw school gaan.
Eindelijk: liefdadigheid, die gewenste vruchten zal dragen, moet
een werk zijn van persoonlijke belangstelling van de ene in de
andere. Nu is dit onmogelijk, zolang dezelfde arme bij
verschillende instellingen en personen tegelijk kan aankloppen,
die zonder onderling overleg handelen en zolang dezelfde heer of
dame met een overgroot aantal arme gezinnen heeft te maken. Kon
men het zover brengen, dat iedere arme slechts bij een instelling
of particulier terecht kon, en dat ieder persoon of corporatie
slechts met een beperkt getal armen zich inliet, maar daarbij
wist: "voor deze zorgt niemand als ik het niet doe", dan was
daarmee het uitzicht geopend op een nauwere band tussen bedeler
en bedeelde, die niet dan heilzaam werken kan. Ook dit punt
behoort tot de zorgen der Kamer van Navraag. Zij wijst niet op de
wijze van het Elberfelder stelsel (zie de bijlagen)
aan iedere armverzorger een wijk of zekere armen aan. Zij schept
geen patronaat. Maar waar zij een patronaat, uit natuurlijke
omstandigheden voortgevloeid vindt; waar bijvoorbeeld iemand in
een behoeftige belang stelt, omdat deze vroeger zijn arbeider is
geweest, of naast zijn deur woont, daar verzoekt zij ieder ander
zich met die arme niet te bemoeien, en althans hem nooit iets te
geven. Andere armen beveelt zij weer aan een particulier aan;
maar nooit zulke, wier belangen zich een diaconie reeds
aantrekt.
En hoe werkt zij dan? Klopt bij mij een arme man aan om hulp, dan
vraag ik zijn naam en woonplaats en laat hem zelf of een ander
een stukje papier in de bus werpen, waarop niets staat dan: "A.
vraagt inlichtingen over B. en laat om zo of zo laat antwoord
halen." Heeft nu de armencommissaris in lang niet van dat gezin
gemerkt, dan loopt hij even aan in de fabriek of in de winkel,
waar die man aan het werk is, om te horen wat hij thans verdient;
of hij zoekt hem in zijn woning op om te zien, hoe het er gesteld
is; of hij vraagt de politie; of, als uit het stamboek blijkt,
dat die arme bij een of andere particulier bekend is, dan vraagt
hij deze. Komt mijn dienstbode om antwoord, dan geeft hij haar
een briefje met die inlichtingen mee. Nu staat het nog aan mij of
ik die arme, als die terugkomt, iets geven wil of niet. De meeste
trouwens komen, als zij merken dat er naar hen geïnformeerd
wordt in het geheel niet terug. Doch onderstel, hij komt wel
weer. Geef ik hem dan iets, dan schrijf ik dat weer op een stukje
papier en laat dat bij gelegenheid in de bus werpen, om bij een
volgende aanvraag over dezelfde persoon de inlichtingen
vollediger te maken. Desnoods is de opgave: a heeft een gulden
ontvangen, zonder vermelding van wie de gift komt
voldoende.
Maar nu werpt een behoeftige een briefje in de bus, of een ander
doet het voor hem, misschien zelfs zonder zijn voorkennis. De
commissaris wint dan inlichtingen in bij de baas bij wie die
persoon werkt, of bij de diakenen van zijn gemeente; en acht hij
hulp nodig, of is het geval ook maar twijfelachtig, dan geeft hij
daarvan kennis aan een der bestuurders, die hij maar het eerst te
spreken kan krijgen. Deze loopt bij een diaken, onder wie de arme
zou ressorteren aan en bepraat of bepleit daar diens belangen; of
hij beveelt die behoeftige bij een zijner kennissen of bij een
ander particulier aan, om onderstand te ontvangen; altoos weer
met verzoek van die onderstand opgave te doen in de bus. En
eveneens altoos zoveel mogelijk een roomse bij een roomse; een
vrouw, die gediend heeft bij een lid der familie, waarbij ze
gediend heeft; een weinig bekend gezin bij iemand in die buurt
enz. En dezelfde arme altoos bij dezelfde gegoede. Dit om de
bovengenoemde reden. 't Is gebleken, dat er altoos wel een
hulpvaardige ziel is te vinden, die geven wil, als gij hem maar
waarborgt dat de gift goed is besteed.
Soms ontdekt de commissaris of een ander een zieke, een
kraamvrouw bijvoorbeeld, die tijdelijk beter voedsel nodig heeft,
dan zij zich verschaffen kan. Of een dokter spreekt hem over zo
iemand. Dan stuurt de commissaris of een der bestuurders een
briefje rond bij enige dames, met verzoek daarop de dag te willen
invullen, waarop, een week of wat lang, bij haar eten voor de
ziek kan worden gehaald. Alweer aantekening daarvan in het boek:
zodat niet de eene liefdadige aan veel te veel, de ander aan
niemand de kost moet geven. antwoordt een der dames: het schikt
mij niet, dan wendt men zich tot een andere, maar altoos kwam men
terecht.
In de regel is het niet de commissaris die hulp voor armen
vraagt, maar een van de bestuurders. Deze winter kwamen deze om
der week of drie een uurtje samen, keken het boek door, en
bevonden zij dat er gezinnen waren, of zij zich aanmelden of
niet, de nood groot moest wezen, dan gaven zij die aan een of
ander van hun bekenden op, met verzoek ze gedurende een week of
wat te ondersteunen, bijvoorbeeld met een bon voor winkelwaren of
hoe zij dat zelf wilden doen. altoos is de kamer klaar gekomen.
Alweer. Geef het publiek een waarborg, dat alleen voor wezenlijk
noodlijdenden hulp wordt gevraagd; pres niemand maar laat ieder
vrij te geven of niet te geven, ook hoeveel en aan wie hij geven
wil, en de liefdadigheid laat u niet in de steek.
Ook het schoolverzuim met het beste gevolg. De manier is alweer
doodeenvoudig, zonder de gecompliceerde omhaal van een vereniging
met wetten, vergaderingen, wijkbezoekers, enz. Eens per maand
gaat de armencommissaris naar de onderwijzers van de scholen,
waar kinderen van behoeftigen schoolgaan; hij ziet de
schoollijsten door en noteert de gezinnen die onderstand
ontvangen en waarvan de kinderen slecht komen. Laat het er 80
zijn. De bestuurders der Kamer nemen er dan ieder enige voor hun
rekening en gaan in de loop der week even zelf in die gezinnen
aan, of meestal vertellen het geval aan de werkgever, of wie dan
ook, die op het hoofd van zulk een gezin invloed of macht heeft.
De bedreiging: dan houdt het werk of de bedeling op, is
gewoonlijk voldoende om het schoolbezoek te verbeteren.
Hier is pressie, maar m.i. een zeer geoorloofde. Eindelijk is er
een niet talrijke categorie van behoeftigen, die een bijzondere
behandeling eisen; de stillen fatsoenlijke armen. Buren of
familieleden geven zulke soms op. In een kleine stad weet men
trouwens allicht waar zij schuilen. De commissaris mag hen niet
bezoeken. Immers zijn verschijning doet dadelijk denken: hier
woont een bedeelde. En het eergevoel van de beschamende armen
moet worden gespaard. Evenmin mag hij hen inlichtingen geven, al
worden wel allee gegevens in het stamboek verzameld. Hij geeft
hen dadelijk op aan een der bestuursleden, die dan zelf eens naar
hen heengaat. En er wordt altijd door bekenden van deze wel voor
hen gezorgd. Over het geheel: zolang iemand uit de klasse der
bedeelden kan houden, geschiedt dit door onderhandse hulp."
De voorzitter, de heer H. U. Meijboom, opende de vergadering, en
gaf te kennen dat deze een gevolg was van een aan hem gedane
opdracht in een vergadering van het Vrije woord, om te beproeven
hier een Kamer van Navraag te vestigen, een instelling die in
andere plaatsen van ons vaderland zeer gunstig werkt.
Hij was in overleg getreden met de boekhouders van de
diaconieën van de verschillende gezindten in Assen en had de
personen gevonden, die zich met het lidmaatschap der kamer zouden
willen belasten, te weten de heren: E. Keun, H. van Meurs, R.
Oosterhoff, G. F. Servatius, W. Somer, W. A. Tidens en A. J. van
der Wijk, alsmede een commissaris boekhouder, de heer J.
Reijntjes.
Vervolgens kwam in behandeling de vraag, of een Kamer van Navraag
te Assen al dan niet wenselijk zou zijn. Bij acclamatie werd
aangenomen dat een dergelijke Kamer te Assen wenselijk is.
De kosten voor de inrichting van de Kamer werden geschat op f
200,00. Een rondgang door de gemeente zou hierin moeten
voorzien.
Vervolgens maakt de Kamer van Navraag naar behoeftigen te Assen
bekend dat zij aan een ieder, die het vraagt, kosteloos
inlichtingen geeft omtrent iedere behoeftige, in deze gemeente
woonachtigen en tegelijk voor ieder de gelegenheid openstelt om
noodlijdenden bij haar bekend te maken. De formulieren moeten
worden bezorgd in de daarvoor bestemde bus, geplaatst in de
vestibule van het gemeentehuis alhier. Dan bericht de kamer op 3
mei 1882 dat de Kamer van Navraag alhier is in werking getreden.
De al of niet gunstige werking van de Kamer zal nu afhangen van
de medewerking van de Assenaren.
Dringend wordt verzocht dat niemand voortaan gaven uitreikt aan
armen die hij niet kent. Komt er een bedelaar aan de deur of
vraagt iemand om hulp dan vraagt men eerst inlichtingen over die
persoon via de vraagbus inlichtingen en zijn de inlichtingen die
persoon betreffende zodanig dat hulp nodig is dan meldt men dit
ondertekent of anoniem via de bus van de gave die verleend is. De
bedelarij als bedrijf kan daardoor overwonnen worden. Verder
worden de Assenaren, die hulp willen verlenen door middel van
voedsel, kleding of geld verzocht dit rechtstreeks of door middel
van de bus kenbaar te maken opdat de Kamer weet aan wie zij
hulpbehoevende armen kunnen aanbevelen.
Na een half jaar te hebben gefunctioneerd doet de Kamer van
Navraag hiervan het volgende verslag.
"De Kamer van Navraag te Assen heeft gedurende een groot halfjaar
gefunctioneerd en si het winterhalfjaar in getreden. Omstreeks
half april 1882 werd zij geopend. Zij begon met de medewerking in
te roepen van de geneeskundigen en de hoofden der lagere scholen
en verkregen hiervan veel medewerking. Van de diaconieën
voldeed alleen de Nederlands Hervormde aan het verzoek om opgave
van de volledige naamlijst van haar bedeelden. De 3e november
1882 bevatte het stamboek 91 posten.
In 34 gevallen werd het verzoek schriftelijk door middel van
formulieren of briefjes in de bus der Kamer in het Gemeentehuis
gedaan.
Het onderzoek loopt over zijn kerkgenootschap, zijn leeftijd,
huisgezin, verdiensten, verplichte uitgaven als huur en
ziekenfonds, bloedverwanten of kinderen buitenshuis tot hulp in
staat, zijn bijzondere inkomsten zijn gedrag en al wat verder tot
beoordeling van zijn toestand dienen kan.
In 20 gevallen werd door bemiddeling der Kamer soms herhaaldelijk
hulp verleend. Evenwel meent de Kamer reden te hebben tot het
vermoeden dat door particulieren nog veel bedeling gebeurt die
niet ter harer kennis komt. Hoe algemenere echter de medewerking
van particulieren is hoe gunstiger de Kamer werkt.
Ook maant zij bij het begin van de winter Assens ingezetenen nog
eens dringend aan in geen geval te geven aan onbekenden. Zo
alleen kan de bedelarij geweerd worden. Men houdt zich aan de
regel: Nooit geven aan onbekenden! En aan bekende armen niet
geven zonder medeweten der Kamer."
Enige tijd later blijkt het Reglement van de Kamer van Navraag
gereed te zijn. Hierin wordt gemeld dat het doel van de Kamer is
kosteloos inlichtingen te geven omtrent iedere behoeftige in de
gemeente Assen woonachtig en geeft tevens de gelegenheid
noodlijdenden aan hun bekend te maken. Zij bestaat uit 12
leden.
De Kamer ontleent haar mandaat aan een vergadering van armenzorg
belangstellende ingezetenen, die zich tot het geven van een
jaarlijkse vrijwillige bijdrage verbinden van tenminste 50
cent.
Dan volgen hier een drietal korte verslagen van gehouden
jaarvergaderingen van de Kamer van Navraag.
De Kamer van Navraag hield gisteravond in het Concerthuis haar
gewone jaarlijkse algemene vergadering met contribueerenden. Na
afloop van de vergadering koos de Kamer respectievelijk tot haar
voorzitter, secretaris en penningmeester, de heren G. van Gorcum,
H. van Meurs en W. Somer.
De taak van de Kamer blijkt uit het verslag van de secretaris te
zijn: te voorzien in tijdelijke nood vanwege ziekte, werkloosheid
en dergelijke.
In de algemene vergadering van de Kamer van Navraag gisteravond
gehouden alhier werd o.a. de rekening van de penningmeester de
heer W. Somer nagezien.
De commissie hiervoor benoemd vond de rekening in volmaakte orde
en stelden voor den heer Somer een pluimpje te geven voor zijn
even net als nauwkeurig beheer. Hiermee stemde de vergadering in.
Daarna vond bestuursverkiezing plaats. Aan de beurt van aftreden
was de heer W. Somer die zich niet herkiesbaar stelde.
In de vergadering van de contribueerenden van de Kamer van
Navraag gehouden in het Concerthuis bleek uit het vijfde
jaarverslag dat deze instelling zich bij voortduring in de
belangstelling van de ingezetenen mag verheugen. Ook in het
afgelopen jaar werd haar tussenkomst weer talrijke malen
ingeroepen door en verleend aan verschillende personen. Meestal
waren ziekte en gebrek aan werk de oorzaak van de tijdelijke
nood.
De periodiek aftredende en niet direct herkiesbare bestuursleden
C. van Gorcum, W. Somer en A. J. van Wijk werden vervangen door
M. H. Vos, B. J. Somer en F. A. Gosselaar.
Onderstaande gegevens zijn overgenomen uit het dagboek en het
stamboek van de bode van de Kamer van Navraag over de periode 1
november 1889 tot 21 november 1891.
Het dagboek bevat aantekeningen over W. Somer en zijn
bemoeienissen met de gezinnen Mulder en Trippen. En verwijst
daarbij naar het stamboek. In dit stamboek onder nummer 244 staat
het volgende over het gezin Mulder geschreven:
Dit gezin woont in de Dierentuin en is ingeschreven op 24
februari 1889. Zij zijn gereformeerd. Zij hebben drie kinderen
beneden de acht jaar en het schoolbezoek van hen is nog goed. De
man doet bijna niets en verdient bijna niets. Op het gedrag valt
nogal wat aan te merken. Ontvangen van particulieren
ondersteuning. De broer van de vrouw in Groningen is als
bloedverwant tot ondersteuning in staat.
En onder overige inlichtingen:
Deze lieden hadden vroeger goed hun brood maar waren te
onverschillig zodat ze hier geheel verarmd zijn. Drankmisbruik
speelde ook een grote rol in. Door particulieren alsmede door de
heer G. van Gorcum is geld bij elkaar gebracht. Maar het zal wel
niet helpen.
5 juni 1889.
Woont op heden aan de Nieuwe Vaart, kreeg van de heer Tetrode een
geit voor f 10,00. Bitter arm.
13 november 1889.
Zij kregen 50 cent van de heer Somer. Z. E. verzocht mij een
onderzoek bij hen thuis te doen. Zij zeiden gaarne een
nieuwjaarsijzer te willen hebben met het nodige meel enz. Kregen
van de heer D. van der wijk hiertoe f 3,00. De heer J. Veeninga
heeft hen hiervoor het benodigde ter hand gesteld en van de heer
Somer een nieuwjaarsijzer, maar van het nieuwjaarskoeken bakken
kwam zeer weinig. De geit die hen de 5e juni gegeven was is
allang verkocht.
Op dezelfde 13 november 1889 staat in het dagboek over dit gezin
vermeld:
De heer Somer vroeg mij in de Groningerdwarsstraat naar Mulder in
de Dierentuin en stelde mij vijftig cent ter hand met verzoek het
hem ter hand te stellen en daar eens onderzoek te doen omtrent
het gezin. Ben er tweemaal in huis geweest maar er was niemand
aanwezig. Ook de buren wisten mij niets omtrent haar te
zeggen.
Om plusminus acht uur des avonds kwam ze bij mij aan huis. Ik gaf
haar het geld. Zij verklaarde het bitter arm te hebben en wilde
gaarne een nieuwjaarsijzer met het nodige meel hebben. Zij zouden
daarvoor vijf of zes gulden nodig zijn.
Uit het dagboek op 13 december 1889 de notitie dat de heer Somer
zeide dat de vrouw van Mulder bij hem aan huis was geweest, hij
had één gulden aan haar gegeven.
Uit het stamboek onder nummer 181 Jan Trippen, Kloekhorststraat,
ingeschreven op 18 maart 1886. Katholiek. Man 47 jaar en vrouw 40
jaar. Kinderen 11, 8, 5 en 3 jaar. Schoolbezoek goed. Huishuur f
60,00 per jaar. Man handelt in galanterieën maar verdient
niet genoeg om in behoefte te voorzien. Gedrag zeer goed.
Toelichting: Door de slechte tijden zijn deze mensen totaal arm
geworden Hij vroeg om raad en stuurde hem toen naar de
burgemeester. Daar werd hij verder geholpen aan iets om van te
leven en 25 gulden voor de negotie. Doet wel zijn vlijt maar zegt
niet te kunnen bestaan temeer daar hij deze zomer nog vier weken
niet heeft kunnen lopen. Zwevend been. Hierdoor zitten zij 1
november 1887 erg krap. Zulke kleine kooplieden moesten wat
verbouwen dan konden ze hun ledige tijd met voordeel
besteden.
Oktober 1888: niet best.
30 december 1889 een ondergetekende brief die ik het katholiek
armenbestuur ter hand stelde na eerst bij hem een onderzoek te
hebben gedaan. Had een lijst ontvangen van de heer Somer. Z. E.
stelde tezamen voor Trippen en Dochle (ook een kleine koopman) f
23,00 ter hand.
1 november 1891 zeer armoedig zonder negotie.
De vereniging Armenzorg, waarin de eerder
beschreven Kamer van Navraag is opgegaan draagt meer de trekken
van het hierboven beschreven Elberfelder stelsel. Het heeft
duidelijk een kenmerk van dit stelsel omarmd namelijk de
armenbezoeker.
In de vergadering van 22 september 1891 van de vereniging in
oprichting stelt ds. H. U. Meijboom, de secretaris van de
commissie die het initiatief heeft genomen tot oprichting, vast
dat er een gemis is aan samenwerking tussen de kerkelijke
liefdadigheidsinstellingen en het stelselloze der particuliere
filantropie. Ook is onderzoek wenselijk naar de aard en de
oorzaak van de armoede en van het tegengaan van bedelarij. Zijn
conclusie is een vereniging in het leven te roepen wier leden
zich onvoorwaardelijk verbinden elke ondersteuning aan de deuren
van de ingezetenen te weigeren en iedere arme die zich aanmeldt
naar aan daartoe aangestelde commissie te verwijzen.
In dit archiefje zaten ook presentielijsten van gehouden
vergaderingen. Daar waren o.a. aanwezig:
26 november 1891: R. Somer; T. Strating.
10 december 1891: T. Strating; R. Somer en L. Somer.
16 december 1891: J. E. Somer; J. Somer en T. Strating.
26 februari 1892: J. E. Somer; R. Somer en L. Somer.
04 december 1892: J. E. Somer; R. Somer; T. Strating en L.
Somer.
08 maart 1893: R. Somer.
In de statuten van de vereniging Armenzorg, die op 26 januari
1892 Koninklijk zijn goedgekeurd, wordt als doel geformuleerd
verbetering van de armenzorg te bewerkstelligen en zij wil dit
bereiken:
· door eenheid en gelijkmatigheid te brengen in het werk
der particuliere liefdadigheid;
· door onderstand en hulp te verlenen aan personen, in
wier behoeften niet op andere wijze wordt voorzien, tenzij korte
dan 1 jaar in Assen woonachtig;
· door wering van bedelarij;
· door bekendheid met goede beginselen van armenzorg te
bevorderen.
Zij onderhoudt hiervoor betrekkingen met alle instellingen van
liefdadigheid met het doel zo de behoeften van het armenwezen te
overzien, en stelt zich bij voortduur op de hoogte van de
gesteldheid der armen om aan liefdadigheidsinstellingen en
particulieren te allen tijde inlichtingen te verschaffen die hun
van dienst kunnen zijn. Ook tracht zij gelden en andere
benodigdheden bijeen te brengen en opent een bureau voor
informatie en onderstand. De contributie voor leden is f 1,00 per
jaar.
Het bestuur bestaat uit tenminste vijf personen, jaarlijks treedt
één af en wel voor het eerst op 1 oktober
1892.
Het bestuur wordt bijgestaan door een commissie van
armbezoek.
Zij wordt samengesteld, zo mogelijk, uit leden van verschillende
gezindten, gekozen door het bestuur.
Het bestuur stelt in overleg met die commissie een instructie
op.
Eén vierde gedeelte van de commissie treedt jaarlijks op 1
oktober af volgens een daarvoor op te maken rooster. Zij zijn
dadelijk herkiesbaar.
Vrijwillige armenbezoekers zijn o. a. T.
Strating, R. Somer, L. Somer en J. E. Somer.
Assen wordt verdeeld in 18 wijken met per wijk 2
armenbezoekers.
De uitnodiging aan B. J. Somer om armenbezoeker te worden heeft
hij niet aangenomen. 5e wijk Rolderstraat, linkerzijde J. E.
Somer.
7e wijk Kanaal vanaf wed. Winters tot aan Sluis I, Molenstraat en
Molendwarsstraat: R. Somer en T. Strating.
15e wijk sectie O Witterweg, Witten en Witterveld: L.
Somer.
Tijdens de vergadering van 10 december 1891 is besloten een
algemene collecte te houden in Assen. Voor de organisatie van
deze collecte melden zich o.a. J. E. Somer en L. Somer. In de
vergadering van 5 januari 1892 wordt gewag gemaakt van de
overdracht van het saldo van f 243, 07½ van de Kamer van
Navraag aan de Vereniging Armenzorg.
R. Somer is als nieuw lid benoemd van het bestuur en in de
vergadering van 17 oktober 1907 wordt hij gekozen tot
secretaris.
Merkwaardig is dat R. Somer werd gekozen als bestuurslid en
secretaris vlak voor het besluit om de Vereniging Armenzorg op te
heffen vanwege het teruglopen van de steun uit de samenleving. De
bedelingen liepen nog door tot 1 maart 1908, toen was de kas
leeg. En het gemeentebestuur moest de zorg nu overnemen.
Het laatste jaarverslag van de vereniging is over het
verenigingsjaar 1905 - 1906.
De
eerste vergadering van de armenbezoekers vindt plaats op 16
december 1891.
Bij het afgeven van de bonnen (voor voedsel enz) blijkt te zijn
gefraudeerd door een bedeelde, verzocht wordt het bedrag niet in
cijfers op te geven maar in letters en de bedeelde te laten
tekenen.
L. Somer brengt naar voren dat ook kinderen van bedeelden de
bonnen bij hem komen ophalen. Tekenen gaat dan moeilijk.
J. E. Somer acht controle door de armenbezoeker overbodig omdat
het bestuur, dat toch vaststelt wat ieder der bedeelden ontvangen
kan, dadelijk de vervalsing kan ontdekken.
De wijkindelingen worden regelmatig veranderd. In de nieuwe
indeling opgenomen in de notulen van 12 oktober 1893 komt J. E.
Somer niet meer voor. Ook komt hij niet meer voor als bezoeker
van de vergaderingen.
Bij nader onderzoek blijken de volgende twee ongedateerde brieven
door hem te zijn verzonden (genummerd 5 en 7) waarin hij in de
laatste zijn ontslag indient. Brief genummerd 5:
"Daar ik armbezoeker ben van wijk 5 Rolderstraat en in de begin
van de oprigting als mede armbezoeker had de weledele heer
Kijmmell en als toen zeer gemakkelijk te doen was, en nadat de
heer Kijmmell is benoemd tot bestuurslid is mij door het bestuur
van Armbezoek toegevoegd de heer Nathans en die nu ook alweer
heeft bedankt. Zo geef ik door deze ook kennis dat ik
ondergetekende zal bedanken daar mij de arbeid alleen zonder hulp
daarvoor te zwaar is of dat u mij nog een degelijk werkzaam
persoon toevoegd opdat mij de werkzaamheden worden
vergemakkelijkt."
De brief daarop volgend - nummer 7 - gaat als volgt:
"Naar aanleiding dat ook als weder de heer Boer heeft bedankt
voor armbezoeker en mij nu de freule van der Wijk is toegewezen
en uit de stad is
……………….. welke ik nog
niet heb gesproken. Zoo geef u door dezen te kennen ook te
bedanken voor armbezoeker aangezien dit mij teveel tijd kost.
Hetwelk mij niet schikt."
Het bestuur van de vereniging ontvangt een brief gedateerd 13
november 1893 van de armenbezoekers en collectanten van wijk 5 te
weten A. de Vries en W. Koops. Hierin maken zij melding dat bij
de collecte van 1892 en nu weer door de Pastoor der Rooms
katholieken de lijst blanco werd teruggeven en zonder een gift te
ontvangen. Zij menen dat de Rooms Katholieken niet bedeel moeten
worden om reden dat zij bij een kerkgenootschap behoren waar men
met twaalf jaar belijdenis aflegt.
Op de vergadering van het bestuur van 21 november 1893 wordt deze
brief aangehouden. In de vergadering van 16 november 1893 van de
commissie armenbezoekers stelt L. Somer voor aan het bestuur te
kennen te geven, dat nu de Rooms Katholieken in het bijzonder de
pastoor aan de jaarlijkse collecte voor Armenzorg bijna niets
hebben gegeven, bij de bedeling van Rooms Katholieken daarmee
rekening te houden. Dit voorstel wordt met zes voor en vijf
stemmen tegen aangenomen.
Op de vergadering van het bestuur van 28 november 1893 wordt de
brief van de Vries en Koops alsmede het voorstel van de commissie
besproken. Besloten wordt aan het Rooms Katholieke armenbestuur
de vraag te stellen welke bezwaren er zijn tegen welke bepalingen
in de statuten van Armenzorg.
In de vergadering van 23 januari 1894 ligt het antwoord ter tafel
dat stelt dat strijd van hun reglement met de statuten van
Armenzorg de samenwerking tegenhoudt. Besloten wordt dit voor
kennisgeving aan te nemen.
Uit de notulen van 30 oktober 1895 van de commissie
armenbezoekers blijkt dat L. Somer zijn functie als armenbezoeker
heeft neergelegd.
De laatste notulen zijn van 10 april 1906. De bijeenkomsten van
de armenbezoekers zijn als een nachtkaars uitgegaan. Gelet op de
intervallen tussen de laatste vergaderingen. Zie voor de
opheffing van de vereniging hierboven.
Het uitreiken van warme spijzen door de vereniging Armenzorg
is beëindigd. De uitreiking vond plaats gedurende 6
achtereenvolgende weken. 134 behoeftigen maakten gebruik en 4286
porties soep werden uitgereikt.
Winkelier H. Nijboer heeft de hem gedane bestelling ten behoeve
van de soepuitdeling gratis geleverd. Waarvoor dank.
Levering gort en bonen aan de Vereniging Armenzorg voor het
tweede kwartaal 1894 is J. Benus jr. en voor turf de heer K.
Noorwegen, beide in Assen.
Allen die werkvrouwen zoeken worden beleefd verzocht zich te
wenden tot een der leden van het bestuur van de Vereniging
Armenzorg.
Door de heer H. J. E. van Loon, vertegenwoordiger alhier van de
bierbrouwers firma Keizer en Co te Groningen, is aan Armenzorg
aangeboden om gratis het ijs te verschaffen aan de zieken der
vereniging die dit nodig hebben. Dit aanbod is met dank
aanvaard.
|
|
Collecten en giften Collecte bij begrafenis Opbrengst voorstelling Opbrengt collecte bij huwelijk Gift HM Koninginnen Afdracht commissie Rolderstraat Nadelig saldo |
3625,93 2,50
75,00 5,80 379,50 45,74 230,20 |
Bedeling geld Bedeling brood Bedeling turf Bedeling gort Bedeling bonen Bedeling klompen Bedeling stro Bedeling medicijnen Bedeling breukbanden Toelage kind Soepuitdeling Bedeling dekens Diversen Saldo 1893/1894 |
2281,62
348,74 296,68 234,30 59,41 108,25 3,00 309,97 7,00 20,00 198,34 5,00 16,26 467,03 |
Uit het jaarverslag over het dienstjaar 1895/1896 blijkt dat het aantal leden 406 bedraagt. Dat de uitgaven voordurend stijgen maar de inkomsten niet. Het bestuur wijst erop dat deze wanverhouding op de duur niet houdbaar is.
De vereniging heeft 406 leden. De uitgaven stijgen voortdurend
dit in tegenstelling tot de inkomsten. Het bestuur wijst er met
nadruk op dat deze wanverhouding op de duur niet houdbaar is. Het
nadelig saldo over het dienstjaar 1894/1895 van f 230,20 is
geklommen tot f 443,40 over 1895/1896, terwijl de uiterste
spaarzaamheid in de bedeling betracht wordt en deze voor sommige
gezinnen werkelijk te laag is. Naast het feit dat door de
hulpzoekenden op brutale wijze hun recht op ondersteuning aan het
bestuur wordt voorgehouden, waarom een vrouwelijke bedeelde van
de lijst werd geschrapt, wordt in het verslag ook melding gemaakt
van een oud vrouwtje, dat na de bedeling heen gaat met de
woorden: "Nou dankboar allemoal heur!" en van een 80 jarig man,
die de stad ging verlaten en het bestuur dankbaarheid betoonde,
maar ook wederkerig dankbaarheid eiste daar hij Armenzorg een
voordele van f 78,00 per jaar bezorgde.
Na het overlijden van een aan tering lijdend meisje, voor wie het
bestuur een krib had laten maken, kwam het bericht bij het
bestuur, dat de krib door de moeder was verkocht, die daarvoor
ter verantwoording werd geroepen en in de volgende woorden haar
onschuld trachtte te bewijzen:
"Zo woar as'r een God in de hemel is, zal ik precies vertellen
hoe de vörk in de steel zit: Toen mien lieve wiggie
störven was, zetten we de kribbe in 't achterhuus, maar al
heel gauw kwam buurman die met oes onder één dak
woont, klaogen dat hie en zien vrouw 's nachts niet slaopen
können umdat om twaolf uur drie maol achter mekaer op de
kribbe klopt wör. En 't slimste was, dat hie, toe hie nao en
geklop deur de reten keken had, mien dooie dochter in 't wit over
de kribbe had zien loopen. Of ik nou al zee: allemaol malligheid,
't hulp niet en hie jeuzelde net zoo lang tot ik de kribbe buten
deur zette. Toe ik nou is op een goeie aovond zowat negen uur,
half tien, met buurvrouw naor huus gung, begun ze over 't geval
te praoten en zee, dat 't nog altied an klopte. Ik zee: leugens
allemaol; maor 't komp da'j gien goed geweten hebt, want jij hebt
mien dochter plaogt. Nou kiek dan zulf a'j durft, zee ze, maor je
durft niet. Dat leut ik mie gien twee keer zeggen en 'k zee: mien
binnenste is zo zuver as gold en 'k zal buten wachten op de
kribbe tot de klok twaalf het. En ik heb 't doan heren. En krek
middernacht, warachtig, wör er drie maol op de kribbe klopt,
maor de witte gedaonte kwam niet; dat kun ok niet, daorveur he'k
mien kind veul te goed oppast. Toe ik dit de volgende morgen an
de buren vertelde, wollen ze de kribbe helemaol weg hebben. Dit
is gebeurd. 'K heb hem an mien getrouwde dochter geven, die er
nou gebruuk van moakt als achterschot van heur woonbak (een
woonwagen zonder onderstel). De heren kunnen nou zien, dat 't
leugens waoren, da'k de kribbe verkocht heb."
De vereniging heeft door ervaring geleerd haar pogingen werk
te verschaffen door heide plukken, grond omspitten enz. op te
geven en zich hoofdzakelijk bezig te houden met het verstrekken
van ondersteuning.
De vereniging telt thans 366 leden en de contributie der leden
dient te voorzien in de administratiekosten.
Het dienstjaar begon met een nadelig saldo van f 321,60 en sloot
het dienstjaar af met een ongeveer even groot tekort. Met de
nodige aandrang beveelt het bestuur de collecte aan bij allen die
met het bestuur van mening zijn dat de instelling van een
burgerlijk armbestuur niet gewenst is. De commissie van
armenbezoekers bestaat uit drie dames en 19 heren.
Bij aanvang van het dienstjaar waren er 65 bedeelden en dit
aantal liep in december, toen alle veldwerkzaamheden waren
beëindig op tot een maximum van 101 in januari. Van de 121
bedeelde behoorden 12 tot de Rooms Katholieken en
één tot de Doperse Gemeente en 30 zonder een
godsdienst de overigen waren of Hervormd gedoopt dan wel als
Hervormd geregistreerd.
Een bedrag van f 586,00 werd besteed aan het verstrekken van
gratis geneesmiddelen. Dit is erg veel en bij het bestuur is de
vraag gerezen om deze post niet over te laten aan de gemeente die
toch al voor kosteloze geneeskundige hulp zorgt.
Commissie werkverschaffing
sedert 1841. Bestaat uit vertegenwoordigers van de Hervormde de
Afgescheidene, de Rooms Katholieke en de Israëlische
armenbesturen.
De werkzaamheden die zij door de werklozen laten verrichten
zijn:
Keistenen voor macadamwegen verbrijzelen, takkenbossen binden,
spinnen en breiden, het gebreide en gesponnene wordt tegen
verminderde prijzen aan de respectievelijke diaconieën
afgezet.
Het arbeidsloon wordt betaald in bonnen voor levensmiddelen, wier
levering in het openbaar is uitbesteed.
De commissie vraagt het stedelijke bestuur om onder voorwaarden
de stads gemene weide 't Broek genaamd, bij gedeelten te
verbeteren en daartoe de arbeid van werkloze behoeftigen aan te
wenden.
Vanaf 1841 konden werklozen tijdens de wintermaanden, wanneer er
geen werk was bij deze commissie terecht.
In een loods te Kloosterveen werden keien verbrijzeld. De
steenslag, kleinere keien en straatstenen werden verkocht voor de
verharding van wegen.
De opbrengst hiervan aangevuld met giften en collecten werd
gebruikt om de arbeiders te betalen. zo voorkwam men dat de
werkman een beroep moest doen op één van de
armenbesturen.
Het reglement zoals dat is vastgesteld op 9 november 1880 stelt
dat de Commissie tot doel heeft hulpbehoevenden in de
wintermaanden wanneer zij volstrekt geen werk kunnen krijgen,
werk te verschaffen.
De commissie bestaat uit 20 personen. Leden van de commissie zijn
zo mogelijk een lid van het dagelijks bestuur van de gemeente
Assen en een lid van ieder kerkelijk armbestuur.
De overige leden worden op openbare vergaderingen gekozen uit een
voordracht door de commissie daartoe aangeboden.
Jaarlijks treedt een derde deel af. Aftredenen zijn direct
herkiesbaar.
Jaarlijks worden er twee openbare vergaderingen gehouden in mei
of juni om verslag te geven van het gedane in de afgelopen winter
en om in vacatures te voorzien, de andere in november om de
werkzaamheden voor de komende wintermaanden te bespreken en voor
te bereiden.
De inkomsten van de commissie bestaan uit giften, schenkingen en
ander baten, waartoe jaarlijks een beroep op de liefdadigheid van
Asser ingezetenen zal worden gedaan.
Naar aanleiding om een verzoek om inlichtingen door de Vereniging
tot bevordering fabriek- en handwerknijverheid te 's Gravenhage
bij een schrijven van 22 april 1885
schrijft Roelof Somer in een ongedateerde concept brief uit medio
1885 aan het Hoofdbestuur van deze vereniging dat de hoofdzaak
van de werkzaamheden bestaat uit graafwerk. In het begin werd
touw geplozen en heide geplukt om bezems van te maken. Maar met
de laatstgenoemde activiteiten is gestopt vanwege de slechte
resultaten. Ook is het brandhout maken uit aangekochte bomen een
winstgevende bezigheid. Soms werd ook naaiwerk aan vrouwen
verschaft. Hiervoor werd katoen aangekocht en de vervaardigde
hemden verkocht. Hiervan waren de resultaten vrij gunstig.
Het gebrek aan werk bestond voornamelijk onder de arbeidende
klasse en daaraan kon in de gemeente Assen steeds werk worden
verschaft omdat de gemeente in het bezit is van een groot bos van
100 hectare, waarin door verbetering van de waterafvoer en de
wandelpaden veel te doen was.
De laatste jaren is men begonnen met werk aanbieden na nieuwjaar,
daar in het voorjaar de nood onder de behoeftigen zich het meest
doet gelden, omdat men hier veelal zelf nogal het
één en ander verbouwd zoals aardappelen en andere
veldvruchten. Het getal personen varieert van 10 tot 20 per jaar.
Per dag wordt een ieder f 0,50 betaald.
De uitgaven over 1880 bedroegen f 2048,61; over 1881 f 2447,41
over 1882 f 513,31 over 1884 f 737,83 en over 1885 f
783,00.
De ontvangsten bestaan uit vrijwillige bijdragen van de
ingezetenen, subsidie van de gemeente van f 250,00 tot f 500,00,
opbrengst van toneelvoorstellingen, loterij enz. en de opbrengst
van verkocht brandhout, de hemden enz.
De genoemde commissie roept op om geld en goed in te zamelen.
Ook levensmiddelen en kleren, oud en nieuw, zijn welkom. Verder
wil zij een inrichting tot werkverschaffing oprichten. Helpt ons
daartoe zonder uitstel; helpt ons haastig; de nood is
groot!
M. A. D. Jolles, voorzitter en burgemeester van de gemeente
Assen,
G. Maijnard Tetrode, vice voorzitter,
Mr A. ten Oever, penningmeester,
J. Doornbos, 1e secretaris,
R. Somer, 2e secretaris.
De Commissie van Werkverschaffing alhier ziet zich genoodzaakt
thans weder een beroep te doen op uw weldadigheid. De kas is,
hoewel niet geheel uitgeput, niet toereikend genoeg tot het geven
van loon voor arbeid.
Er hebben zich velen zonder werk en zonder inkomsten
gemeld.
Dit getal zal zich, bij het bestaande gebrek aan arbeid, zeker
uitbreiden.
G. Maijnard Tetrode, voorzitter,
Mr. A. ten Oever, penningmeester,
R. Somer, secretaris.
Vergadering van de commissie werkverschaffing. Verantwoording van
inkomsten en uitgaven.
|
|
Saldo Na oproep van ingezetenen Opbrengst militair assaut Van gemeentebestuur Totaal inkomsten |
348,06
287,90 100,61 17,25 753,81 |
Werkzaamheden stadsbos Maken van brandhout Bouwen loods voor opslag hout Saldo Totaal uitgaven |
573,96
65,55 85,31 16,00 737,83 |
Toen de werkzaamheden op 23 januari 1884 begonnen melden zich
35 personen die direct aan het werk konden. Op 8 maart waren nog
18 personen bezig.
Door de commissie zijn 1500 a 1600 dennen gepoot.
De paden zien er netjes uit en het bos is er veel beter van
geworden.
De commissie verwacht dat de gemeente, de werkzaamheden die voor
haar verricht zijn, zal vergoeden.
In de plaats van den heer P. Hazeloop, die, door zijn aftreden
als diaken, ophield lid der commissie van werkverschaffing te
zijn, is door de Diaconie der Ned. Herv. Gemeente uit haar midden
als zodanig aangewezen de heer J. E. Somer.
Het armenpatronaat staat centraal in het zogenaamde Elberfelder stelsel (voor het eerst in 1853 in de stad Elberfeld toegepast). Het is een systeem waarbij de armenzorg in principe de verantwoordelijkheid van de overheid was, maar waar tevens particulieren als Armenpfleger werden ingeschakeld. Kenmerkend was een innig contact tussen de Pfleger en de ondersteunden en tussen de Pfleger onderling. De behoeftigen werden geregeld bezocht waardoor een grote mate van sociale controle mogelijk was. De in 1871 in Amsterdam opgerichte vereniging Liefdadigheid naar Vermogen was verantwoordelijkheid voor de verspreiding van de ideeën van het Elberfelder stelsel. De vereniging beschouwde armoede als een ingewikkelde ziekte waarbij sprake was van moreel verval. De armbezoeker was als een dokter die ieder geval moest onderzoeken om tot een verantwoorde diagnose te komen. Opvoeding van de arme was veel beter dan hem alleen maar geld toestoppen. De oprichter van Liefdadigheid naar Vermogen was J. F. L. Blankenberg, één van de schrijvers van het Nutsrapport. Het armenpatronaat was al veel ouder dan het Elberfelder stelsel en werd in Nederland reeds in de jaren veertig gepropageerd door de Amsterdamse zakenman W. H. Suringar. Ook kerkelijke kringen zagen veel in het armenpatronaat. W. de Sitter, diaken in Groningen en redacteur van het Tijdschrift voor het Armwezen, was ervan overtuigd dat armenzorg zinloos was zonder een goed ingericht armenpatronaat. De Schotse predikant Th. Chalmers, die tijdens zijn verblijf in Glasgow van 1815 tot 1823 getracht had de sociale problemen aldaar aan te pakken en wiens denkbeelden van grote invloed waren op Groen van Prinsterer, geloofde heilig in het nut van een patronaat: no measures, but men, was zijn stelregel.
Uit het register van armbezoekers van de Vereniging
Armenzorg.
J. E. Somer Markt 12; L. Somer Kerkstraat 13; R. Somer
Beilerstraat 3; T. Strating Veenestraat 29.
Op 2 februari 1886 wordt een collecte gehouden in Assen voor de
Commissie voor werkverschaffing. Er hebben zich 72 personen
gemeld voor arbeid en dat kost per week f 216,00 en voor vier
weken is dit f 864,00. Verzocht wordt mild te zijn in gaven want
de nood is groot. Op een lijst zijn de namen van de gevers
genoteerd met de geschonken bedragen er achter. Hier volgen de
Somer 's:
J. E. Somer f 1,00; J. J. Somer f 1,00; L. Somer f 0,80; W. Somer
f 2,00; R. Somer f 1,50; B. J. Somer f 2,50; J. Somer f
0,50.
Leden van de vereniging waren o.a. B. J. Somer; W. H. Somer
(vanaf 1904); J. E. Somer; J. J. Somer; L. Somer; W. Somer (en na
diens overlijden zijn weduwe O. J. Somer - de Waard) en R. Somer.
De enige Somer die niet meedeed was J. Somer de koperslager. Wat
J. Somer betreft en de mogelijke reden hiervoor zie de brochure
over Jan Somer en met name het hoofdstuk "De Vereniging
Christelijke Belangen Assen".
Assen, februari 2006
© Somer
HOME