Naam en Periode
|
Bijzonderheden
|
---|---|
H. G. de
Jonge 11-03-1943 tot 08-11-1943 |
Gearresteerd. Na bevrijding levend teruggekeerd. |
A. Bergman 23-03-1943 |
Bij dropping vliegtuig afgeschoten. Gesneuveld. |
P. R. Gerbrands 23-03-1943 tot 17-12-1943 |
Na volbrachte opdracht via Spanje teruggekeerd. |
Mr P. L. Baron d'Aulnis de
Bourouill 11-06-1943 tot 05-05-1945 |
Na bevrijding teruggemeld. |
G. A. van Borssum Buisman 23-06-1943 tot 05-02-1944 |
Gearresteerd en ontvlucht. Na bevrijding teruggemeld. |
H. Letteboer 23-06-1943 tot 03-02-1944 |
Gearresteerd. Na bevrijding levend teruggekeerd. |
P. Hoekman 20-09-1943 tot 05-11-1943 |
In gevecht met S.D. gesneuveld. |
R. A. Grisnigt 20-09-1943 tot 02-02-1944 |
Gearresteerd. Na bevrijding levend teruggekeerd. |
H. van der Stok 20-09-1943 tot 02-02-1944 |
Gearresteerd. In gevangenschap overleden. |
O. M. Wiedemann 20-09-1943 tot 18-07-1944 |
Gearresteerd. Na bevrijding levend teruggekeerd. |
W. J. H. Schreinemachers 09-10-1943 tot 03-08-1944 |
Na volbrachte opdracht via Spanje teruggekeerd. |
J. L. Th. M. van Alebeek 09-10-1943 tot 05-12-1944 |
Door omstandigheden non actief.
Gearresteerd. Na bevrijding levend teruggekeerd. |
M. Verhage 06-11-1943 tot 17-09-1944 |
Na volbrachte opdracht te Eindhoven teruggemeld. |
J. H. Diesfeldt 06-11-1943 tot 12-07-1944 |
Gearresteerd. 08-09-1944 te Vught gefusilleerd. |
H. Steen 11-01-1944 tot 14-03-1944 |
Gearresteerd. 05-09-1944 te Vught gefusilleerd. |
J. Adriaansen 11-01-1944 tot 14-07-1944 |
Gearresteerd. 08-08-1944 te Vught gefusilleerd. |
J. E. van Loon 01-03-1944 tot 19-09-1944 |
Na volbrachte opdracht te Eindhoven teruggemeld. |
A. W. M. Ausems 01-03-1944 tot 05-05-1945 |
Na bevrijding bij beëindiging opdracht teruggemeld. |
J. Faber 11-04-1944 tot 05-05-1945 |
Na bevrijding bij beëindiging opdracht teruggemeld. |
H. Leus 11-04-1944 tot 17-12-1944 |
Gearresteerd. 08-03-1945 gefusilleerd. |
M. W. van de
Waal 08-05-1944 |
Op doorreis naar bestemming gearresteerd. Op 27-04-1945 te Sandborstel in gevangenschap overleden. |
W. Visser 08-05-1944 tot 21-12-1944 |
Gearresteerd. Op eind april 1945 door linies teruggemeld |
J. de Blooys 08-05-1944 tot 31-12-1944 |
Gearresteerd. Bij poging tot ontvluchten gedood. |
J. Brandjes 06-06-1944 tot 05-10-1944 |
Na bevrijding van Zuid Nederland na volbrachte opdracht teruggemeld. |
K. Ch. Mooiweer 06-06-1944 tot 28-11-1944 |
1e uitzending 06-06-1944 tot 28-11-1944. Na
terugkeer 2e uitzending 31-12-1944. Na bevrijding teruggemeld. |
Mr F. Th. Dijckmeester 06-06-1944 tot 05-05-1945 |
Na bevrijding teruggemeld. |
G. B. Buunk 06-07-1944 tot 10-02-1945 |
Gearresteerd. Op 04-04-1945 gefusilleerd. |
G. F. Hooyer 06-07-1944 tot 01-12-1944 |
Gearresteerd. Op 08-03-1945 als repressaille te Rotterdam gefusilleerd. |
K. A. Mans 05-08-1944 tot 10-11-1944 |
Gearresteerd, doch ontsnapt. Na bevrijding teruggemeld. |
M. A. Sutherland 05-08-1944 tot 11-11-1944 |
Gearresteerd. Na bevrijding levend teruggekeerd. |
Jhr Mr R. de Brauw 08-08-1944 tot 14-10-1944 |
Gearresteerd. In gevangenschap kort voor de bevrijding overleden. |
M. A. Smid 08-08-1944 tot 05-05-1945 |
Na bevrijding teruggemeld. |
A. A. M. van Rijsewijk 02-09-1944 tot 05-05-1945 |
Na bevrijding teruggemeld. |
G. Kouwenhoven 06-10-1944 tot 10-11-1944 |
Door schuld derden tot non activiteit gedwongen. |
C. H. van Bemmel 06-10-1944 tot 28-03-1945 1) |
Na peiling in gevecht met S.D. gedood. |
G. L. Ensink 07-10-1944 tot 10-11-1944 |
Door schuld derden tot non activiteit gedwongen. |
H. Koopmans 07-10-1944 tot 10-11-1944 |
Gearresteerd. Op 08-03-1945 te Apeldoorn gefusilleerd. |
F. J. Hoogewooning 31-12-1944 tot 07-02-1945 |
Gearresteerd. Op 08-03-1945 gefusilleerd. |
P. Bouman 24-02-1945 tot 05-05-1945 |
Na bevrijding teruggemeld. |
M. R. Mulder 27-03-1945 tot 16-04-1945 |
Gearresteerd. Op 23-04-1945 in de gevangenis te Utrecht overleden. |
H. R. Weelinck 04-04-1945 tot 05-05-1945 |
Na bevrijding teruggemeld. |
W. de Vries 04-04-1945 tot 05-05-1945 |
Na bevrijding teruggemeld. |
E. W. Janszen 12-04-1945 |
gedropt. Bij landing verongelukt in Loosdrechtse plassen. |
Aan H. G. de Jonge werd opgedragen
contact te zoeken met het nationaal Comité en tevens een
onderzoek in te stellen naar de verhouding tussen O. D. 2) en het Nationaal Comité. 3)
Als tweede opdracht kreeg hij in Nederland richtlijnen te
verstrekken voor het systematisch verzamelen van militaire en
economische inlichtingen en middelen te beramen voor de afvoer
van de verzamelde inlichtingen naar Engeland.
Zijn droppingpoint werd vastgesteld in Drenthe - Hooghalen en
zijn eerste aanloop zou zijn een familielid van een Drents B.I.
officier.
De Jonge legde inderdaad contact met één der leden
van het Nationaal Comité, maar voordat enige verdere stap
kon worden ondernomen, was het gehele Comité door de
Duitsers gearresteerd. Het England-Spiel was Vorrink c.s.
noodlottig geworden.
Wat de eerste opdracht betrof was dus de Jonge's taak direct al
negatief. Wat zijn tweede opdracht betrof vormde de Jonge in
maart en april 1943 een kern van toegewijde medewerkers, waarvan
enkele leden de top zouden vormen van de belangrijke groep
Albrecht. In juni 1943 had de Jonge in grote trekken een volledig
overzicht gekregen van geheel Nederland en het beperkte
kustgebied was toen nauwkeurig in kaart gebracht.
De Jonge besloot uiteindelijk zelf de gegevens terug te brengen
naar Engeland. Hij vertrok op 20 oktober 1943 naar België en
bereikte op 25 oktober Toulouse. Twee pogingen om via de
Pyreneeën Spanje te bereiken mislukten en een derde poging
leidde tot arrestatie. Bij een poging te ontvluchten uit Toulouse
werd hij gewond en opnieuw opgepakt. Via gevangenissen van
Luchon, Toulouse en Parijs keerde hij op 16 november 1943 in
handen van de Gestapo in Den Haag terug. In de daarop volgende
nacht werd hij naar Haaren gebracht. Al het werk was in handen
gevallen van de Duitsers. 650 negatieven. Maar de Jonge zweeg
over de herkomst van dit materiaal.
Piet Gerbrands (links) en Nout
Bergman werden samen in de nacht van 23 op 24 maart 1943
gedropt. Het geluk was niet met hen. Het vliegtuig waarmee zij
Nederlands gebied binnen vlogen werd onderschept door een Duitse
nachtjager. Dicht bij de plaats van hun bestemming kregen zij de
volle laag. Een korte strijd boven het IJsselmeer. Bergman werd
doodgeschoten. Piet Gerbrands wist met de bemanning en de piloot
zonder noemenswaardig letsel uit het vliegtuig en het water te
komen. Waarna het hem gelukte zijn eerste contact in Drenthe te
benaderen.
Ondanks het feit dat de Drentse burgemeester, die als contact
adres diende, wegens de door de Duitsers op Bergman gevonden
micro's moest onderduiken en niettegenstaande andere tegenslagen
zette Gerbrands door.
De opdracht die Gerbrands en Bergman hadden meegekregen hield in
dat zij een koeriers- en ontsnappingslijn moesten organiseren van
Nederland naar Spanje.
Gerbrands kwam in contact met de groep "Luctor et Emergo", later
"Fiat Libertas" geheten. Van zeer groot belang was dat deze groep
verbinding had met een pilotenlijn naar het Zuiden. Zo kon hij
samen met de enthousiaste hulp van een Jet Roosenburg, Nel Lind,
Pa Tineur, Alberts, de pater van Weert, Oom Fons en zovele
anderen, aan de opbouw van de koerierslijn naar Spanje
beginnen.
Via deze koerierslijn reisde Gerbrands naar Spanje. Majoor Somer
trof vlak na 5 december 1943 een eenzame vermagerde en stille
Gerbrands aan in het Spaanse gevangenkamp Lerida. De oorlog had
hem ernstiger gemaakt. Op 17 december 1943 keerde hij terug naar
Londen nu als toezichthoudend officier en instructeur.
Louis d'Aulnis voltooide in het
voorjaar 1943 zijn agentenopleiding. Door berichten uit Nederland
werd het steeds duidelijker dat er grote behoefte bestond aan
snelle communicatie met Londen die echter alleen maar langs
draadloze weg tot stand gebracht kon worden. Louis werd daarom
geheel op verbindingen ingesteld. Louis zou met de leider Henk
Deinum van een radiogroep in Den Haag in verbinding treden om een
over geheel Nederland te verspreiden radionet te
organiseren.
Volgepropt met wetenschap op allerlei gebied vertrok Louis
d'Aulnis in de nacht van 10 op 11 juni 1943 naar Nederland. De
bohémien - student - officier - codist - radiotelegrafist
- organisator vertegenwoordigde een kapitaal aan kennis. Het
contact met Henk Deinum en vervolgens met Marinus Vader en de
telegrafisten Witte en Dubois was spoedig tot stand gebracht. In
een opvallend korte tijd werd een radionet georganiseerd dat met
zenders in verschillende delen van het land, ook de uithoeken,
met de regelmaat van de klok de weerberichten aan Londen doorgaf.
Louis maakte contact met het Vaderlands Comité, dat in de
plaats was gekomen voor het Nationaal Comité, doch dit
leverde weinig nuttig effect op. Ook maakte hij contact met de
reeds eerder genoemde groep "Fiat Libertas" en tevens slaagde hij
erin door te dringen tot de radiodienst van de Raad van
Verzet.
Belangrijk was ook de verbinding die tot stand werd gebracht
tussen de Packard groep en een uitmuntende organisatie op het
gebied van de militaire berichtgeving, de groep Kees. De leider
van deze groep werd door Louis aan radioverbinding
geholpen.
G. A. van Borssum Buisman (links) en
H. Letteboer Gedurende de opleiding waren deze
twee volledig op elkaar ingesteld. Samen wouden ze worden
gedropt.
Gerard als organiserend agent en Hein werd aan hem toegevoegd als
radiotelegrafist.
Gerard was reserve officier geweest bij de cavalerie en aan het
begin overgegaan naar het korps beroepsofficieren. Hij was zeer
accuraat en weetgierig en was goed in de leer van de code
geheimen.
Hein was op het eerste gezicht een volslagen contrast. Hij had er
slag van in de weekenden de boel op Amsterdams manier op de kop
te zetten en waande zich dan in de omgeving van het
Rembrandtsplein.
Tussen Somer en kapitein Seymour zijn lange gesprekken gevoerd of
Hein zich derhalve wel zou kunnen aanpassen aan het ondergrondse
en monotone bestaan van een geheim agent. Maar Hein was een
prachtige leerling en verder kon hij heel goed opschieten met
zijn aanstaande teamgenoot Gerard.
Gerard zou optreden als boodschapper voor de Regering naar de O.
D. en bij die organisatie als liaisonofficier met B.I. optreden.
Minister van Lidth de Jeude gaf persoonlijk uitvoerige
aanwijzingen en verduidelijkte in diverse besprekingen de
bedoeling en de strekking van de over te brengen
regeringsinstructies.
Verder moest hij contact zoeken met Trouw, Vrij Nederland en het
Nationaal Comité, voorzover dat nog aanwezig was en
actief. Een belangrijke vraag was wat de oorzaak was van het
oprollen van het Nationaal Comité en ook moest hij
rapporteren over de verradersrol van De Wilde in het Nederlands
verzet.
In Nederland diende met name duidelijk te worden gemaakt dat Van
der Waals alias De Wilde bepaaldelijk niet uit Engeland als agent
was uitgezonden.
In Heintje Letteboer had Gerard een uitstekende radiotelegrafist
en de leiding van B.I. zag het tweetal vol gerustheid
vertrekken.
De dropping in de nacht van 22 op 23 juni 1943 verliep
voorspoedig en in recordtijd had Heintje de verbinding tot stand
gebracht.
Er werd contact gelegd met de leiding van de O. D. en was de
regering spoedig op de hoogte van de heersende situatie in deze
dienst. Gerard kreeg ook contact met agent de Jonge die nu ook
weer via Heintje over een zendverbinding kon beschikken. Veel
bijzonderheden over het Nationaal Comité, De Wilde en de
door de Jonge gestichte groep Albrecht konden door Letteboer
worden overgeseind.
De Jonge werd op 8 november 1943 gearresteerd. Op 5 februari 1944
werd Gerard van Borssum Buisman door Haubrock gearresteerd.
Terwijl Heintje Letteboer een paar dagen tevoren op 3 februari
1944 in volle actie was gearresteerd.
Hierdoor was de S.D. in het bezit gekomen van de voor de
verbinding met Engeland gebruikte codes maar zij was niet op de
hoogte van de securitychecks van Letteboer en van Borssum
Buisman. Zij probeerde opnieuw een "Spiel" te spelen maar omdat
deze checks ontbraken slaagde zij niet in deze opzet.
Van Borssum Buisman werd ter dood veroordeeld en werd op
transport naar Duitsland gesteld en opgesloten in de gevangenis
te Anrath. Hier mislukte een ontsnappingspoging. Daarna op
transport gesteld naar Lüttringhausen. Op 2 november 1944
opnieuw verhuizen nu naar Hameln. Hij zag kans vlak voor het
einddoel uit de trein te springen maar brak hierbij enige ribben
en liep een hoofdwond op waardoor hij bewusteloos raakte. Hij
simuleerde een hersenschudding en gaf zich uit voor een
Nederlandse arbeider. Zonder zijn identiteit vast te stellen werd
hij twee manden verpleegd in een ziekenhuis en na afkeuring voor
arbeid in Duitsland werd hij, met de nodige papieren en 500
Reichsmark, teruggezonden naar Nederland. Daar meldde hij zich op
2 januari 1945 in Amsterdam bij de commandant van de O. D. Deze
meldde zijn behouden terugkomst bij het hoofd van B.I. die toen
met het grootste deel van zijn dient in Eindhoven vertoefde. Van
Borssum Buisman heeft in Amsterdam doorgewerkt tot de
bevrijding.
Heintje Letteboer overleefde gevangenis en concentratiekamp en
heeft na de bevrijding in volle gezondheid de vruchten van zijn
uitstekend werk mogen plukken.
(Van links naar rechts) Piet Hoekman, R. A. Grisnigt, en H. van der Stok
Piet Hoekman en Bram Grisnigt werden opgeleid tot
radiotelegrafist. Piet Hoekman was een geboren Urker, stoer en
vierkant van gedachten. Onverzoenlijk fanatiek in zijn wrok tegen
de vijand. De honderd procent Calvinist sprak bij hem boven alle
andere sentimenten mee. Deze wachtmeester van de Marechaussee had
iets af te rekenen met hem die op 10 mei 1940 ons land lafhartig
tot slavernij brachten.
Grisnigt zijn droppingpartner was van een geheel andere
conceptie. Het was een bolle goedmoedige jongen en een paar
opgewekte ogen straalden de wereld in. Maar bij de slotbespreking
waarbij de laatste wensen van de agenten werden vastgelegd, bleek
duidelijk dat er ook andere dingen in het gemoed van deze jongen
omgingen. De donkere nacht van de beslissende sprong grijnsde hem
tegen, grimmiger dan ooit een ander agent te voren had laten
blijken. Ook hij behoorde echter tot diegenen die sprongen in de
nacht.
(O. M. Wiedemann hiernaast).
Van der Stok was meer iemand van een berustende aard. Hij kwam
zelden uit zijn evenwicht en was steeds gemoedelijk en opgewekt
van natuur.
Gelijktijdig met deze twee zouden Van der Stok en Wiedemann
worden uitgezonden. Van der Stok als codist en tevens
microfotograaf en Wiedemann, een Engelsman, als organiserend
agent.
Het nerveuze werk van een radiotelegrafist zou Van der Stok nooit
gelegen hebben. Daarentegen kon hij zich hele dagen bezighouden
met zijn codes en microfotografie en samen met zijn vriend
Wiedemann waren zij een ideaal stel voor de opdracht die zij
moesten uitvoeren.
Van der Stok en Wiedemann moesten contacten leggen met Louis 'd
Aulnis, Fiat Libertas en de radiodienst van de Raad van
Verzet. Vooral uitbreiding van de zendgelegenheid van de Raad was
van het grootste belang omdat hierdoor het arbeidsveld van B. I.
aanmerkelijk groter kon worden.
Twee vliegtuigen met deze vier agenten vertrokken in de nacht van
19 op 20 september 1943 van Engeland naar Nederland. De landing
van alle vier gelukte en met behulp van Louis 'd Aulnis vonden
zij hun weg naar de voor hen bestemde organisaties.
Met hen waren de eerste 10 agenten van B. I. hun taak in
Nederland begonnen. Het in maart 1943 geplante stekje begon te
groeien.
De agent Borssum Buisman (Gerard) vormde met Hoekman en Grisnigt
zijn nieuwe zendgroep. Grisnigt werd op 2 februari 1944 het
slachtoffer van een peiling door de Duitsers en op dezelfde dag
werd ook Van der Stok gearresteerd. Beiden werden op transport
gesteld naar een concentratiekamp in Duitsland. Grisnigt
overleefde dit kamp maar Van der Stok overleed in het kamp.
Hoekman, nauwelijks geïnstalleerd verleende hulp bij de
landing van twee vrienden in de nacht van 5 op 6 november 1943.
Bij de berging van de bagage in een Brabants huis bleek verraad
van Nederlandse zijde in het spel. Een overval van de
Sicherheitsdienst maakte een einde aan het jonge leven van
Hoekman, die zich dood vocht in de deurpost, daarmee de aftocht
van zijn pas aangekomen kameraden mogelijk makend.
Wiedemann wist de dans voorlopig te ontspringen. Hij wist zijn
verbinding tot mei 1944 te handhaven en zou met 'd Aulnis naar
Engeland terugkeren om rapport uit te brengen van zijn
ondervindingen. Dit kon niet doorgaan door arrestaties op de
koerierslijn. Dit werd Wiedemann's fatum. Want door controle van
de door Nederlanders uitgevonden en ingevoerde persoonsbewijzen
werd hij op 18 juli 1844 gearresteerd en afgevoerd naar een
concentratiekamp. Na afloop van de oorlog kon hij echter levend
en wel naar Engeland terugkeren.
W. J. H. Schreinemachers (foto links) en J. L. Th. M. van
Alebeek
Somer ontmoette in Stockholm, waar hij in augustus 1943 naartoe
gevlogen was om er een goed bemande post van het bureau B. I. op
te richten, de jeugdige technicus Wim Schreinemachers (Rudi). Hij
was uit Eindhoven gekomen met opdrachten van een grote
inlichtingengroep aldaar, maar voelde er bitter weinig voor om
langs dezelfde weg terug te keren hetgeen hem door Somer ook werd
ontraden. De atmosfeer in Stockholm was door de voelbare
aanwezigheid van de Gestapo ongezond te noemen. Hij besloot door
te reizen naar Londen en na een spoedopleiding als agent per
parachute langs veiliger weg naar Nederland terug te keren.
Eindhoven werd over de reis van Rudi geïnformeerd. Binnen
een maand was de ingenieur burger Rudi getransformeerd in een
luitenant parachutist voorzien van instructie en stond hij met
zijn radiotelegrafist Alebeek in de nacht van 8 op 9 oktober 1943
gereed om de terugreis naar Nederland te aanvaarden.
Rudi was medewerker van de belangrijke economische inlichtingen
groep van Ir tromp, in de illegale wandeling "Harry"
genoemd.
In Londen waren uitvoerige vragenlijsten gemaakt welke
voornamelijk waren gebaseerd op economische, financiële en
technische aangelegenheden waarover de regering in Londen
dringend informatie behoefde.
Rudi en Alebeek werden in de buurt van Groesbeek gedropt. De
vlucht ij wisten echter te ontkomen in het duister van de bossen.
De Duitsers moesten zich tevreden stellen met hun bagage. Geld en
codes waren echter veilig bij de ontsnapten, die elkaar kwijt
raakten maar toch in veilige haven belandden.
Omdat Alebeek de kluts kwijt raakte en de verbinding met B. I.
niet heeft kunnen herstellen werd later een nieuwe
radiotelegrafist uitgezonden. Overigens blijkt hieruit dat niet
allen de geestkracht kunnen opbrengen om in moeilijke
omstandigheden tot het bittere einde door te zetten vooral niet
als het begin zo onfortuinlijk en emotioneel is als bij Alebeek
het geval was. Hij werd ondanks zijn gemis aan actieve dienst
toch gearresteerd en wel op 5 december 1944. Deze arrestatie had
geen nadelige gevolgen noch voor hem noch voor de dienst.
Ook had dit geen gevolg voor Rudi want deze was, na zijn taak te
hebben volbracht, in augustus 1944 via Zwitserland en Portugal
naar Londen teruggekeerd.
M. Verhage (links) en J. H.
Diesfeldt
In de nacht van 5 op 6 november 1943 werden de agenten Diesfeldt
en Verhage zonder problemen in Brabant gedropt.
De verzorging van micro's bleef in de werkzaamheden van B. I. een
belangrijk punt en in Nederland bestond gebrek aan fotomateriaal.
Na dringende verzoeken werd besloten hierin te voorzien door een
tweede microfotograaf uti te zenden. Van der Stok was reeds in
september gedropt.
Marius Verhage was in de herfst van 1943 door de Britse dienst na
zijn opleiding als microfotograaf overgedragen aan B. I. Hij zou
samen met van Diesfeldt worden ingedeeld bij de Barbara groep die
hierdoor dan gelijktijdig de beschikking zou krijgen over een
radiotelegrafist. Dit alles hoofdzakelijk ten dienste van Van
Borssum Buisman, die als organisator veel te rapporteren
had.
Na de dropping moest veel bagage worden veilig gesteld waarbij
Hoekman, reeds eerder uitgezonden, hen zou helpen. Dit alles ging
voorspoedig maar bij het afhalen bleek dat van Nederlandse zijde
ergens verraad moest zijn gepleegd want de S.D. was op het moment
van het afhalen van de containers ook aanwezig.
Hoekman offerde zijn leven om Diesfeldt en Verhage te laten
ontsnappen. Zij slaagden erin de hun aangewezen organisatie te
bereiken.
Diesfeldt was een zeer bekwaam radiotelegrafist. Zijn betoonde
moed en ijver waren bewonderenswaardig. Hij werd na de arrestatie
van Grisnigt op 2 februari 1944 de enige radiotelegrafist van de
Barbara groep. Hij hield stand in zijn volkomen isolatie, ook
toen rond hem overal de slachtoffers van de Abwehr vielen, Van
Den Haag verhuisde hij toen naar Amsterdam en begon daar helemaal
opnieuw. Hij werd, na zijn arrestatie, op 8 september 1944 in
Vught gefusilleerd.
Door de vele arrestaties werd vruchtbaar werken onmogelijk en
daarom verplaatste Verhage zijn arbeidsterrein naar het zuiden
van Nederland. Hij vond in Eindhoven bij Ir Tromp voldoende werk.
Hij heeft tot aan de bevrijding van het zuiden hier zijn werk
kunnen voortzetten. Op 14 september 1944 meldde hij zich na de
bevrijding te Eindhoven terug bij de leiding van de B.I.
H. Steen en J. Adriaansen, J. E. van Loon
. Foto's van links naar rechts.
Kalm en zeker van hun taak verlieten Steen en Adriaansen hun oude
bureau om de tocht naar het vliegveld te aanvaarden. De nacht van
11 januari 1944 nam hen op en enige uren later hadden zij hun
bagage en parachutes reeds begraven in het Liesbos.
Steen was een rustige en voorzichtige officier en daardoor
geschikt als organiserend agent. Hij zou het contact met de Raad
van verzet moeten verstevigen. Ook was Steen opgeleid tot
radiotelegrafist. Hij zou zelf één station
bedienen, terwijl Adriaansen, die ook een eigen zenderontvanger
meena, het aantal verbindingen zou kunnen vergroten.
Ook moest Steen contact leggen met de financiële
steunorganisaties van het verzet in Nederland, die belichaamd
waren in het nationaal Steun Fonds. En Steen moest een machtiging
overbrengen waarin de regering meedeelde voorlopig f 30 miljoen
beschikbaar te stellen voor de financiering van het verzet.
Adriaansen, geboren en getogen in Brabant, was wachtmeester van
de Koninklijke Marechaussee en evenals Steen een
Engelandvaarder.
(A. W. M. Ausems hiernaast.) Steen trouwde begin januari 1944 met een Engelse die hij in Londen had leren kennen. en zo nam een jonge bruid op 10 januari
1944 afscheid van haar man die zijn plicht ging vervullen in het
wachtende vaderland...
Steen reisde na de dropping door naar het westen, Adriaansen
bleef achter en installeerde zich met behulp van de "Spartanen"
te Princenhage en kreeg op 14 februari 1944 regelmatig contact
met B. I.
De "Spartanen" waren inmiddels langs andere weg gewaarschuwd dat
nieuwe agenten op komst waren, die ook hun hulp bij de landing
nodig hadden. Zij kwamen dan ook opnieuw in actie in de nacht van
29 februari op 1 maart 1944 toen de nieuwe agenten Ausems en Van
Loon in de buurt van Breda behouden aan land kwamen.
Ausems, die zijn spoedopleiding met succes had bekroond, zou ter
voltooiing van het voorbereidende werk van Steen, de organisatie
van de B.I. verbindingen bij de Raad van Verzet regelen. Tevens
moest hij aanwijzingen geven voor de inlichtingendienst van de
RVV, die uitstekend werkte, maar behoefte had aan richtlijnen,
die verstrekt werden door het geallieerde oppercommando. Voor het
onderhouden van zijn eigen verbinding kreeg hij de beschikking
over een eigen radiotelefoniezender en een set voor draadloos
verkeer.
Van Loon die als radiotelegrafist zou optreden had eveneens de
beschikking over een radio zenderontvanger, zodat in een periode
van drie weken een grote hoeveelheid materiaal aan de Nederlandse
verbindingen was toegevoegd en in het bijzonder de Raad van
Verzet van middelen was voorzien om het verkeer belangrijk uit te
breiden.
Maar de samenwerking tussen Adriaansen en van Loon met Ausems
liep bepaald stroef. Zij waren allen van goede wille doch de
karakters waren verschillend waardoor er botsingen voorkwamen die
Londen aanleiding gaven tot grote zorg. En soms moest een
vermanend of verwijtend en dwingend woord de gemoederen tot
bedaren brengen.
Evenals Steen vertrok ook Ausems naar de westelijke provincies.
Hem was opgedragen namens de regering de boodschap van de 19
punten over te brengen aan de verzetsorganisaties. De 19 punten,
of ook wel de "19 punten van Gerbrandy" was een soort beginsel
programma met daarin geformuleerd de hoofdlijnen ten aanzien van
een eventuele bundeling van de groeperingen van de
illegaliteit.
Hierna zou hij de regering moeten rapporteren welke de meningen
der verzetsgroepen over de Londens denkbeelden waren.
Steen legde goede en vruchtbare contacten met het Nederlandse
Steun Fonds, maar tijdens de contacten met de Raad van Verzet in
de Zaanstreek viel hij ten prooi aan de geperfectioneerde
peilmethoden van de Duitsers. Op 2 maart 1944 viel de klap. Ook
Hein van de RVV werd gearresteerd. Beiden bekochten hun plicht
met de dood. Steen werd 5 september 1944 in Vught gefusilleerd.
Een jonge weduwe bleef in Londen achter.
Door deze gebeurtenissen liep Ausems bijna regelrecht bij zijn
aankomst in de Zaanstreek in de val. Hij belandde op de dag van
"Hein's" arrestatie namelijk in diens huis. Als door een wonder
ontsprong hij, bij een belangstellende, achterdochtige
ondervraging en onderzoeking van de SD, de dans. Hij zag kans de
compromitterende "19 punten" die hij bij zich droeg, tijdens de
ondervraging te verbergen.
Na voorzichtig rangeren in de illegaliteit wist hij in
persoonlijk contact te komen met "Lange Jan" van de RVV met wie
in korte tijd door grote activiteit een heel goed resultaat werd
bereikt.
Hoewel Ausems na het contact met de SD zijn "19 punten" met de
daarbij behorende machtiging om te onderhandelen had verbrand,
bracht hij voorzover ze in zijn geheugen waren geprent, mondeling
over. En zo kreeg de regering toch nog uitvoerige reacties over
de meningen die in Nederland heersten over de bundeling van de
verzetsbeweging. Vanwege het gevaar uitgepeild te worden werd
Ausems telefonische verbindingen in mei 1944 buiten werking
gesteld.
De grote activiteit van de Raad van Verzet, mede veroorzaakt door
de uitbreiding van de eigen inlichtingendienst, maakte het
noodzakelijk dat het aantal verbindingen moest worden
vermeerderd. Besloten werd om daarom aan de radiodienst van de
RvV nog twee agenten toe te voegen.
J. Faber en H. Leus. Foto's van links naar rechts.
Als organisator werd de agent Faber met deze nieuwe taak belast.
Deze rustige en intelligente jongeman werd aangewezen om
instructies van de regering, die een uitvloeisel waren van de
gedachtewisseling over de "19 punten" over te brengen aan de Raad
van Verzet, de O. D, het nationaal Comité van Verzet, het
Vaderlands Comité en de Illegale pers. De door Ausems
vernietigde "19 punten" waren erbij gevoegd.
Voor technische ondersteuning werd de radiotelegrafist agent Leus
ingedeeld. Hij had echter een probleem hij kon de vereiste
seinsnelheid niet bereiken. En in maart 1944 stortte hij zijn
hart uit bij majoor Somer. Hij sliep niet meer. Hij wist dat hij
zijn seinsnelheid niet meer kon opvoeren. Somer had echter zijn
besluit al genomen. "Jij gaat naar Nederland Leus. En snel. Over
drie weken ga je mee met Faber. Na deze woorden van zijn baas
veerde de blonde reus op. De volgende dag kwam hij
bedanken.
In de nacht van 10 op 11 april 1944 daalden Faber en Leus uit de
duisternis neer op vaderlandse bodem. Door een arrestatie was
voor Faber het contact adres bij de RVV niet bereikbaar en het
duurde tot juni, voordat hij door tussenkomst van Ausems tot de
nodige samenwerking met de Raad van Verzet kwam.
Leus had pech bij de landing. Zijn radioset en de daarbij
behorende kristallen raakten zoek. Ook de kristallen van Faber
verdwenen spoorloos in de duistere nacht. Leus leende de set van
Faber en een kristal van Adriaansen, zodat hij toch kon seinen,
En het merkwaardige feit deed zich voor dat Leus steeds beter
ging seinen en zichzelf overtrof.
Leus werd echter op heterdaad betrapt en werd op 17 december 1944
te Ermelo door peiling gearresteerd en werd op 8 maart 1945
gefusilleerd
Faber wist aan alle gevaren te ontsnappen en was actief werkzaam
tot de bevrijding van Nederland.
M. W. van de Waal, W. Visser en J. de
Blooys. Foto's van links naar rechts.
In mei 1944 stond een nieuwe ploeg voor uitzending gereed. Het
waren van der Waal, Visser en de Blooys. Vogels van diverse
pluimage.
Van der Waal, stil en bedachtzaam en vader van een baby, die hij
nog nooit had gezien, zou met een radio - telefoniezender hulp
gaan bieden aan de groep van Ir tromp en aan Rudi
Schreinemachers, die door allerlei tegenslagen nog steeds zonder
regelmatig radio contact zat.
Visser was het type van een robuuste, geen gevaar ziende
vechtjas. Hij zou ter beschikking worden gesteld aan de groep
Albrecht, waardoor ook deze hoogst belangrijke organisatie een
eigen verbinding zou krijgen.
De blonde tuinderszoon de Blooys uit het Westland zou de RVV gaan
versterken en voornamelijk optreden als codist en verbindingsman.
Door de toename van het aantal telegrammen, vooral van Ausems en
de inlichtingendienst van de RVV was toevoeging van een codist
wenselijk, terwijl hij ook materiaal bij de RVV zou
afleveren.
In de nacht van 7 op 8 mei sprongen deze drie. Zij landden veilig
en gelukkig met minder brokken dan hun bagage.
Ondanks de beste verpakking is geparachuteerde bagage door
grillen van de wind, onzachte aanraking met het terrein bijna
altijd onderhevig aan beschadiging, vooral bij gevoelig materiaal
zoal containers met radiomaterialen.
Zelden werd bij een dropping zo'n ravage aangericht als bij deze.
De radio telefoniezender was beschadigd en bleek later
onbruikbaar te zijn, de radio zender van Visser bleek ook niet te
gebruiken, terwijl de vier radiosets die bij de RvV moesten
worden afgeleverd allemaal vernield bleken te zijn.
Maar zij gingen ieder hun eigen weg en ploegden hun akker zonder
ploeg. Van der Waal ging op weg naar de hem aangewezen groep.
Zijn zender liet hij veiligheidshalve achter op het eerste
schuiladres. Op zijn verdere tocht naar Rudi werd een razzia in
de trein hem noodlottig. Zijn persoonsbewijs gaf aanleiding tot
vragen. Hij heeft zijn groep nooit bereikt. Naspeuringen naar van
der Waal bleven vruchteloos. Na de bevrijding bleek dat hij op 27
april 1945 aan uitputting in het kamp Sandborstel was
overleden.
Visser bereikte met succes de groep Albrecht maar kon niets doen
vanwege zijn vernielde materiaal. Via Londen werd hij gewaar dat
van der Waal zijn bestemming niet had bereikt en daarom probeerde
hij diens radio telefoniezender in gebruik te nemen. Alle
pogingen leiden tot niets. De vernieling was definitief.
In het begin van juni 1944 kon een nieuw toestel worden
toegezonden en werd de ontstane achterstand met grote spoed
ingelopen. Visser dook met hulp van de Albrecht groep onder in de
Biesbos. Zijn verbinding toonde al snel een staalkaart van
organisaties. Er verschenen berichten van de O.D., Ausems en
anderen. Het werd te druk rondom Visser en om veiligheidsredenen
werd hij verplaatst naar Rotterdam. Maar ook daar was hij niet
veilig en na uitpeiling ging Visser naar Boskoop. Op 21 december
1944 sloeg echter de S. D. toe. In zijn gevangenschap heeft hij
de wind mee gehad. Hij kon met behulp van de Duitser Haubrock
worden losgelaten en zich eind april 1945 melden bij B.I. in
Eindhoven.
De Blooys bereikte de leiding van de RVV en wist spoedig in
verbinding te komen met Ausems, aan wie hij opnieuw de "19
punten" ter hand stelde, die ook al aan Faber waren meegegeven.
Ten opzichte van de coördinatie van de illegaliteit mocht
geen enkel risico worden genomen.
Hij verlichtte de werkzaamheden van Ausems aanzienlijk door als
codist op te treden voor de grote hoeveelheid telegrammen, die
van laatstgenoemde en de RVV afkomstig waren. Daarnaast bleef hij
in contact met Faber en Visser en verzamelde veel materiaal dat
via de lijnen van de RVV werd overgeseind.
Ook hem trof het noodlot. Hij werd uitgepeild en gearresteerd op
31 december 1944. Hij trachtte te ontvluchten maar werd daarbij
doodgeschoten
J Brandjes, K. Ch. Mooiweer en Mr F. Th.
Dijckmeester. Foto's van links naar rechts.
Deze drie agenten hadden naast hun persoonlijke opdracht de
nevenopdracht hun collega's die in de nacht van 7 op 8 mei (zie
hierboven) gedropt waren van nieuw materiaal te voorzien. Zo werd
hun dropping in de nacht van 5 op 6 juni 1944 dus van het
grootste belang.
Zij kwamen behouden neer en op een paar, zij het belangrijke,
onderdelen na kon de bagage veilig worden geborgen.
de jeugdige krullenbol Brandjes vertrok alleen naar Brabant om
als telegrafist op te treden voor de groep Harry, ter vervanging
van de voor die groep bestemde Van der Waal. Hij trof het niet
want zijn contact man Elkerbout was juist gearresteerd, om
redenen buiten het inlichtingenwerk.
Brandjes zette door en wist in verbinding te komen met
André van Wijmen van de groep Albrecht te Sprang-Capelle.
Er werd vervolgens getracht de verbinding met Londen tot stand te
brengen doch zonder de gewenste resultaten. Door bemiddeling van
de groep Albrecht werd toen contact gelegd met Ir Tromp en na 6
weken na de dropping verscheen Brandjes met zijn defecte set
opnieuw in Eindhoven. En Philips maakte het instrument snel
gereed voor zijn taak.
Robbie Mooiweer was via Delfzijl in Zweden beland en van aspirant
zeeman gedwongen houthakker geworden. Na aankomst in Londen werd
hij agent bij de B. I.
Hij bleek van alle markten thuis te zijn. Hij kon optreden als
leraar aan een meisjes H.B.S. evenals een rol spelen in
Pygmalion, terwijl hij als stuurman tevens in staat geacht moest
worden een geheel smaldeel te commanderen. Hij was niet de agent
voor een zittend leven achter een seinapparaat.
Zijn taak was Visser, zie hiervoor, uit de brand te helpen door
het brengen van een nieuwe set, waardoor deze met zijn werk kon
beginnen. deze opdracht kon goed worden uitgevoerd. Door deze
actie kwam hij in contact met "Eduard" de bekwamer leider van de
groep Albrecht die vanwege de snelle uitbreiding der
werkzaamheden dringend behoefte had aan eigen radioverbindingen.
Het eerste toestel van Visser werd toen hersteld en aan de groep
ter beschikking gesteld.
Mooiweer leverde tevens via Visser nieuw materiaal voor de
Packard groep, die met haar meteorologische berichtgeving steeds
voortreffelijk werk leverde.
Robbie bleef daarna ter beschikking van de groep Albrecht om het
werk van Visser te helpen verlichten. Verder trad hij als
contactman en gangmaker op voor de agenten die na hem werden
gedropt.
Nadat het zuiden van Nederland was bevrijd stak Mooiweer eind
november 1944 de grote rivieren over met behulp van moedige
crossers en meldde zich terug bij de B.I. voor uitvoering van
verdere plannen. Hiervoor werd hij in de nacht van 31 december op
1 januari opnieuw uit Engeland per parachute in Nederland
neergelaten. Het derde lid van deze 5 juni ploeg Mr Frans
Dijckmeester had een bijzondere opdracht. Hij was evenals Van
Borssum Buisman ook reserve officier der Cavalerie. Hij was
jurist maar voelde niets voor juridische oorlogvoering op
één der ministeries in Londen.
Hij was in dit stadium van de oorlog, dat veel overleg eiste
tussen Nederland en de Regering in Londen, de meest
geëigende persoon, om de plaats in te nemen van zijn
gearresteerde collega Van Borssum Buisman. Hij werd heel goed op
deze taak voorbereid. Minister Lidth de Jeude gaf persoonlijk
uitvoerige instructies, in het bijzonder over de positie en de
plaats van de O. D. in het Nederlandse verzet.
Zo vertrok hij dus om de plaats van Van Borssum Buisman als
verbindingsofficier bij de O. D. in te nemen en zou hij
afgescheiden van Ausems, uitvoerig hebben te rapporteren over de
voortgang der coördinatie in het verzet.
Bij de dropping raakte de "powerpack" van de telefoniezender zoek
in het terrein en werd hij hierdoor aanzienlijk in zijn werk
belemmerd. Hij kon echter via Visser zijn rapportage naar
Engeland verzenden. In begin september kwam uit Engeland voor hem
een nieuwe radiotelegrafist en zo werd het probleem der
verbindingen volkomen opgelost.
Tot de bevrijding bleef Mr Frans zeer actief werkzaam en kwam in
contact met zeer veel illegale groeperingen.
Langzamerhand waren de "cut outs" tussen de agenten dusdanig, dat
men elkaar in geval van nood kon vinden om hulp te vragen en te
bieden. Zo kon het gebeuren dat Dijckmeester contacten had met
Visser, Ausems, Faber, d'Aulnis, de Packard groep, groep Albrecht
en met na hem gedropte agenten als Hooyer en van Rijsewijk.
Ging er bij een der organisaties iets verkeerd dan kon men door
het radionet van B. I., dat als een spinnenweb gegroeid was,
spoedig op een andere organisatie inschakelen.
G. B. Buunk en G. F.
Hooijer. Foto's van links naar rechts.
De coördinatie in het verzet verliep echter moeizaam. Toen
Mr Van Heuven Goedhart op 17 juni 1943 in Londen verscheen, die
eind april uit Nederland was vertrokken, kwam deze met
voorstellen om daarin verbetering te brengen. Dit resulteert in
het instellen van een College van Vertrouwens-mannen. Dit college
zou in overleg met de ondergrondse organisaties de Raad van
advies moeten samenstellen die de regering bij terugkeer de
waarborg gaf, dart onmiddellijk kon worden aangesloten bij de
spits van het nieuwe Nederland.
Op basis van deze besluitvorming moest Nederland worden
geïnformeerd. Hiervoor werd de agent Hooyer, de rust zelve,
geïnstrueerd.
Hij werd voorzien van contactadressen van Mr Van Heuven Goedhart.
Zijn opdracht betekende kortweg het al dan niet slagen van de
coördinatie van de illegaliteit en op zijn jeugdige
schouders rustte niet allen de taak van het overbrengen van de
boodschap met de regeringsopdracht, doch hij werd tevens belast
met het onderhouden van de telegrafische verbinding met het
College van Vertrouwensmannen.
Gelijktijdig met hem zou wachtmeester Buunk worden gedropt, die
als codist - radiotelegrafist ter beschikking werd gesteld van de
R. V. V. (Raad voor Verzet). Tot de bagage van Buunk behoorden
drie zendinstallaties, ter vervanging van de sets, welke bij de
landing van De Blooys waren vernield. De R. V. V. was druk bezig
met het inrichten van een binnenlands net voor het radioverkeer
en kon elke versterking uitstekend gebruiken.
Beiden werden in de nacht van 5 op 6 juli 1944 gedropt. Hooyer
bereikte zijn contactadressen veilig en had de verbinding met het
College van Vertrouwensmannen tot stand gebracht. Hij had spoedig
contact met Dijckmeester, zodat de politieke berichtgeving na
juli 1944 op volle kracht werkte.
Hooyer heeft het slotresultaat van zijn uitmuntend werk niet
mogen beleven. Ook hij viel ten offer aan zijn plicht. De
peilwagen wist ook hem te vinden. Op 1 december 1944 werd hij
gearresteerd. Hij liet niets los over zijn werk en de Duitsers
tastten volkomen in het duister omtrent zijn activiteit. Op 8
maart 1945 werd hij volkomen willekeurig in het openbaar in
Rotterdam door de Duitsers gefusilleerd.
Wachtmeester Buunk landde met Hooyer eveneens veilig. Zijn
kostbare bagage werd in goede staat overgedragen aan Ausems en
ter beschikking gesteld van de R. V. V.
Na oorspronkelijk in het westen van Nederland te zijn opgetreden,
verhuisde hij naar Overijssel, waar in Vroomshoop gewerkt werd
als telegrafist. Hij had er contact met het "Inlichtingencentrum
Oost".
Op één van zijn reizen, waarbij het de bedoeling
was de zwaar bewaakte en afgesloten IJssel te passeren, werd de
actieve agent op 10 februari 1945 gearresteerd. Hij werd op 4
april 1945 door de Duitsers gefusilleerd
Intermezzo
Intussen was bij B. I. veel veranderd. De baby was uti zijn
kleren gegroeid en door de snelle uitbreiding van het bedrijf was
"Upper Feilde House" in Parkstreet te klein geworden. Een
verhuizing naar Lowndes Street werd in het voorjaar van 1944
noodzakelijk. De distributie der rapporten en telegrammen aan de
regeringsinstanties was een bedrijf op zich geworden. De
fotoafdeling van Gielis was met personeel aangevuld; Kapitein Pot
was met de bestudering der militaire rapporten, het opmaken van
questionnaires voor de groepen in Nederland en de instructie der
agenten zeer actief; André Koch had met Majoor Van Houten
druk werk aan de bestudering en bewerking der politieke
rapporten; Pater Bleys, de grote voorvechter voor de L.O., sloeg
zijn tenten op bij B.I. en werd een zeer gewaardeerd medewerker;
Piet Gerbrands, Jaap Ludolph en luitenant Dolman verzorgden de
vliegcontacten met de radiotelefoniezenders der agenten in
Nederland en waren tevens instructeurs van en contactofficieren
met de agenten in "Huize Anna"; Gijs de Jong was actief als
steeds en trad in allerlei functies op, waarbij zijn taak als
verbindingsofficier met de Belgische inlichtingendienst zeer
vruchtbaar was. Hierdoor was het mogelijk weer contact met de
dienst "Wim-Rinus" op te nemen, dat door het England-Spiel
verloren was gegaan.
Majoor Van Houten onderhield op uitmuntende
wijze de verbinding met de Franse dienst en nam tevens Stockholm
voor zijn rekening; Majoor Broekman vervulde nog steeds met groot
animo de functie van verbindingsofficier tussen de Minister van
Oorlog en B.I., terwijl Cees van Brink - één der
eerste agenten van de oude C.I.D. uit 1941, die behouden was
teruggekeerd - als codeofficier optrad. Kapitein Siedenburg
assisteerde Leendert Pot, terwijl Dr Herman Speyer nog steeds met
onverminderde ijver over foto-, stencil- en distributiekamers de
scepter zwaaide. Verbindingen met Radio Oranje en
Regeringsvoorlichtingsdient moesten bijna dagelijks worden
onderhouden, terwijl de besprekingen met Ministers en het
instrueren van agenten handen vol werk gaven. Tussen de bedrijven
door moesten gevoelige Londense klippen worden omzeild, wat in
het meer dan drukke en overbeladen bedrijf dikwijls aanleiding
gaf tot veel tijdverlies, en vroegen Lissabon en Madrid de nodige
aandacht. Na de gebeurtenissen in December 1944 behoefde het
B.I.-centrum te Londen zich echter over deze laatste posten geen
bijzondere zorgen meer te maken, aangezien de Kapiteins Foch en
Hertzberger hun taak met zoveel energie en toewijding hadden
uitgevoerd, dat het Iberische schiereiland een uitgestorven oord
leek, vergeleken bij de tijd. welke aan hun werkzaamheid vooraf
ging. Bovendien had de invasie in Frankrijk de werkzaamheden op
die posten aanzienlijk doen verminderen, aangezien door de
krijgsverrichtingen de landverbindingen van Nederland en
Zwitserland met Spanje practisch waren verbroken.
De radioverbindingen waren inmiddels echter zodanig uitgebreid, dat
het B.I.-kantoor in Lowndes Street met recht een bijenkorf kon
worden genoemd, waar een activiteit heerste, welke voor iedereen
ook voor buitenstaanders aanstekelijk werkte. De grootste luiaard
zou zonder twijfel in dit gebouw zodanig geïnfecteerd
worden, dat hij onmiddellijk aan het werk zou trekken. En het
merkwaardige was, dat de levende inventaris van Lowndes Street
bestond uit zegge en schrijve twee beroepsofficieren alsmede een
aantal reserve-officieren, onder wie juristen, een priester, een
bankdirecteur, een ingenieur, een econoom, Indologen, een
technisch student en vele anderen met beroepen, welke elke
gedachte aan een militaire dienst verre hielden, hoewel het
stempel inderdaad militair was, omdat de dienst onder de Minister
van Oorlog ressorteerde. En ondanks alle soms gretig rondvertelde
fabels, dat de gehele bezetting van B.I. uitsluitend uit O.D.-ers
bestond, wijst de statistiek uit, dat slechts twee leden van de
staf in de prille beginjaren van de O.D. deel hebben uitgemaakt
van die organisatie. Fabels worden soms echter gaarne geloofd en
verder verspreid, vooral als deze door bekende persoonlijkheden
maar dikwijls genoeg worden herhaald. Zij hebben dan dikwijls een
hardnekkig en lang leven. Dat de O.D., evenals andere
verzetsorganisaties, door B.I. naar beste weten geholpen werd is
logisch, en deze organisatie heeft door haar activiteit en goede
berichtgeving getoond de geboden hulp meer dan waard te zijn,
evenals de R.V.V., van welke in Londen soms werd verteld, dat
"het een stel wilde jongens was". B.I. ging, ondanks alle
gefluister, rustig zijn gang en bleef neutraal ten aanzien van de
verzetsgroepen, welke uit Nederland om steun vroegen.
Allen streden in het verzet voor één doel en ook al was
de kleur, richting en aanleg der strijders verschillend, dat
mocht niet hinderen. Bovendien hield men bij BI. meer van "wilde
jongens" met pit dan van schrijvende, voorzichtige theoretici. Na
de oorlog zou erin Nederland gelegenheid genoeg zijn om de
onderlinge geschillen te beslechten; tijdens de oorlog werd in de
strijd tegen de vijand bij B.I. echter alles over
één kam geschoren. Dat zulks het geval was bewijst
het feit, dat in de zomer van 1944 besloten werd een controlerend
agent uit te zenden. De voor dit doel uitgekozen agent Mans kreeg
als opdracht een nauwkeurig onderzoek in te stellen naar de
veiligheid van de voornaamste B.I.-verbindingen, welke
toentertijd in handen waren van de Packard-groep, d'Aulnis,
Visser, Ausems, Mooiweer, Adriaansen, Van Loon, Leus, Hooyer,
Buunk, Brandjes, De Blooys, Diesfeldt, Wiedemann en Dijckmeester.
Daarbij moest tevens onderzocht worden of door het England-Spiel,
of op andere wijze, door de vijand gepenetreerd kon zijn in de
met genoemde agenten samenwerkende groepen of organisaties -
zoals R.V.V., O.D., groep-Albrecht, G.D.N., groep-Harry, groep
BR, groep B.M., groep Pietab, de Packard-groep, het Vaderlands
Comité, het Nationaal Comité van Verzet en andere
organisaties. Een directe aanwijzing, dat de vijand op
één of andere manier de verbindingen van B.I. was
binnengedrongen bestond weliswaar niet, doch over sommige
verbindingen kwamen geregeld te veel gestoorde en verminkte
telegrammen door en om alle risico's te vermijden was voorkomen
beter dan genezen en aan Mans werd opgedragen om in nauwe
samenwerking met d'Aulnis en de Packard-groep een grondige
controle over alle verbindingen in te stellen.
Daarbij zou tevens blijken of er behoefte bestond aan uitbreiding der bestaande
lijnen of het aanknopen van nieuwe contacten met groeperingen,
welke daaraan behoefte hadden. En tenslotte was het door de
invasie in Normandië en het in beweging komen van het front
te verwachten, dat de vijand bij de opmars der geallieerde legers
in Nederland teruggedrongen zou worden over de grote rivieren.
Het zou dan noodzakelijk worden in de rug van het Duitse leger
agenten te stationneren. Dit betekende dus het overwegen van de
uitzending van agenten naar het Noorden van Nederland, teneinde
geregeld ingelicht te kunnen worden over de situatie achter de
linies. Deze agenten zouden voor het Duitse leger uit terug
moeten trekken en geregeld in verbinding dienen te staan met BI.,
voor het melden van de voornaamste gebeurtenissen, van welke de
troepenbewegingen vanzelfsprekend de meeste aandacht
hadden.
K. A. Mans en M. A.
Sutherland, foto.
Ten tijde van Mans' vertrek beheersten twee problemen de
uitzending der agenten, n.l. uitbreiding der snelle verbindingen
in verband met de te verwachten beweeglijkheid van het front en,
direct daaraan vastgekoppeld, verruiming van het actiegebied naar
het midden en vooral het Noorden van Nederland. Aangezien Mans
door het controlerende en adviserende deel van zijn opdracht veel
te seinen zou krijgen, werd een radiotelegrafist aan hem
toegevoegd. Deze operator, Sutherland - in de wandeling met de
sappige Brabantse naam De Suut betiteld - was een stoere
doorzetter. Aanvankelijk had hij bij de opleiding moeite gehad de
vereiste seinsnelheid te behalen, doch met grote
krachtsinspanning had hij de barrières overwonnen en het
was met grote voldoening, dat Majoor Somer de zoon van de hem uit
Breda goed bekende "Oude Suut" naar Nederland zag
vertrekken.
Mans en zijn radiotelegrafist hadden in de nacht van 4 op 5
Augustus 1944 een vlotte landing en zagen ongedeerd hun gehavende
vaderland weer terug. Het liep hen in den beginne mee en Mans
leverde het door hem medegebrachte materiaal voorspoedig af.
Hieronder bevond zich een nieuwe radioset, voor de nog steeds
zeer actieve d'Aulnis, ten behoeve van de "Spijkergroep", welke
koeriers verzorgde. Spoedig kwam hij in contact met de groepen
Albrecht en Packard, waardoor reeds dadelijk de betrouwbaarheid
der verbindingen van deze groepen kon worden gecontroleerd en
daarover gunstige berichten naar B.I. konden worden
verzonden.
De Packard - groep nam van Mans enige zendontvangtoestellen met
codes en kristallen in ontvangst. Dit kwam goed van pas omdat
deze groep naast de verzorging van de meteorologische dienst
steeds meer gespecialiseerd raakte op het gebeid van de V-wapens
en hun afschietplaatsen. Deze groep leverde intelligence van
groot formaat.
Vervolgens nam Mans en De Suut contact op met de groep-Albrecht.
In overleg met Londen vertrok Mans vervolgens half september 1944
naar Groningen, waar hij voor de Packard-groep zou optreden en
tevens de organisatie voor de dropping van een aantal agenten die
spoedig in het Noorden in actie zouden treden.
De Suut bleef in Utrecht achter als telegrafist van de
Albrecht-groep. Ook verzond hij berichten voor Mans.
G. Kouwenhoven, C. H. van Bemmel, G. L.
Ensink en H. Koopmans
In de nacht van 5 op 6 oktober 1944 4) werden voor de versterking
van de Noordelijke sector van Drenthe de agenten Kouwenhoven en
Van Bemmel veilig gedropt. In de volgende nacht daalden in
Friesland de agenten Ensink en Koopmans neer. Allemaal waren ze
bestemd voor de Packard-groep die de radioverbindingen uit
Noord-Nederland zou gaan regelen. Half oktober 1944 scheen het in
het Noorden van een leien dakje te gaan.
De nieuwe agenten waren allen kerels uit één stuk.
Drie van hen waren stuurman van de koopvaardij en hadden uit
Nederland over Zweden de weg naar Engeland gevonden. Deze jonge
koopvaardijofficieren waren door Amerikaanse bemiddeling per
vliegtuig uit Zweden naar Londen vervoerd en hadden zich vol
illusies en met groot élan voor hun moeilijke taak
ingezet. Zowel Kouwenhven, als Ensink en Koopmans waren types die
weinig woorden gebruikten, doch naar de oude traditie van de zee
de daad bij het woord voegden. Van hun toekomstige activiteit
mocht veel worden verwacht.
De vierde nieuweling, Van Bemmel, was wachtmeester van de
Cavalerie. Een onverzettelijke natuur, stil, doch geladen met de
zucht om het de gehate indringer zo lastig mogelijk te maken. Een
geuzentype, die een wereld op zich zelf was, en in zijn
geslotenheid dikwijls ondoorgrondelijk.
Allen kwamen in contact met Mans, die hun mentor diende te zijn,
evenals hij dat was over Sutherland. Het werd hun aller fatum, op
Van Bemmel na. Door onverklaarbare oorzaak - de lezingen lopen
sterk uiteen - werd Mans namelijk op 10 November 1944 door de
S.D. te Groningen gearresteerd. Twee dagen later wist hij echter,
na verhoord te zijn, uit het Scholtenshuis te ontsnappen door uit
een raam te springen. De ontvluchteling was helaas - twee dagen
te laat, want Mans had tijdens zijn verhoor enkele adressen,
welke volgens hem geen gevaar voor de veiligheid van zijn
medewerkers konden opleveren, losgelaten en dat was voor de S.D.
juist voldoende geweest om de gehele organisatie van Mans op te
rollen.
Op 10 november werd het schuiladres van Kouwenhoven te Groningen
overvallen. Hij wist op wonderbaarlijke wijze te ontkomen maar
zijn zendapperatuur werd in beslag genomen zodat gedwongen non
activiteit volgde. Op hetzelfde moment werd het adres van Ensink
in Leeuwarden overrompeld waardoor, ten onrechte overigens, de
illegaliteit het vertrouwen in hem en zijn missie verloor. Ook
hij werd door ingrijpen van de S.D. gedwongen tot non
activiteit.
Koopmans werd het ergste getroffen. Nog bezig met het
voorbereiden van zijn zendpost werd hij op 10 november 1944
gearresteerd.
Koopmans wist niet te ontsnappen aan de S.D. zoals Kouwenhoven en
Ensink. Hij werd ter dood veroordeeld dat op 8 maart 1945 te
Apeldoorn werd voltrokken. Nog was het drama niet ten einde want
als gevolg van het verhoor van Mans werd ook Sutherland op 11
november 1944 te Utrecht door de S.D. ingerekend. Hij werd
overgebracht naar een concentratiekamp in Duitsland. Hij
doorstond deze beproeving en wist de oorlog te overleven.
Intermezzo.
De klap van 10 en 11 November 1944 was raak geweest. Vijf agenten
verdwenen gelijktijdig van het actieterrein, en met hen de met
zoveel moeite en zorg voorbereide verbindingen. Want er dient
niet te worden vergeten, dat de uitzending van elke agent maanden
van voorbereiding eiste. Elke nieuwe verbinding moest worden
ingepast in het bestaande schema en de draden dienden te
functioneren als het netwerk van een elektrisch apparaat.
Kortsluiting in één draad betekende dikwijls het
lamslaan van gehele organisaties, zoals ook hier het geval was.
De Packard-groep, welke zelf met zoveel voorzichtigheid en succes
had gewerkt, werd door de schuld van een agent wel het ergste
getroffen, aangezien de Noordelijke meteo-groep, met de
daaromheen gebouwde posten voor de inlichtingendienst volkomen
opgerold waren. Ook groep-Albrecht, welke met de post te Utrecht
juist op gang gekomen was, kreeg door het uitvallen van De Suut
weer moeilijkheden. Daarbij kwam nog, dat ook de O.D. van de
Utrechtse verbinding gebruik maakte, zodat de ravage inderdaad
zeer ernstig was.
Er is, na de oorlog, veel en fel gesproken over het geval-Mans.
Vooral in Groningen en onder de collega's van Mans was de
verbittering groot. Zij, die de gang van zaken hebben bestudeerd
en alle omstandigheden tegen elkaar hebben afgewogen, kwamen
tenslotte tot de conclusie, dat Mans een zwak ogenblik heeft
gehad, toen hij in de klauwen van de S.D. zijn mond voorbij
praatte. Zij hebben bemerkt hoe zwaar Mans gebukt ging onder zijn
fout, toen hij zelf voorstelde de zwaarste militaire straffen
daarvoor te willen ondergaan. Hij heeft, zonder formeel te zijn
berecht, zijn boetekleed gedragen, volkomen bewust, dat niet
alleen hij, doch ook vele anderen diep hebben geleden door zijn
zwakheid. Ligt het op de weg van buitenstaanders, van wie velen
niet beseffen welke loodzware verantwoordelijkheden een geheim
agent in oorlogstijd heeft te dragen, om te oordelen over iemand,
die zich zijn gehele leven lang de kwelling van één
zwak ogenblik zal blijven herinneren?
Velen zijn in de oorlog bewust passief geweest
en hebben zich, om welke reden dan ook, geen ogenblik
verzet tegen de tirannie van de vijand.
Zij deden niets, riskeerden niets en wachtten
af. Thans zetelen vele van deze vreedzame Nederlanders
weer op belangrijke posten, oefenen critiek uit en vragen
vergelding tegen hen, die wel alles riskeerden, doch in hun
menselijk bestaan één zwak ogenblik hadden.
Een hogere macht dan de aardse rechter en het koor der critici in
hun na-oorlogse leuningstoelen, zal uiteindelijk oordelen over de
fouten en zwakheden van hen, die in de donkerste ogenblikken van
ons vaderland hun jonge levens toevertrouwden aan een parachute.
Dat een enkele van hen bij uitzondering eens gefaald heeft, is
menselijk, doch allen hebben zij getoond moed te bezitten; zij
waagden hun leven, toen velen, die thans het recht menen te
hebben tot een oordeel, bleven afwachten tot het licht, dat deze
jongens aan Nederland brachten, voor hen zou doorbreken. Mans
heeft moreel geboet voor zijn zwakheid; zijn collega's hebben de
hand van vergeving aan hem toegestoken. Zij immers wisten wat het
betekende agent te zijn, want zij sprongen allen in de nacht,
voor Nederland, voor verdrijving van de vloek, welke over Europa
gekomen was.
Van Bemmel die zijn werkterrein in Assen had, ontsprong voorlopig
de dans. Ondanks zijn contact met Mans wist hij zich veilig te
stellen en met zijn werk door te gaan. Niettemin was het
duidelijk dat hij daarmee grote risico's liep. Zowel in Londen
als in Eindhoven waar majoor Somer na de bevrijding van het
Zuiden met een groot deel van B.I. op 18 september 1944 het
hoofdkwartier had opgeslagen kwamen berichten binnen dat de S.D.
zijn activiteiten gaandeweg naar het Noorden van het land
verplaatste. Gehele detachement ven de Grüne Polizei werden
aldaar ingezet voor peildiensten.
Voor de B.I. was het juist in verband met de militaire operaties
van levensbelang om in het Noorden de activiteiten zoveel
mogelijk uit te breiden, de tegenslag van november 1944 drukte
dan ook zwaar.
Van Bemmel was door de goede zorgen van de K.P. te Assen onderdak
gebracht en dokter Baudoin met enige anderen zorgden dat hij op
een veilige plaats zijn sleutel kon bedienen.
De groep-Albrecht had intussen voor een zeer snelle verbinding
gezorgd van het Noorden naar Eindhoven door middel van
georganiseerde crossingslijnen over de grote rvieren.
Hierdoor was het mogelijk dat een groot deel van het verkeer dat
vroeger over Londen liep door Eindhoven kon worden opgevangen.
Regel werd dat militaire berichten terwille van de operaties
zoveel mogelijk rechtstreeks naar Eindhoven werden gezonden en de
politiek-economische berichten bij voorkeur naar Londen ter
afhandeling. Hierdoor werd het tevens mogelijk de uitzending van
agenten uit Londen te beperken en kon gedeeltelijk worden
teruggevallen op de binnenlandse organisaties als de R.V.V. en de
O.D.
Niettemin was directe verbinding met Londen nog steeds zeer
welkom en zodoende was o.a. de activiteit van Van Bemmel uiterst
nuttig.
De winter verliep en de lente van 1945 kwam in zicht. Met het
voortschrijden van de oorlog nam echter de activiteit van de
Duitse contraspionage niet af. Intensief werd door de Abwehr
gepeild en op 28 Maart 1945 werd Van Bemmel gelokaliseerd. Aan de
Parallelweg te Assen vocht hij zich bij de door de S.D.
uitgevoerde overval met het pistool in de vuist dood. Dat hij bij
dit gevecht, als laatste poging om te ontkomen, nog enige van
zijn gehate belagers neerlegde, weegt niet op tegen het verlies
van een zo vruchtbaar en dapper mensenleven. Van Bemmel was
getrouw tot het laatst; hij stierf in actie, met het pistool in
dezelfde hand, welke enige ogenblikken voor zijn dood de
seinsleutel nog bediende. De Nederlandse Cavalerie verloor in hem
een uitmuntend wachtmeester, die zijn land in de moeilijkste
omstandigheden voorbeeldig wist te dienen.
Jhr. Mr. R. de Brauw en M. A.
Smid. Foto's van links naar rechts.
Vlak na het vertrek van Mans en Sutherland stonden twee andere
jonge Nederlanders klaar om de gevaarlijke sprong te ondernemen.
Uit de onderhandelingen van Ausems en de berichten van Hooyer
over de coördinatie der illegaliteit was gebleken, dat
nadere berichten en toelichtingen van de Regering wenselijk waren
en mondeling contact nuttig zou zijn. Bovendien waren de door
Steen voorbereide onderhande1ingen met het Nationaal Steun Fonds
in een dergelijke stadium beland, dat daarover namens de Regering
nadere richtlijnen moesten worden verstrekt, mede wegens de
omstandigheid, dat door de instelling van het College van
Vertrouwensmannen overleg met de Regering over de steunverlening
aan het verzet zeer aanbevelenswaardig was. Voor de uitvoering
van deze opdracht, welke veel tact en inzicht in de heersende
stromingen vergden, was Jhr. Mr. de Brauw bestemd, die zich
geruime tijd in de materie had ingewerkt.
Als radiotelegrafist werd toegevoegd stuurman van de koopvaardij
Smid.
Ook hij had de geneugten van de Zweedse bossen gekend en was na
zijn "bevrijding" uit Zweden een ijverig agent van B.I. geworden.
Smid had een kritische geest en was helder van begrip, snel in
zijn denken en hij was een uitmuntend telegrafist, die bovendien
een aangeboren gevoel voor codes bezat. De Brauw kon zich
gelukkig achten met Smid als partner in de nacht van 7 op 8
Augustus 1944 te vertrekken. De tocht naar Nederland verliep
zonder incidenten en de beide agenten bereikten na hun sprong
veilig Nederlandse bodem. Doch dat was dan ook alles wat volgens
verwachting ging, want in de duisternis raakte De Brauw zijn
collega kwijt, terwijl zijn bagagezak, in welke de radioset van
Smid was verpakt, verloren ging. Ook Smid moest van de
droppingplaats verdwijnen, zonder zijn eigen bagagezak in de
duisternis te hebben gevonden. Een bijkomstige strop was, dat in
Smid's bagage de radiotelefoniezender van De Brauw was verpakt.
Deze verpakking was noodzakelijk geweest voor een nuttige
verdeling van de bagage, doch de morgen van 8 Augustus zag beide
agenten van de afwerpplaats verdwijnen zonder bagage, dus zonder
verbindingsmiddelen. En zonder verbindingsmiddelen is een agent
blind en tot werkeloosheid gedoemd. Gelukkig werd Smid's bagage
later teruggevonden, zodat De Brauw althans de beschikking kon
krijgen over zijn radiotelefoniezender. Met grote voortvarendheid
werden de werkzaamheden door hem begonnen, waartoe contact werd
opgenomen met groep-B.R., welke zeer nauw verbonden was met het
College van Vertrouwensmannen.
Smid zat inmiddels niet stil. Hij onderhield contact met B.I.
over de zenders van Hooyer en Visser.
Vervolgens verhuisde hij naar Zwolle waar hij nuttig werk
verrichtte voor de groep-Albrecht. Pas in februari 1945 met de
dropping van agent Bouman kreeg Smid een complete set waardoor
hij uiteindelijk zijn regelmatige verbinding met Engeland kon
leggen.
Zijn koppelgenoot de Brauw was op 14 oktober 1944 door de Abwehr
uitgepeild en gearresteerd. De grondslagen van zijn opdracht
waren gelegd. De illegaliteit had van de regering waarborgen
ontvangen dat de financiële steun aan het verzet werd
gegarandeerd en ook het College van Vertrouwensmannen was door de
branding heen geholpen. De Brauw werd naar Duitsland vervoerd.
Hij behoorde tot de groep die kort voor de capitulatie door de
Duitsers uit Neuengamme per schip werden geëvacueerd. Bij
een geallieerd bombardement uitgevoerd op de schepen op 4 mei
1945 kwam de Brauw om het leven.
A. A. M. van Rijsewijk
De nazomer en de herfst van 1944 waren dus voor B.I. niet zonder
ernstige schokken voorbijgegaan, doch het was een gelukkige
omstandigheid, dat de agent Van Rijsewijk, die in de nacht van 1
op 2 September 1944 geheel alleen was gedropt, zijn bestemming
veilig had bereikt.
Van Rijsewijk, die een uitstekend telegrafist was en gedurende
zijn opleidingstijd blijk had gegeven van goede organisatorische
eigenschappen, was bestemd voor de O.D. Dijckmeester, die zich
voor zijn berichtendienst voorlopig beholpen had met de
verbindingen van andere B.I.-agenten, had dringend een eigen
verbinding nodig, temeer omdat het gewenst was zijn
radiotelefoniezender, wegens het daaraan verbonden peilgevaar,
zoveel mogelijk buiten bedrijf te stellen. Weliswaar werd
laatstgenoemde verbinding nog wel benut, doch het gebruik moest
beperkt blijven. Van Rijsewijk fungeerde bij zijn komst in
Nederland tevens als een vroege Sinterklaas. Hij werd belast met
het overbrengen van een grote hoeveelheid bagage. Voor de
ontvangst van deze suppletiegoederen was, bij wijze van
uitzondering, een receptiecomité samengesteld onder
leiding van d'Aulnis, die langzamerhand de gehele illegaliteit
bestreek. De goede gaven bestonden uit drie sets voor de
Packardgroep, een grote hoeveelheid bagage voor d'Aulnis en zijn
medewerkers, waaronder twee sets, een set voor Smid, welke door
bemiddeling van groep-BR zou worden afgeleverd, terwijl hij
bovendien zijn eigenbagage meevoerde, waaronder zijn radioset. In
één dropping zouden dus de middelen voor zeven
verbindingen worden afgeleverd. Er scheen echter een fatum te
rusten op de droppings van bagage, want terwijl Van Rijsewijk
zelf veilig werd geland, vergat de piloot de container voor de
Packard-groep neer te laten, waardoor deze organisatie ernstig
werd gedupeerd. Ook Smid had zijn spreekwoordelijke pech, want de
voor hem bestemde set ging na aflevering aan groep-BR verloren,
voor zij Smid bereikte.
De O.D. en Dijckmeester waren echter uit de brand, hetgeen nodig
was, omdat deze grote verzetsorganisatie na de slagen, welke aan
de Barbara-groep waren toegebracht, op het gebied van eigen
verbindingen wel erg in de verdrukking was geraakt, ondanks het
feit, dat in sommige Londense, en ook Nederlandse, kringen
openlijk werd beweerd, dat de O.D. als "militaire organisatie"
door B.I. bevoordeeld werd.
F. J. Hoogewooning, K. Ch. Mooiweer, P.
Bouman
Na de onverwachte debacle van November 1944 in Noord Nederland
diende nagegaan te worden wat gedaan kon worden om de ontstane
gaten aan te vullen.
In overleg met de leider van groep-Albrecht werd besloten Robbie
Mooiweer, die zich eind November te Eindhoven na het volbrengen
van zijn eerste opdracht bij B.I. had teruggemeld, opnieuw van
Londen uit naar bezet gebied te zenden. Mooiweer, die zich voor
deze opdracht vrijwillig had gemeld, zou dan voor groep-Albrecht
de verbindingen in Oost- en Noord-Nederland voorbereiden en
daarvoor het nodige materiaal meenemen. De oorspronkelijke opzet
- het onderhouden van verbindingen in de rug van het Duitse leger
- zou hiermede, na de in November ondervonden tegenslagen,
opnieuw kunnen worden bewerkstelligd. Dit was des te meer nodig,
omdat de verbindingen over land in bezet Nederland hoe langer hoe
moeilijker werden, vooral door de strenge afsluiting van de
IJssel, de geleidelijke isolering van Noord-Nederland en het
uitvallen van spoorwegverbindingen.
De dappere en fanatieke Mooiweer daalde ter uitvoering van de
ontworpen plannen in de nacht van 30 op 31 December 1944 voor de
tweede maal in Nederland neer, vergezeld van zijn collega
Hoogewooning. Het was een koude tocht in een kille, winterse
nacht. De vorst had haar grimmige vleugels over het lijdende
Nederland uitgespreid, de grond was keihard en de wateren waren
dichtgevroren. Al deze factoren legden echter geen gewicht in de
schaal bij de poging van twee dappere jonge Nederlanders, om hun
vrienden in Nederland, die reikhalzend uitzagen naar het hun
toegezegde materiaal, te hulp te snellen.
Zowel Mooiweer als Hoogewooning bereikten op Oudejaarsdag veilig
de Nederlandse bodem. Gelukkig vielen niet zij, doch een
bagagezak bij de dropping te pletter op het ijs. De
onfortuinlijke Smid was van deze tegenslag opnieuw de dupe,
aangezien de hem beloofde set, welke verpakt was in de
ongelukscontainer, zodanig beschadigd werd, dat zij niet
bruikbaar was. De K.P.-receptie, welke door groep-Albrecht voor
het afhalen van de bagage in werking was gesteld, wist echter de
overige gedropte containers veilig te bergen, waardoor een zeer
lastige klip was omzeild.
Mooiweer ging, alsof er tussen zijn 1e en 2e dropping niets
gebeurd was, dadelijk opnieuw aan de slag. Hoogewooning werd,
nadat contact met de leiding van groep-Albrecht was opgenomen,
als telegrafist voor die groep te Utrecht geplaatst. Verder werd
groep-Albrecht voorzien van drie sets voor de verbinding met
Londen en twee sets voor de communicatie met Eindhoven. Mooiweer
besprak verder met de leiding van groep-Albrecht de plannen,
welke bestonden voor eventuele werkzaamheden in West-Duitsland,
welke plannen door de groep sterk naar voren waren gebracht en
waarover met de Britse dienst langdurig van gedachten was
gewisseld, zonder echter tot positieve resultaten te komen.
Hoogewooning sie op 6 januari 1945 zijn taak te Utrecht was
begonnen werd tegen eind februari gepeild en gearresteerd. Hij
werd op 8 maart gefussileerd.
Op 24 februari 1945 daalde de agent Bouwman voorspoedig neer.
Deze voerde in zijn bagage vijf sets mee van welke vier werden
afgeleverd bij de groep-Albrecht en één aan
Smid.
De dropping, welke bij Vriezenveen plaats vond, had het voordeel,
dat het materiaal niet van West naar Oost over de IJssel behoefde
te worden gevoerd, en spoedig in gebruik kon worden genomen.
Bouman werd ten behoeve van groep-Albrecht als operator in de
Achterhoek geplaatst. Een deel der nieuwe sets was bestemd voor
het verkeer op Eindhoven, zodat groep-Albrecht de berichtgeving
naar B.I. aldaar aanmerkelijk kon versnellen. Bouman was tot de
bevrijding van Nederland actief werkzaam, terwijl Mooiweer ook
nog in contact kwam met zijn collega Buunk, die in R.V.V.-verband
op de Veluwe werkzaam was voor de aldaar neergestreken
parachutisten-detachementen van S.0.E., welke van tijd tot tijd
gebruik maakten van de BI-verbindingen. Helaas werd Buunk spoedig
na zijn contact met Mooiweer bij een poging om de IJssel over te
steken gearresteerd.
In het begin van April 1945 vertrok Mooiweer met zijn set naar
Friesland voor het doorgeven van militaire berichten naar
Eindhoven. Hij verrichtte zijn werk in zeer nauw contact met
groep-Albrecht, welke Eindhoven in dit laatste stadium van de
oorlog bij wijze van spreken met dagelijkse bulletins bediende.
Mooiweer en Bouman meldden zich na hun omzwervingen, na de
bevrijding van de gebieden waar zij werkzaam waren, veilig te
Eindhoven terug. Zij konden een welverdiende rust gaan genieten
na de spanningen, welke waren doorstaan. Vooral groep-Albrecht
zal de naam van Mooiweer met gulden letters in haar annalen
hebben gegrift.
M. R. Mulder, H. R. Weelinck, W. de Vries en
E. W. Janzen
De Packard groep was buiten haar schuld door de november
gebeurtenissen in het Noorden zwaar getroffen. De leiders van de
groep wisten het hoofd koel te houden en het bedrijf ging
inderdaad door. Na de hulp aan de groep-Albrecht in februari 1945
zou de Packard-groep weer op gang worden gebracht.
Mulder die een vurig vaderlander was, had voor zijn uitzending
een ingrijpende operatie ondergaan. Een grote wijnvlek op een van
zijn wangen maakte het namelijk riskant hem uit te zenden. Na
lang overleg, omdat Mulder perse uitgezonden wenste te worden,
werd daarom besloten tot een operatie. de operatie had de
gewenste uitwerking en Mulder, de koning te rijk, kon worden
uitgezonden. De rustige, moedige, jonge Groninger sprong in de
nacht van 26 op 27 maart 1945.
Zijn bagage bestond uit vijf sets voor de Packard-groep alsmede
zijn eigen verbinding. alles kwam veilig aan. Mulder trad
dadelijk in Utrecht in functie ter bediening van zijn eigen set
en de Irene-zender. De overige sets werden afgeleverd aan de
Packard-groep, welke met dit materiaal haar organisatie weer kon
uitbreiden. De Gestapo was en bleef echter genadeloos. De
Grüne Polizei betoonde zich in het voorjaar van 1945
actiever dan ooit. De peilwagens joegen door het gehele land, de
verbindingen liepen zienderogen terug en een laatste, wanhopig
offensief werd door de Duitse Abwehr ingezet. Dit offensief was
welberekend en de illegaliteit ontkwam niet aan de mokerslagen,
welke haar werden toegebracht. Ook Mulder werd gepeild. Op 16
April 1945 - nog geen drie weken voor de bevrijding - werd hij
gearresteerd en opgesloten in de gevangenis te Utrecht. Het
ontzielde lichaam werd na de bevrijding in één der
cellen van dit oord van verschrikking aangetroffen. Op het
kerkhof te Haren in Groningen slaapt thans in eeuwige rust de
jonge Mulder, dicht bij het ouderlijk huis, dat ook door andere
slagen van de oorlog zo zwaar werd getroffen.
De bevrijding van Nederland naderde snel. Militaire operaties
vergen echter nauwkeurige berichtgeving van dag tot dag, vooral
als een leger oprukt. In deze periode van de oorlog viel de
aandacht op het uitstekende werk van een inlichtingengroep "Rolls
Royce" genaamd, die veel aandacht schonk aan de actieve
oorlogvoering. Hoewel niet van grote omvang, heeft "Rolls Royce"
zeer nuttig en vakkundig werk geleverd. Vooral in het laatste
stadium van de oorlog waren aanduidingen omtrent het moreel van
de vijand, af- en aanvoer van troepen, spoorwegverkeer, optreden
tegen eigen bevolking, vernielingen en vele andere militaire
zaken van potentieel belang, aangelegenheden, welke tot het
laatst toe een perfecte organisatie van de inlichtingendienst
vereisen.
Het was om deze reden, dat in de nacht van 3 op 4 April de agent
Weelinck met een speciale opdracht werd gedropt in Groningen.
Weelinck, die zijn zendpost te Zuidbroek vestigde, kreeg als
opdracht, zonder rechtstreekse verbinding met de illegaliteit,
berichten door te geven over troepenbewegingen en activiteiten
van de vijand via het Noorden van Nederland naar eigen gebied.
Deze opdracht was van belang in verband met het bombarderen en
achtervolgen van terugtrekkende Duitse eenheden, waardoor op de
snelste wijze grondige opruiming kon worden gehouden onder Duitse
troepen, welke nog mochten stand houden of trachtten de bevolking
te terroriseren.
Gelijktijdig met Weelinck werd diens collega De Vries boven de
provincie Groningen neergelaten. Door omstandigheden buiten hun
schuld werkte de verbinding met Central te Londen bijzonder
slecht. De lijnen waren in dit laatste stadium van de oorlog
inderdaad overbelast en de reeds aangevangen berichtenwisseling
over de Duitse capitulatie, welke van Amsterdam uit door
Delta-Centrum werd geleid, vorderde bijna alle aandacht op.
Over de lijnen van B.I. werden de onderhandelingen over de Duitse
overgave met koortsachtige ijver behandeld.
Het tevoren zo zorgvuldig voorbereide net van binnenlandse
verbindingen bewees toen haar grote nut evenals het Delta-Centrum
te Amsterdam.
Op 11 April 1945 vertrok de agent Janzen, die in Eindhoven was
geïnstrueerd en opgeleid, uit Engeland naar Nederland, om,
tezamen met enige agenten van B.B.O., nabij Loosdrecht te worden
gedropt. Janzen zou ter beschikking worden gesteld van de G.D.N.
voor de verzorging der berichtgeving van de laatste, verbitterde
fase van het gevecht tegen het Hitlerregime.
Welgemoed vertrok de trouwe Piet Smit, zoals hij als agent
heette, van Eindhoven naar Londen, om enige weken later zijn
bestemming, van Engeland uit, in Nederland te volgen. De nacht
van 11 op 12 April 1945 zou voor hem noodlottig worden. De hem
vergezellende agenten van B.B.O. bereikten veilig Nederlandse
bodem. Zijwind, na de sprong uit het vliegtuig, veroorzaakte
echter, dat Janzen met zijn parachute midden in één
der Loosdrechtse plassen neerdaalde. Redding in het donker was
niet meer mogelijk. De laatste agent van B.I. offerde in die
nacht zijn leven voor het vaderland.
De laatste sprong in de nacht. Zij was vergeefs geweest. Doch in
de geschiedenis van het Bureau Inlichtingen is Janzen, evenals
alle andere agenten, met ere vermeld. De bevrijding van Nederland
was, mede dank zij hun werk, op komst. Tot het laatst toe gaven
de agenten van B.I. hun beste krachten voor de redding van hun
Vaderland. Tot het bittere einde sprongen zij in de nacht, zonder
te vragen naar doel en reden van hun opoffering, zonder zekerheid
te hebben omtrent hun toekomst. Zij deden allen hun plicht, hun
simpele plicht, zonder meer.
Thans, nu vijf jaar na de bevrijding van Nederland het gordijn
over de activiteiten van de jongens van B.I. voor een gedeelte
mag worden opgehaald, past voor het Nederlandse Volk slechts een
gevoel van oprechte dankbaarheid tegenover hen, die, zonder
omhaal van woorden, zonder iets te eisen, hun leven gaven voor de
bevrijding van hun land.
Zij waren jongens uit één stuk, onvervaard, en hun
verrichtingen mogen met eerbied en bewondering worden
herdacht....
Einde samenvatting.
Assen, juli 2006.
Mr. G. E. J. Somer
1) Dr. Jan Ridderbos zond mij het volgende bericht: "Op 24 maart 1945 werd aangifte gedaan van het overlijden op 21 maart 1945 van een onbekend mannelijk persoon (akte nr. 187). Op 25 april 1946 werd de overlijdensakte in die zin gewijzigd, dat het ging om C.H. van Bemmel. De mededeling dat Van Bemmel overleed op 28 maart 1945 is dus onjuist." De overlijdensdatum moet dus zijn 21 maart 1945.
2) Ordedienst (OD), de belangrijkste ondergrondse
organisatie met een militaire achtergrond. Opmerkelijk aan die OD
was dat men zich niet voorbereidde op verzet, maar meteen al op
de bevrijding. Bij de OD ging men er (optimistisch) vanuit, dat
Duitsland de oorlog binnen een jaar zou verliezen. Dan zou de OD
klaar staan om in de chaotische overgang van de bezetting naar de
bevrijding de orde te bewaren, en waar nodig de orde te
herstellen.
3) In het Nationaal Comité hadden
de grote politieke partijen in Nederland zich verenigd.
4) Van de heer W.H.C. van Bemmel kreeg ik de volgende aanvullende informatie. "Van de droppingsvlucht bezit ik via/via het hele vluchtplan. Overial staat "in de nacht van 5/6 oktober 1944. Maar, Gerard Kouwenhoven en Cor van Bemmel zijn voor middernacht, dus -exacter- op 5 oktober 1944 gedropt/geland bij Schoonloo. Vaak wordt genoemd bij het Oranjekanaal en Orvelte.