Het lijkt ons uiterst onwaarschijnlijk dat de nonnen zich
eerst hebben gevestigd in Deurze en dat zij daar vanwege
moeilijkheden met de boeren zijn opgebroken. Want in Deurze lag
het hof van de graven van Bentheim en de bezittingen ervan zou
evenmin concurrerende instellingen dulden in zijn marke, als de
Coevorder potentaten. Na bijna twee eeuwen heeft zelfs de
machtige abt van het zo rijk gedoteerde Ruiner klooster moeten
erkennen, dat twee kapiteins op ?0én schip niets
meebrengen dan eindeloze schermutselingen met wederzijdse schade.
Ook hij is verhuisd naar een oord waar wereldse groten gering
gezag hadden, naar het Reestdal bij Dickninge (1325).
De machtige heer van Coevorden heeft stellig vanaf het begin zijn
alleen heerschappij weten te accentueren. Vandaar dat de
verhuizing van het klooster daar zo kort na de vestiging (na
1229) tot stand is gekomen. Daarom kunnen wij niet geloven, dat,
na zulke ervaringen de abdij si gevestigd in een dorp, waar een
wereldse heer de hoofdrol speelde. ver aan de overzijde van het
Deuzerdiep, in een uithoek der marke Witten, op een terrein
zonder menselijke bewoning, had men kans op zelfstandige groei
naar eigen wensen. Zo'n terrein heeft blijkbaar abt Eppo gevonden
in de wildernis die Assen heette. Het was voor billijke pacht te
huur van een goedgunstige eigenaar, het kapittel van de Dom van
Utrecht, een geestelijk landheer en ver genoeg weg wonend om
gevaarlijk of lastig te kunnen worden.
De wildernis Assen was waterrijk en dicht bebost; enige
beekdalen beloofden goeie hooilanden; weide was er wijd in het
rond in welige overvloed; humusrijke doorlaatbare bosgrond
verzekerde goede akkers. Op de hoogste plek werd een kamp
aangelegd binnen de grachten, die door het grootste der beekjes
werden gevoed; binnen die grachten verrees Mariënkamp in de
jaren tussen 1253 en 1259. In het laatste jaar kwam het gebouw
gereed, wellicht als wat eerder, want in gemeld jaar is de
doelbewuste expansie ingezet.
Allereerst is de machtigste wereldse heer uit de naaste omgeving
uit de weg geruimd, zij het dan zonder het geweld dat wij
weergeven met deze zegswijze. Het Asser klooster kreeg van Hako
van Hardenberg de hof te Deurze met alle annexen, o.a. een pacht
uit het zogenaamde Noordwold bij Roden - de tegenwoordige
Roderwoldemade - tegen afstand van het goed bij Coevorden. Ridder
Hako kon tevreden zijn; het Noord- en Midden- Drents bezit lag
voor hem erg afhandig; de kloosterbezittingen bij Coevorden deden
zijn eigendommen in en om Hardenberg behoorlijk wassen tot een
meer gesloten geheel.
De abdis van Assen had reden tot juichen: de hof in Deurze had
twee waardelen in de marke, de Hofwaar en de Bullenwaar. Er
rustte dus de plicht op, een bulle, een bol of stier, te houden;
doch de tweede waar leverde meer baten dan de plicht lasten
oplegde. Veel meer emolumenten leverde echter de watermolen,
waarop elke boer zijn graan moest laten malen. Machtig meer dan
één der andere eigenaren was de Asser abdis in de
Deurzer marke. Die macht heeft zij in 1288 nog sterk vergroot
door de aankoop van een gewaardeelde hoeve in Deurze. In de
boervergadering had de abdij sindsdien drie stemmen; haar abdis
had er een onaantastbare positie van gezag.
Daardoor heeft ze bijvoorbeeld in 1484 weten te verhinderen dat
Eleveld als afzonderlijke marke werd erkend, hoe ook de jonge
kolonie in die uithoek van Deurze erop aandrong, allen zoons uit
het geslacht Eleveld. De erkenning zou hebben betekend dat de
abdij er werd uitgesloten: nimmer zou de abdis dit
aanvaarden.
Het is stellig de abdis geweest die een brug heeft laten
leggen over het Deurzerdiep in het verlengde van het
Vredeveldsepad, dat rechtuit rechtaan van het klooster naar de
kerk in Rolde voerde, doch het slaan van de brug is bekostigd
door de marke genoten van Witten, Anreep en Assen! Vermoedelijk
is dat gebeurd in de eerste helft der vijftiende eeuw, want in
1439 is aan de Balloërs verboden er veen over te drijven,
ook al hadden ze een hoeve of waardeel in Anreep of Anreper
marke. Voor die tijd zal men op stenen door het water zijn
gestapt in de zogenaamde voorde. Zo'n voorde of voort was nog
eeuwen later de gewone passage in de beek tussen Rolde en Borger,
de zogenaamde Papenvboort.
Zelfs in het kerspel Rolde kon de Asser abdis haar macht tonen.
Toen omstreeks 1350, de toren aldaar is gebouwd en uitgerust met
een luidklok, werden de "kerkenlasten" verhoogd met klokrogge op
te brengen aan de kosterij. Maar de abdis wist voor de hof in
Deurze daarvan vrijstelling ter verwerven. zij het tegen een
afkoopsom.
Elke non in het Asser klooster opgenomen, bracht als inkoop
nieuwe vaste baten mee. Zo kreeg het klooster geleidelijk,
pachten in heel Drenthe, inzonderheid vaste korenpachten. Andere
bezittingen en inkomsten werden verworven door erflating,
schenking en aankoop, doch veel daarvan was min of meer
"toevallig" verkregen. Van een welbewuste politiek zien wij de
resultaten inzonderheid in de dorpen rondom Assen. Naar Loon was
een grootscheepse uitbreiding vrijwel onmogelijk, met de hof van
Peeloo en annexen was dit dorp in handen gekomen van het kapittel
van Sint Pieter te Utrecht. Maar westelijk van Peeloo lagen nog
kansen. Daar lagen in de marke van Zeijen twee boerderijen, samen
het gehucht Ter Aard vormend. Eén ervan was kloosterbezit,
doch ze was bezwaard met korenpachten aan de pastoor van Zweeloo.
Sinds 1287 trok de abdij dergelijke pachten uit Benneveld,
inkoopsom van Margaretha, dochter van ridder Hendrik van Eelde,
Schulte van Drenthe. Economisch inzicht bracht in 1335 een goede
oplossing: de Zweler pastoor kreeg de Bennevelder mudden. Assens
hoeve in Ter Aard werd pachtvrij. De andere was eigendom van het
Duitse huis in Bunne. De commandeur aldaar heeft haar in 1436
verkocht de pachter Rolof ter Aert. Een goede twintig jaar later
stierf Fije, Rolofs schoonzoon, gehuwd met zijn enige dochter
Grete. Deze, haar vader en haar zoon, Johan Fijen, hebben in 1459
hun bezit overgedaan aan het klooster, stellig mee ter
behartiging van het zielenheil hunner gestorven geliefden. Als
pachter bleef de familie op de boerderij. De naam Fijen is nog
niet zeldzaam in en om Assen: wellicht kunnen ze onze Johan Fijen
van Ter Aert als hun stamvader beschouwen.
Niet zo heel ver van Ter Aard ligt Rhee, ook al een deel der
marke van Zeijen. Hier bezat jonker Reinoud van Coevorden in 1382
een goed, dat in dit jaar door de Asser abdij is aangekocht. Niet
alleen sloot dit aan bij wat ze Ter Aard reeds bezat, doch er
behoorde ook toe een stuk land aan het Peizerdiep, niet ver van
het kloosterland op Roderwoldermade.
In Zeijen zelf wist de abdij weinig meer dan roggepachten te
verwerven, doch in Witten daarentegen had ze een ongehoord
succes. In 1304 kreeg ze er de eigendom van vier hoeven; in 1321
werd die koop aangevuld. Geleidelijk is de abdis vrijwel alleen
eigenaresse geworden in de marke, zodat alles er naar haar pijpen
danste. De naam Kloosterveen is een blijvende herinnering aan de
vroegere toestand. Want met de hoeven is ook alle veen in de
marke kloostergoed geworden.
Al eerder had het zich van alle mededingers bevrijd in Assen
zelf. De geslaagde ontginning op zijn domein heeft blijkbaar de
aandacht getrokken van enige adellijke heren uit Noord Drenthe en
de huidige gemeente Haren. Zij hebben in Assen, in de wildernis,
een "villa" gesticht, ene landgoed, een boerderij van grootse
allures. In 1294 heeft de abdis deze aangekocht. Sinds is heel
Assen haar eigendom gebleven.
In Anreep kreeg ze in 1480 eindelijk "een halve waer to holte
ende to velde". Reeds in 1439 was hier de markescheiding met
Assen en Witten voltrokken. Op deze grens aan de Asser kant van
die schie, in het venige groenland, kwam de buurtschap Schieven,
dit is scheiding - veen, op. Dit moet gebeurd zijn voor 1563,
want een stuk uit dat jaar noemt in Grolloo een zekere Tese
Scheuen, dit is Ties Schieven.
Westelijk van de marke van Anreep lag het woeste Geelbroek,
vrijwel alle groenland, dat nu ligt tussen Assen en Hooghalen,
thans doorsneden door spoorlijn en straatweg. Bij een
markescheiding en een ruiling met de commandeur van Bunne kreeg
de Asser abdij al dit broekland in handen (1462). Maar het
klooster van Dickninge behield er rechten op. Tussen beide
geestelijke instellingen zijn langdurige processen gevoerd,
vooral over de rechten aan de hof van Halen verbonden. In 1334
heeft de heer van Peize namelijk zijn aandeel daarin aan de abdis
van assen overgedaan. De heer van Norg verkocht zijn rechten erop
aan de abt van Dickninge. Twee economisch machtige instellingen
namen sinds stelling tegen elkaars dreigende overvleugeling in
Halen. Dickninge bezat op de Haler hof het recht van herberg.
Tweemaal 's jaars, "eens bij grase ende eens bij koerne" - 's
zomers als de paarden in de weide werden gejaagd en 's winters
als ze op stal met koren moesten worden gevoerd - mocht hij er
komen te paard met drie bereden gezellen en er zijn ontrek nemen.
De hofmeier had het viertal met de paarden natuurlijk op de kost.
Als de abt zelf niet kwam, mocht hij twee anderen wenden, elk met
een paard. Over dit recht van herberg - feitelijk de erkenning
van het "herschup" zijn, dit is landheer - is pas jaren later een
overeenkomst tot stand gekomen die Assens heerschappij op de hof
erkende. In Haler marke stichtte het klooster enige nieuwe
hoeven; het verbeterde de afwatering in de broeklanden, o.a. door
het laten graven van de zogenaamde Halersloot. Maar het bezit van
de hof vooral maakte het machtig in deze marke, waar de
gelegenheid tot ontginningen niet ongebruikt werden
gelaten.
Vooral de wilde boswereld der beekdalen moest het onderspit
delven; door roding en brand verdween het hout en wiesen de
weiden in omvang. Hele streken kregen een ander uiterlijk door
deze ontginningen van de Asser abdij. Haar grootste bron van
inkomsten werd de vetweiderij; haar ossen brachten goed geld op
op de markten o.a. in Groningen.
Uit eenvoudige veehutten, zogenaamde boën - twee ervan staan
nog in Schoonebeek! - werd het vee geweid. Assen had o.a. zulke
boën op de Roderwolder-, Eelder-, Haler-, Ermer- en
Dalermaden. Die op de Eeldermade, gebouwd niet ver van de
Drentsche A, even zuidwestelijk van Groningen, heette Den Hoorn.
De beek heet ernaar het Hoornse Diep. Het "Corpus Den Hoorn",
Groningens nieuwe uitbreidingsplan in die buurt, bewaart de
herinnering aan de Asser bo en de haar navolgende boerderijen ter
plaatse. De gehuchten Padhuis en Vlieghuis, oostelijk van
Coevorden, zijn ook uit kloosterlijke boën ontstaan. Dat
deel der marke van Erm onder Sleen dat eens vanuit de Asser bo is
beweid, hete naar de abdij nog steeds het Abdinger- thans
Abbingereind.
Grof geld bracht de vetweiderij op, doch zij bracht ook risico.
Met vierbenige rovers als wolven en beren wisten de boheerden en
botruwanten, de herders, wel raad; tegen tweebenige, de
roofridders, waren ze minder goed opgewassen. Een stuk uit het
jaar 1320 noemt o.a. graaf Johannes van Bentheim en ridder
Hendrik van Norg als rovers van kloostervee; kort na 1350 heeft
een aanzienlijke Ommelands edelman Rodolf Predekere de bo op de
Roderwoldermade leeggeplunderd. De heren en de kloosters
betrokken zo het Drentse land in het Noorden in de partijtwisten
der Schieringers en vetkopers - in het Zuiden in die der
Heekerens en Bronkhorsten. De algemene onveiligheid in Drenthe,
daarvan het gevolg, heeft omstreeks 1325 tot een felle
uitbarsting der boeren geleid; bijna alle edelen zijn uit het
land verdreven en hun behuizingen zijn vernietigd. de heren in
ballingschap moesten leven ; uit verkoop van vastgoed betaalden
zij hun hotels in den vreemde. En kopers der goederen waren......
de beide Drentsche abdijen: zelfs in oorlogstijd verloren zij hun
economische "planning" niet uit het oog!
Assen goed bevaderd door de abt van Aduard, viel meer en meer
in de Groningse sfeer. Het trok Groningse freules aan en kreeg
Groninger beheerders. Die Groningse invloeden hebben zelfs in de
taal sterke sporen nagelaten. Witten is een der eerste Drentse
dorpen, dat zwao heeft gezegd tegen de zende, de zeis.
Abt Eppo van Aduard had goed gezien; in Assen kon de abdij van
Mariënkamp haar vleugels uitslaan. Zij werd er rijk en
machtig. En de adellijke nonnen binnen haar beschermende muren
hebben het stellig vele malen beter gehad dan haar voorgangsters
op het slagveld van Ane. Of ze in dagelijks gebed vergiffenis
hebben gevraagd voor de doodslag door haar voorvaderen daar
begaan, weten wij niet. Maar het zou ons niet verbazen, als daar
menigmaal in haar hoofden de gedachte is gerezen dat God de
Drentse stichting welgezind was en dat Hij dus reeds de
vergiffenis had geschonken, waarom zij smeekten.
HOME