Coenraad Lodewijk Meinders

Van tijd tot tijd spreken de dagbladen van oude krijgslieden, die, na een woelige en eervolle militaire loopbaan, hier en daar soms in afzondering hunne laatste levensdagen doorbrengen.
Ook wij
1) willen de aandacht onzer lezers eenige oogenblikken vestigen op een oud soldaat, die in ene gehucht in de nabijheid van Assen eene rust geniet, zoo wel verdiend, en die daar in de woning van een landman, tevreden met zijn lot, het einde zijns levens verbeidt.
't Is
Coenraad Lodewijk Meinders, van wiens merkwaardige militaire lotgevallen wij het een en ander willen meedeelen.
Geboren te Amsterdam op den 3den mei 1794 nam hij in 1810 vrijwillig dienst bij het 3de regiment jagers van
Chassé, te Groningen in garnizoen, en bleef aldaar ongeveer 3 maanden.
Van Groningen marcheerde het regiment naar Versailles, in Frankrijk, en werd vandaar naar Rusland gezonden om deel te nemen aan de oorlog tegen dat Rijk.
Meinders ging te Versailles over bij de jagers te paard, nam deel aan de slag bij Colberg in 't begin van 1811 en vertrok in 't laatst van dat jaar naar Italië, in de gelederen van het arméecorps, gecommandeerd door de maarschalk
Berthier.
In 't begin van 1812 was hij weder in Duitschland en een der duizenden, die, onder Keizer
Napoleon, in oktober van 1813 bij Leipzig den bloedigen strijd streden, die in de geschiedenis van Europa zulk eene treurige vermaardheid verwierf.
Na die verschrikkelijke bataille vinden wij
Meinders weder in Frankrijk en wel te Valenciennes.
Van het regiment, voor den slag 3600 man sterk, waren 2600 gesneuveld of verdronken.
Meinders had zijn vaderland niet vergeten en hoorende dat het daar weer Oranje boven! was, besloot hij met 36 kameraden met wapens en bagage - de laatste zal wel zeer luttel zijn geweest - in stilte de stad te verlaten en te beproeven of zij den geboortegrond konden bereiken.
't Gelukte hun - zij kwamen te Brussel aan en begaven zich van daar naar Breda en verder
naar Amersfoort, een centraal punt van werving, waar zij genoodzaakt werden opnieuw vrijwillig in dienst te treden bij het 4de regiment ligte dragonders.
Generaal van
Pouderoijen voerde hier het bevel.
In 1814 was
Meinders tegenwoordig bij het beleg van Naarden
2) en daarna was hij in garnizoen, nu te Utrecht, dan te Maastricht, vervolgens te Namen en in 1815 bij den slag bij Waterloo.
In die bataille werd hem in de nabijheid van Z. K. H. den Prins van Oranje een paard onder 't lijf doodgeschoten en kreeg hij een kogel in den linkerarm.
In 1817 diende hij onder den wakkeren, dapperen en strikt regtvaardigen kolonel jhr.
van Balveren en de ritmeester
Koltrop 3), een flink, goedhartig officier.
In 1820 ontving
Meinders een eervolle paspoort, maar nam weder dient bij de maréchaussée's in Noord Braband en bleef 4 jaren bij dat corps.
Uit Noor Braband vertrok onze krijgsman naar Oost - Indië en daar maakte hij den oorlog mee tegen Diepo Negoro
4).
In 1835, 1836 en 1837 was hij bij de krijgsbedrijven op de Westkust van Sumatra, in 1842 zette hij den voet weder op Vaderlandschen grond, en werd opgenomen in de gelederen der garnizoenstroepen.
OP 1 januari 1844 werd
Meinders, na zoveel omzwervingen in Italië, Frankrijk, Duitschland en Oost India, na twee groote veldslagen bijgewoond, veel vermoeijenissen en gevaren doorgestaan te hebben, in den Briel eervol gepensioneerd.
Met drie medailles op de borst, 1 bronzen van Java
5), 1 zilveren van 24 jarige dienst en het zilveren kruis van Waterlo
6), beloonde Nederland den trouwen krijgsman met een jaarlijksch van
zeven en tachtig gulden.
Hij was er mee tevreden en toen dat pensioen later uit het fonds van de gewapende dienst tot f 127,00 werd verhoogd, meende hij dat het Vaderland hem genoeg had gegeven.

Met dat pensioen trok hij naar Drenthe en sleet ettelijke jaren op het land, steeds geacht door hen wier huisgenoot hij was en deze allerlei kleine diensten bewijzende. Liefhebber van lezen verkortte hij ook daarmede den tijd en altijd belangstellende in de gebeurtenissen des tijds, was courant - lectuur hem tot eene aangename uitspanning.
Nu leeft hij reeds 15 jaren land in de woning van den landbouwer
J. Makking te Anreep en is er als een lid van 't huisgezin. Eene wandeling naar Assen, die hij zoo dikwijls met genoegen deed, is hem niet meer gegund. Een bijna drie en tachtigjarige ouderdom verpligt hem om, behalve eene wandeling door de ruime keuken, bij den haard te blijven, maar ook daar is hij tevreden en goedsmoeds. zijn gehoor is verminderd, maar zonder bril kan hij de courant lezen en hij bezit nog een geheugen, aan 't welk geen datum ontsnapt als hij uit zijn rusteloos leven het een en ander verhaalt.
Ik heb het best - zeide hij tegen ons, toen wij hem onlangs bezochten en uit zijn mond de bovenstaande mededeelingen opteekenden - ja ik heb zelfs niets meer te wenschen.
Gelukkige man - dachten wij - die daar zoo vergenoegd aan den haard is gezeten, eens een der uitvoerders van de bevelen der heerschzucht, een der strijders voor het belang en de eer des Vaderlands.
Hoe weinig lof is hem voor de ontzettende inspanning, voor het trotseeren van doodsgevaren, geschonken en met hoe karige beloning werd hij na vijftig jaren dienen en strijden weggezonden en toch hoe rijk is hij, die betuigt "ik heb het goed en niets te wenschen!"
Coenraad Lodewijk Meinders bewijst, dat moge na 50 jaren dienst, na een strijder te zijn geweest bij Leipzig en bij Waterloo en in den oorlog op Java tegen
Diepo Negoro, een pensioen van f 127,00 zeer weinig zijn, er nog iets is beter dan geld - de overtuiging namelijk van trouw te zijn geweest en achting te hebben verdiend.
Moge hij nog eenige jaren zoo doorbrengen in de woning van
Makking waar men goed is voor den ouden man, waar men hem nog ongaarne zou missen en waar men daarom den avond zijns levens hem zoo genoeglijk mogelijk maalt.
7)
1) De Provinciale Drentsche en Asser Courant van 20 november 1876 onder Assen.
2) Toen in 1813 de omwenteling in Nederland begon trok een Frans garnizoen zich terug op Naarden. De Hollanders onder Johannes van den Bosch begonnen een beleg, maar waren te zwak voor een bestorming over de dichtgevroren grachten.
Bombardementen in april 1814 brachten geen overgave. Pas op 7 mei 1814 capituleerden de Fransen. De schade in de stad was groot.
3) Over Koltrop vond ik de volgende gegevens: Koltrop, G.F. geboren 1769 in dienst bij de cavalerie sedert 1788; 2e luitenant 15 maart 1795; 1e luitenant 8 juli 1803; ritmeester 2 januari 1814; gepensioneerd 4 juni 1822 en overleden 28 september 1851. Onderscheiding Ridder 4e klas 18 juli 1815.
4) Hierover vond ik de volgende gegevens: 1825. Opstand op Java (Djokjakarta). Begin van den Java-oorlog, die zonder tusschenpoozen duurde tot 28 Maart 1830, den dag waarop Diepo Negoro gevangen genomen werd.
Deze oorlog nam de krachten van ons leger zoodanig in beslag, dat gedurende dien tijd van een eenigszins uitgebreid machtsvertoon in andere deelen van den Archipel zoo goed als geen sprake kon zijn.
5)Uit onderzoek blijkt dit een medaille te zijn die werd ingesteld bij Koninklijk besluit van 27 juni 1831 en uitgereikt aan Europese militairen en inlandse officieren welke hadden deelgenomen aan de gevechten tegen Diepo Negoro op Java.
Het is een achthoekige bronzen medaille met een breedte van 29 millimeter. De voorzijde vertoont het naar links gewende portret van Koning Willem I met het omschrift "WILLEM I. KONING DER NEDERLANDEN.".
Op de keerzijde leest men de woorden "OORLOG OP JAVA. 1825-1830" binnen een krans van eiken- en oranjeloof. Zie afbeelding boven.
6)Uit onderzoek blijkt het volgende: Eereteeken voor 1813-1815 - "het Zilveren Kruis" -, ingesteld bij het Koninklijk Besluit van 10 Mei 1865 (Stb. no. 32) met het daarbij behoorende lint, bevestigd aan het vaandel van het 8ste Regiment Infanterie. Afbeelding niet bekend.
7) Ik heb niet kunnen vinden waar en wanneer Coenraad Lodewijk Meinders is overleden.
HOME