Citeaux en Assen in de twaalfde en twintigste eeuw
Het leven der cisterciënzers met de kloosters in Citeaux en Assen als achtergrond
Door Fr. M. Edmundus O.C.R. Borkel en Schaft,
Cisterciënzer abdij, in de Provinciale Drentsche en Asser
Courant van 4 juni 1959.
Conventus sanctae Mariae in Campis. Ordinis Cisterciensis
in Assen: Convent van de H. Maria in de Velden, van de
Cisterciënzer orde in Assen.
Deze titel, de officiële benaming van het klooster te Assen,
geeft het grote historische en ordeverband aan, waarin het zich
ontwikkelde en leefde. Om zijn betekenis beter te doen begrijpen,
mogen hier enkele gedachten volgen - en enkele historische
gegevens - over de cisterciënzer orde.
Elke nieuwe gedachte komt in Gods kerk op haar eigen wijze tot
stand. Theologisch gezien is het steeds Gods voorzienigheid,
welke die kerk door alle tijden en volkeren leidt en die haar
uitrust met die hulpmiddelen, die in elk tijdsgewricht het meest
dringend zijn. Levend binnen de begrenzing van een bepaalde tijd,
zien we enkel de losstaande, soms onsamenhangende feiten, niet de
grote lijn. Het cisterciënzer kloosterleven te Assen, dat
drie en ene halve eeuw duurde, behoorde ook tot het "goddelijk
harpspel", waar Augustinus van spreekt, dat opklinkt uit de
wirwar van menselijke gebeurtenissen, van menselijke feiten en
soms van menselijk feilen.
In de stichting van de orde van Citeaux komt juist dit menselijk
element zeer sterk naar voren. De nieuwe idee, of beter de nieuwe
beleving van het oerschristelijk ideaal, namelijk het
volmaaktheidsleven naar het voorbeeld Christus en de apostelen,
vinden we niet belichaamd in een bepaalde persoon, zoals bv. in
Franciscus, maar in een groep monniken van het
benedictijnenklooster Molesme in Bourgondië. Zij waren het
niet eens met de bestaande vormen van monastiek leven: zij namen
het risico in hun omgeving als nieuwlichters door te gaan en
zeker niet beschouwd te worden als werktuigen Gods, die een
nieuwe vorm van kloosterleven in de kerk tot stand zou
brengen.
Uit die groep monniken treden bij de stichting van Citeaux drie personen op de voorgrond: de bejaarde abt van het benedictijnenklooster te Molesme, Robertus. Zoekend naar een leven in eenzaamheid en armoede, waren zijn plannen mislukt. Toen sommigen van zijn broeders te Molesme terug wilden keren naar het oorspronkelijke monnikenideaal, sloot Robertus zich, ondanks zijn hoge leeftijd, gaarne bij hen aan. Daardoor bewees hij zijn broeders, die zich in de bossen en moerassen ten zuiden van Dijon in de eenzaamheid wilden terugtrekken, een kostbare dienst, door hun onderneming met zijn gezag te dekken en mogelijk te maken. 21 maart 1098 werd aldus de stichtingsdag van het nieuwe klooster Citeaux en Robertus moest op pauselijk bevel terug naar Molesme. De voltooiing van zijn werk was voor zijn opvolgers weggelegd.
De overgeblevenen te Citeaux, een twaalftal monniken, kozen Albericus tot abt en leider: een bewijs, dat zijn broeders in hem de man zagen, om aan het leven in het nieuwe klooster die eigen gestalte en vorm te geven, die aan aller verlangen en idealisme beantwoordde. In negen jaar schiep Albericus een zuivere levensvorm, in grote simpelheid en armoede, maar gekenmerkt door een juist evenwicht en algehele oriëntatie op het wezenlijke, op de volmaakte overgave aan de dienst van Christus. Hij stierf in 1109.
Vergeleken bij zijn beide voorgangers is de derde in de rij der stichters, Stephanus Harding, veelmeer kosmopolitisch ingesteld. Geboren in Engeland als afstammeling der Vikingen, opgevoed in de benedictijner abdij Sherbourne, bereisde hij achtereenvolgens Ierland, Frankrijk en Italië. Kloosterlijke gastvrijheid bood hem op deze reizen gelegenheid kennis te maken met talloze vormen van monastiek leven, altijd geschoeid op de regel van St. Benedictus, de enige codex in het Westen voor het monastieke leven. Dat schonk hem onbewust een zeer persoonlijke en zeer diepe kijk op de nog onvermoede mogelijkheden die in die regel besloten lagen Die deden hem geen vrede nemen met het in Molesme aanvaarde schema en eenmaal abt van Citeaux geworden, is hij niet alleen de voltooier van het werk zijner voorgangers op het terrein der kloosterobservantie, maar ook degene die systematisch zorgt voor een intellectuele basis, de organisator, die het groeiende leven gedurende 24 jaar, van 1109 tot 1133 met vaste hand en onaangetast gezag leidt, die van een particulier, althans zeer beperkt gehouden initiatief een orde maakt, die gedurende de gehele twaalfde eeuw Europa door haar invloed gaat beheersen.
Misschien is dit het moment om met enkele woorden te verklaren, wat onze stichters eigenlijk zochten. Zij formuleerden hun ideaal als een terugkeer en de juiste en volledige onderhouding van de Regel van St. Benedictus. Doch het is tegelijk duidelijk, dat een loutere observantie kwestie, ook al wordt ze door een heilig leven gedragen, zulk een beweging en zulk een veroverend enthousiasme niet kan losslaan. wat zij wilden - en St Stephanus heeft dat uitdrukkelijk bevestigd - was niets anders dan de meest authentieke vorm van het monnikenleven, omdat dat leven zuiverst het leven en de geest van Christus en de apostelen, het leven van de primitieve kerk realiseerde; achter de regelobservantie in de eenzaamheid hebben zij niets anders gezocht dan de volledige uitbloei van het christelijke leven, de gelovige beleving en liefdevolle ervaring van Christus werkelijkheid in het menselijke bestaan.
Juist het geloof in Christus alles bezielende persoonlijkheid drong hen tot het radicale leven, waardoor zij de volledige onthechting om Christus wil met geestdrift aanvaardden. Al zij "naakt den naakten Christus" willen volgen, als zij zich de "armen met de arme Christus" noemen, dan bedoelen zij daarmede zeker ook de materiële armoede, maar nog veel meer de volledige overgave aan Christus in geloof en liefde, met voorbijzien van de geschapen dingen en de hulp, die zij daarvan misschien konden ondervinden.
Het is dit ideaal en niet allereerst een obsertvantie kwestie van minder of meer volmaakt Benedictijns leven, dat de jonge Bernardus van Fontaine, zijn broers en de bloem van de Bourgondische adel in 1112 kon doen besluiten het verborgen en vergeten leven van Stephanus Harding in Citeaux te gaan volgen. Bernardus heeft juist die geheel persoonlijke toewijding aan Christus benaderd met een sensibiliteit met een begrip en aanvoelen, die volkomen aan die zijner tijdgenoten beantwoordde. Het programma van de eerste Cisterciënsers, dat ons abstract en onpersoonlijk kan voorkomen, heeft Bernardus omgezet in de taal van zijn tijd en in die van talloze geslachten na hem, in de taal van de Christus liefde, die binnen de kloosteromheining kan uitgroeien tot de reeds op aarde ervaren Gods liefde. Het uitwendig kader van de monastieke dagtaak vindt daarin ziel en bezieling, Dat alles is reeds te vinden in St. Benedictus' regel: Niets stellen boven de liefde tot Christus. Bernardus heeft de menselijke waarde van deze stelregel aanvaardbaar en aantrekkelijk gemaakt, door Christus in zijn volmaakte menselijkheid zo dicht mogelijk bij ons te brengen. Deze mensheid in haar vernedering en vertedering, in haar glorie en verheffing, en onze liefde tot die geheel nabije mensheid zijn daartoe het hoogste, het goddelijk uitgedachte middel, het sacrament van de terugkeer van de menselijke ziel tot de eeuwige gedachte van God, tot het Woord, waaruit zij voortkwam.
Dc persoonlijkheid van St. Bernardus van Clairvaux - al behoort hij niet tot de eigenlijke stichters - heeft aan de orde van Citeaux niet alleen talloze roepingen, de uitbreiding van het toenmalige Europa, een machtspositie in kerk en staat, maar boven alles de doctrinaire ondergrond, het christologisch cachet van haar spiritualiteit geschonken en ook daarom kan men St. Bernardus van Clairvaux niet uit de stichtingsgeschiedenis van de orde wegdenken.
Bij zijn intrede begint de .eerste grote periode van de stichtingen: 1113 - 1152, waarin meer dan driehonderd abdijen gegrondvest worden. Telkens opnieuw staat men verwonderd, hoe die monniken door geheel Europa heen, in de beschutte valleien, vaak alleen naar het zuiden geopend, waar weide- en akkerland te vinden was, waar het water overvloedig ruiste, die idyllische plekjes konden vinden, die de ligging onzer oude kloosters typeren. Daar plantten zij hun rust ademende bossen, bouwden zij soms eeuwen lang aan hun abdijen, met strakke lijnen en pure vormen machtig en sterk, sober en groots, de in steen zetting van hun geest en hun liefde voor het goddelijke schone, hun naakte en stijlvolle kerken, symbool van hun onthechting en van de concentratie van hun uit- en inwendig leven op Christus.
Een geografische scherts moge hier volgen van de uitbreiding van de orde gedurende de eerste helft van de 12e eeuw, hoofdzakelijk onder leiding van St. Bernardus. men kan zich de ligging van Dijon voorstellen, de hoofdstad van het hertogdom Bourgondië, in de 12e eeuw grensgebied tussen de Germaanse en Romaanse cultuur en daarom uiterst geschikt om als uitgangspunt naar het Latijnse zuiden en westen en naar het Germaanse noorden en oosten te kunnen fungeren. Even ten zuiden van Dijon ligt Citeaux. In een ruimere kring eromheen: de vier eerste kloosters vanuit Citeaux gesticht, later de vier proto-abdijen van de orde. Citeaux zelf sticht nog wel enkele kloosters, maar zijn filiatie blijft onbelangrijk wat het aantal en invloed betreft. La Ferté, in het zuiden, is gericht op Zuid-Frankrijk en Italië, doch controleert slechts een gering aantal huizen.
Pontigny gesticht in 1114, heeft zijn nederzettingen in West-Frankrijk en Engeland en wordt daarom herhaaldelijk betrokken in de kerkelijk-politieke geschiedenis van Engeland. Clairvaux en Morimond, beide gesticht in 1115, 1iggen ten noorden en noordoosten van Dijon, Clairvaux is het middelpunt van een cirkel cisterciënzer kloosters, die Italië, Spanje, Portugal, Frankrijk, Engeland, Ierland, De Nederlanden, en Scandinavië omvat, terwijl Morimond, waar St. Bernardus in 1120 na een eerste crisis in dat klooster, de benoeming van een van zijn monniken tot abt wist door te zetten, geheel het Duitse taalgebied, Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland, voor zijn rekening nam. Enkele getallen: op het einde van de eerste stichtingsperiode, in 1152, waren er ongeveer 330 mannen-abdijen, op het einde van de tweede periode, rond 1220, plm. 650 abdijen voor monniken.
Na 1119 horen we weinig meer van St. Stephanus Harding en des te meer van St. Bernardus! Het bestuur van de orde lag in handen van het Generaal Kapittel, de bijeenkomst van alle abten te Clairveaux in de maand september. Zeker is het persoonlijk prestige van Stephanus in deze tijd sterk genoeg geweest, om de orde bij die geweldige en plotselinge expansie binnen de lijn van het zuivere ideaal te houden! Toch bracht die abnormaal sterke uitbreiding mee, dat de orde binnen de sociale verhoudingen van de 12e eeuw verstrikt raakte in de kerkelijke en wereldlijke politiek, iets wat de stichters juist door hun vlucht in de eenzaamheid hadden willen vermijden.
De nieuwe generatie monniken, waarvan de meesten buiten St. Stephanus geen enkele van de stichters persoonlijk gekend hadden, had haar eigen opvattingen; men, constateert een tendens in rigoristische zin in de jaren 1134-1152, waarin men gemakkelijk de invloed van het tot uitersten geneigd karakter van St. Bernardus kan terugvinden. Die invloed werd onderstreept door de machtige filiatjes van Clairvaux en Morimond. Zulk een ontwikkeling is niet onverklaarbaar. Bij het eerste concept van de orde, een kleine groepering van slechts enkele kloosters in de verborgenheid van de stilte, had St. Stephanus die uitgroei niet voorzien en bij de steeds al rijker wordende problemen zocht men zijn toevlucht in duidelijk omschreven richtlijnen. De letter van de wet werd meer de praktische norm dan de ongeschreven geest van de stichters.
De consolidatie van de wetgeving van de orde op monastiek, liturgisch en bestuurlijk gebied, duurt bijna een eeuw, de eeuw van de stichtingen, van de expansie, van de grootste uitbreiding, van de diepe invloed op het kerkelijk leven: de eeuw, waarin talloze schrijvers de spiritualiteit der orde vastleggen en de heiligen haar beleven. De spontane, levenskrachtige groei van de orde, haar veroveringskracht, heeft de grenzen bereikt van het mogelijke, vanaf de dertiende eeuw ligt alles definitief vast en moet de orde zich instellen op het behoud van het veroverde.
Het is in deze internationale monnikenwere1d, dat ook de abdij van Assen haar plaats en haar roeping gaat krijgen. De strenge afgeslotenheid, die de orde in haar programma had staan, was oorzaak, dat zij zich afzijdig hield van elke vorm van zielzorg buiten het klooster. Bijna gedurende geheel de eerste eeuw van haar bestaan weigerde de orde de zorg voor vrouwen-conventen op zich te nemen. Tegen het einde der 12e eeuw kwam daarin verandering. In Spanje" stichten de koningen verschillende cisterciënzer kloosters. Dit voorbeeld werd weldra in Frankrijk, de Nederlanden en in geheel Duitsland gevolgd. Soms waren het geheel nieuwe stichtingen, in veel gevallen waren het bestaande benedictijner conventen of groeperingen van vrome vrouwen, die om aansluiting vroegen bij de orde en haar regel en leefwijze, vooral haar geestelijke idealisme, haar volledig georiënteerd zijn op de Christusliefde, wilden, aanvaarden en beleven. Reeds spoedig moest het algemeen bestuur der orde, het algemeen kapittel, paal en perk stellen aan de talloze aanvragen, die bovendien nog door de pausen, door bisschoppen of landsvorsten gesteund werden. In 1220 en 1228 verbood het generaal kapittel elke verdere opname van of stichting van cisterciëzerinnenkloosters onder leiding van de orde. Zo ontstonden vele cisterciëzerinnenkloosters, die echter niet onder de jurisdictie der orde vielen.
De dertiende eeuw is de eeuw der cisterciëzerinnen. Vooral in de Nederlanden en in Duitsland waren haar kloosters centra van intens geestelijk leven. De diepe religieuze verlangens van vele vrome zielen konden in de beschutting der cisterciënzer kloosters 't gunstige klimaat voor hun verkeer met God. We denken daarbij aan figuren als de H. Ludgard van Tongeren, de Z. Beatrijs van Nazareth, Ida van Leuven, Lukardis van Weimar, enz.
In dit historisch kader valt ook de stichting van de abdij te Assen. Een aanvraag van de bisschop van Utrecht voor incorporatie van het klooster Mariakamp in de buurt van Coevorden bereikte het generaal kapittel te Citeaux in 1246. De strenge bepalingen tegen de opname van nieuwe kloosters, een twintigtal jaren geleden gegeven werden allang niet meer nagekomen. De abten van Klaarkamp en Bloemkamp werden gedelegeerd om te gaan zien of het klooster aan de eisen van de orde voldeed en men bepaalde tevens, dat het zou vallen onder de rechtsmacht van Aduard.
Toen na enkele jaren, rond 1259, het convent verplaats werd naar Assen, wegens een gunstiger ligging en waarschijnlijk nog om andere redenen, begon hier het cisterciënzer leven. Hier leidden de monialen hetzelfde leven van stilte en ingetogenheid, van voortdurend gebed en nijvere arbeid, als in de honderden mannen - en vrouwenkloosters van de orde, die over geheel Europa verspreid waren. Dat leven ontving zijn leiding vanuit het centrum der orde, Citeaux, en werd voortdurend geonspireerd door de vroomheidsidealen van de middeleeuws christenheld en de katholieke 1evensopvatting.
De voornaamste taak der monialen was de liturgische viering van de kerkelijke getijden. Daarvoor kwamen zij verscheidene uren per dag samen in de kerk en zongen er uit de grote koor-boeken de psalmen van David en de oudchristelijke hymnen. Een gebed, dat zich weefde rond de dagelijks - en de jaarlijks - terugkerende herdenking van het verlossingswerk. Dagelijks vierde de priester - een monnik van Aduard - in de k1oosterkerk voor het convent de H. Mis.... in één woord, de kern van het leven der monialen te Assen werd gevormd door het contact met e bovennatuurlijke wereld. Dit maakte dan ook de diepste waarde van haar leven uit, de eigenlijke zin van haar aanwezigheid hier in Assen, Want verloor een cisterciënzerklooster ooit deze oriëntatie op de bovennatuurlijke wereld of werd zijn dagelijkse leven daardoor niet meer geonspireerd, dan had het zijn zin volmaakt verloren
Rond deze kern verplichting - en om deze moge1ijk en vruchtbaar te maken - groeperen zich de andere bedrijvigheden in een cisterciënzerklooster. Minder dan in de grote mannenkloosters, waar vele priesters monniken leefden met een degelijke theologische vorming, besteedden de monialen van Assen haar tijd aan de studie. Zij lazen de H. Schrift, de werken van sommige kerkvaders. voora1 die van de H. Bernardus en de levens van de vromen uit vroeger tijden. Ook zij zullen de schrijfkunst beoefend hebben, hetgeen tegelijk een ware cultuurscheppende daad was.
De handenarbeid der monialen beperkte zich tot het noodzake1ijke huishoudelijke werk voor het betrekkelijk kleine convent. Het zware werk op de boerderij en op de in het Drentse land verspreide hoeven, eerst verricht door lekenbroeders later door arbeiders en pachters, diende om de monialen toe te staan in de afgeslotenheid van haar klooster zich ongestoord te wijden aan een leven van gebed. En waarschijnlijk werden zij in haar klooster te Assen minder door de beslommeringen voor een uitgestrekt domein geplaagd, dan de monniken van de grote Friese abdijen.
In de drie en een halve eeuw van zijn bestaan als convent van de cisterciënzerorde, deelde het klooster te Assen in de lotgevallen van de orde, die ook haar hoogte - en dieptepunten had. Dat zij zich op 't niveau van de l2e en 13e eeuw zou kunnen handhaven,was onmogelijk. Nieuwe vormen van kloosterleven ontstonden, beter aangepast aan de nieuwe en veranderde sociale omstandigheden. Algemeen wordt het verval, de geestelijke vermoeidheid in de 14e eeuw: oorlogen, epidemiën, economische toestanden, machtsstrijd in eigen kring, gebrek aan roepingen, nijpende armoede oorzaak, dat vele kleine abdijen ten gronde gingen en de grote abdijen zware crisistijden doormaakten. Het generaal kapittel is een moeilijk zwoegend bestuursapparaat, dat niet meer effectief bleek te zijn. Het hechte - en dit geldt heel bijzonder voor de 15e en 16e eeuw - meer belang aan het verdedigen van eenmaal verworven posities en privileges, dan aan een grondige bezinning op de geheel gewijzigde tijdsomstandigheden. In sommige gebieden van Europa treden echter grote persoonlijkheden op in de orde, die een hervormingsactie doorzetten. Aldus ontmoetten we in deze noordelijke abdijen abt Boyngus van Menterne, zowel in Assen als in geheel Friesland, Westfalen en Rijnland de orde weer in rechte banen geleid heeft.
In deze tijd valt ook dat de orde, die tot nu toe werkelijk een internationale gemeenschap geweest was uiteen in rationale of regionale congregaties, een streven, dat mede bevorderd werd door het opkomende nationaliteitsgevoel in de verschillende landen van Europa. De protestantse reformatie vernietigde de orde in Noord-Duitsland, Scandinavië. Nederland en Engeland. Het convent te Assen bleef bestaan tot 1602: toen hield het cisterciënzer leven op in het Drentse land. In het stads - en provincie wapen bleef de madonna en het Kind; om dat mysterie van de Moeder en het Kind was het leven der monialen van Assen zich steeds bewogen; dat mysterie was een kracht voor haar geweest in moeilijke dagen en altijd een bron van de diepste vreugde.
De orde van Citeaux vervolgde haar weg door de geschiedenis. Zij kwam de storm der reformatie te boven. Zelfs de nog zwaardere storm der Franse revolutie en de harde slagen der 20e eeuw. Wat is d orde van Citeaux nu?
Dit mag verduidelijkt worden door enkele statistische gegevens. Zij is onder invloed van allerlei historische omstandigheden, waarvoor we naar meer gedetailleerde studies moeten verwijzen, verdee1d in twee takken: de gewone observantie en de strenge observantie. De gewone observantie is weer in acht congregaties verdeeld, hoofdzakelijk in Duits sprekende landen, en in Italië. De abdij Mariakroon bij Nieuwkuyk behoort tot de Belgische congregatie van deze observantie. Het aantal leden bedraagt ruim 1650. Een groep vrouwen abdijen in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland is bij haar aangesloten met ongeveer 600 monialen. De kloosters van deze observatie hebben behalve de zuiver moniatiek verplichtingen van koorgebed, studie en handenarbeid, ook directe zielszorg onder een of andere vorm en in veel gevallen inrichtingen voor onderwijs. Aldus heeft deze observantie het cisterciënzer leven verbonden met moderne apostolaatsvormen.
De strenge, observantie, welke vooral haar kloosters heeft in Nederland (abdijen te Achel, Tilburg, Tetge1en, Echt, Zundert, Diepenveen, Berkel-Enschot, België, Frankrijk, Spanje en de Engels sprekende landen, telt ruim 4400 monniken en bijna 1900 monialen. Zij wijden zich uits1uitend aan het beschouwende leven, als gebed, studie en handenarbeid, ook aan zielzorg en apostolaat, doch niet buiten hun kloosters. Zij willen vasthouden aan de zuiver contemplatieve interpretatie van het cisterciënzer ideaal.
In de jonge christenheden buiten Europa en Amerika, in de missiegebieden of vroegere koloniale gebieden is de roep om en de behoefte naar cisterciënzerkloosters zeer groot. Na de tweede wereldoorlog volgen de stichtingen in het vrije Azië en vooral in Afrika elkaar in snel tempo op. De orde van Citeaux, die eens het middeleeuws Europa mede hielp kerstenen, staat nu voor een wereldomvattende taak: haar religieuze en sociale roeping vervullen in een nieuwe wereld en in een nieuwe christenheid buiten Europa.
Want wat heeft de orde van Citeaux op dit ogenblik aan de wereld te bieden? Heeft de wereld van de 20e eeuw ook nu nog kloosters nodig, zoals er eens een stond in Assen?"
Wat de orde te bieden heeft, kan niets anders zijn dan wat de kern van haar leven was in de 12e en 13e eeuw: nl. de integrale beleving van het christendom, van de waarheid, dat de weg naar God voor elke mens en in elke situatie gaat langs en door Christus, dat de eindbestemming ook van de moderne mens niet ligt binnen het kader van het tijdelijke maar zin en betekenis krijgt door het georiënteerd zijn naar de toekomstige wereld. Die gedachte - eens de kern van het leven der monialen te Assen - is de diepe interne eenheid, die het persoonlijk geestelijk leven, het liturgisch leven, het geheel der monastieke observanties van de cisterciënzer monnik samenbundelt tot een stille, maar ver doordringende prediking, tot het getuigenis van Citeaux in de wereld, in de kerk, in de univere1e kerk.
Door het volledig geconcentreerd zijn op Christus kan het geestelijk klimaat der cisterciënzers uit de 12e en 13e eeuw ook dat zijn van de 20e eeuw, want de Christus is van aile tijden. Juist van deze tijd, die de mens, die nog na wil denken, te midden van de angst van de moderne wereld dwingt terug te keren tot de enige en authentieke bron van waarheid en leven. De moderne mens zoekt naar het eigenlijke, het authentieke - in een zelfde formulering als in de l2e eeuw, is nu het gehele cultuur-milieu anders geworden.
Op die ontstellende sterke roep in de moderne wereld om authentiek christendom, zou de orde van Citeaux moeten antwoorden, laten zien, dat er in de stilte van haar kloosters mannen en vrouwen zijn, die van de kern van het christendom - van hun geloof in, en hun liefde tot Christus hun enige en al het andere uitsluitende levenstaak gemaakt hebben. Elk cisterciënzer klooster is ook nu, zoals in de middeleeuwen, een getuigend christendom: in de voortdurende lof, die er God gebracht wordt, in de uitgesproken orrëntatie naar het bovennatuurlijke, in een leven van eenvoud, persoonlijke armoede en onthechting. De waarde van dat getuigenis wordt soms doorkruist, misschien zelfs verzwakt door de menselijke tekorten van degenen, die het getuigenis moeten afleggen, maar zolang zij de zin van hun leven zich bewust blijven, zal ook de wereld van de 20e eeuw dat getuigenis voor Christus blijven vernemen. En dat is de roeping van Citeaux juist nu.
En deze tentoonstelling....
Zij wil het cisterciënzer leven, en meer bijzonder het leven der monialen van Assen suggereren aan de bezoeker. De geschiedenis der abdij in haar betrekkingen met de orde, met andere kloosters der orde, vooral met Clairvaux, Aduard en Klaarkamp; haar plaats ook in de middeleeuwse christenheid en relaties met paus en bisschoppen.
Het leven de monialen in de afgeslotenheid van hun klooster - schilderij "Besloten hof", gewijd aan gebed: koorboeken en gebedboeken: aan lezing: werken van H. Bernardus en andere cisterciënzer werken uit de Nederlanden, zoals het Groot-Exordium en Caesarius van Heisterbach: gewijd ook aan handenarbeid:7 voorwerpen uit cisterciënzer kloosters. We zien er de beelden van de H. Benedictus, wiens regel het leven der cisterciënzer moniale ordende, het beeld van de H. Bernardus, die het voorbeeld was van een volledige toewijding aan Christus, voorstellingen van monialen, die zoals haar medezusters in Assen, in de orde van Citeaux zich heiligden.
Zo is deze tentoonstelling - afgezien van haar historische waarde - tevens veelzeggend symbool van het cisterciënzer leven, dat nu reeds meer dan acht eeuwen zijn roeping in de wereld tracht te vervullen.
HOME