Over de eerste tijd van deze gevangenis is maar betrekkelijk
weinig bekend. Er zijn o.a. verschillende misdadigers tijdelijk
in gehuisvest geweest, die hun zondige leven op gruwelijke wijze
hebben geëindigd aan de galg, die in Assen heeft gestaan
ongeveer op de plaats waar thans Stork Pompen is gevestigd.
Wanneer men de vonnissen leest en zich de folteringen realiseert,
die nog vooraf gingen aan het afschuwelijk werk dat de beul ten
aanschouwen van de verzamelde menigte verrichtte, rijzen iemand
de haren ten berge.
Dank zij de bereidheid van de rijksarchivaris in de provincie
Drenthe, de directeur van het Huis van Bewaring te Assen en
napluizingen door onszelf verricht in oude vergeelde archieven,
zijn wij toch nog wel het een en ander aan de weet gekomen over
de 350-jarige historie van de gevangenis, het huis van arrest en
justitie en het huis van bewaring, zoals deze instelling van
justitie in de loop der tijden heeft geheten.
Blijkens de rekening van de ontvanger van de Landschap Drenthe is
in 1609 een bedrag van 152 gulden 4 stuivers betaald aan Tonnis
Garbrandts, metselaar, "in voldoeninge van sijn arbeit, noepende
de optimmeringe vant gevangenhuiss ende andersints met sijner
hulper gedaen". Blijkens dezelfde rekening is het nodige
ijzerwerk voor de gevangenis geleverd door Johan Smit te Rolde.
Assen, destijds bestaande uit de oude kloostergebouwen en een
paar boerderijen had geen smid!
De eerste gevangenis is waarschijnlijk een uiterst klein
gebouwtje van één vertrek geweest en zal wel bij in
of tussen de oude kloostergebouwen zijn geplaatst. Op de landdag
van 16 februari 1630 werden Drost en Gedeputeerden door
Ridderschap en Eigenerfden gemachtigd om nog twee gevangenissen
te laten maken opdat men verschillende delinquenten afzonderlijk
zou kunnen opsluiten.
Een gevangenis was dus blijkbaar in die tijd een lokaliteit,
waarin men een aantal mensen gezamenlijk kon opsluiten. In 1765
klaagden Drost en Etten, dat de gevangenissen zodanig waren
ingericht, dat delinquenten met elkaar konden spreken. De
bevolking was toegenomen en dus ook het aantal misdadigers, geen
wonder dat men aan drie lokalen niet meer genoeg had. De
Ridderschap en Eigenerfden machtigden op 19 maart 1765 Drost en
Gedeputeerden om voorzieningen ter verbetering te treffen. Uit
een resolutie van Drost en Gedeputeerden van 16 oktober 1776
blijkt, dat er in het oude drostenhuis - dat dus aan de Brink
stond voordat de tegenwoordige voormalige Commissariswoning werd
gebouwd - een deur was, die toegang gaf tot de gang naar de
gevangenis. We mogen daaruit wel afleiden, dat vanouds de
gevangenis heeft gelegen, waar hij, voor de totstandkoming van
het nieuwe gebouw van justitie nog lag, namelijk ten oosten van
de tegenwoordige toenmalige Commissariswoning. In 1828 had de
oude gevangenis zeven vertrekken, waarschijnlijk zijn deze
ontstaan doordat men de drie in 1776 bestaande lokalen door
muurtjes of schotten had verdeeld in kleinere ruimten.
In 1818, zo lazen we ergens, was de gevangenis te Assen een
bekrompen en slecht ingericht lokaal, aanvankelijk bestemd voor
crimineel gevonnisten, "doch thans dienende ter opsluiting van
allerlei soort van menschen: in civiele bewaring gestelde
personen, bedelaars en landloopers, overtreders in politiezaken,
correctioneel gevonnisden, militaire deserteurs. Het is een
wezenlijke ramp voor hun welke slechts een politiestraf moeten
ondergaan, of wel nader blijken geheel onschuldig te zijn, bij
misdadigers soms te worden opgesloten, en in alle gevalle met
deselve onder één dak te huisvesten". Het onderhoud
van elk persoon, die op deze wijze van de gemeenschap was
buitengesloten kwam toen (1818) op 50 cents daags te staan.
"Deze gevangenis is soms opgepropt met menschen, alle landloopers
en bedelaars, welke men maar grijpen en vangen kan, die soms aan
walgelijke ziekten onderhevig zijn en nauwelijks kleeding hebben
om hun naaktheid te bedekken".
Voor 50 cent die hun onderhoud dagelijks vergde hadden deze
gevangenen het nog waarlijk niet zo slecht. "Dagelijksch wordt
hem verstrekt anderhalf pond commies brood, een flesch beukenbier
of warme melk of in plaats daarvan karnemelk met gort, voorts
tweemaal in de week soep met vleesch en tweemaal zonder vleesch".
daarna volgt een opsomming van het weekmenu en de kosten van het
onderhoud en tot bersluti de verzuchting: "wat zou menig
ambachtsman gelukkig zijn bijaldien hij voor zich en zijn
dikwijls talkrijk gezin, zooveel inkomen had als hier, in dit
anders goedkoope land, een gevangene kost, welke geen hand
behoeft uit te steken".
Een heel ander beeld van een gevangenis als dat wat het
gemoderniseerde gebouw aan de Brink ons thans biedt. De bevoegde
overheid was er trouwens in die tijd zelf wel van doordrongen,
dat er veel aan de huisvesting ontbrak, want in de verslagen van
de gouverneur en Gedeputeerde Staten aan de Staten van Drenthe
wordt elk jaar opnieuw gewag gemaakt van de slechte staat waarin
het huis van arrest te Assen zich bevond. In 1839 heet het, dat
het gebouw in zeer bouwvallige staat verkeert, veel te bekrompen
is, slechts acht, meestal te kleine vertrekken heeft, die in het
voorgaande jaar niet minder dan 110 gevangenen hebben geherbergd.
In het verslag van 7 juli 1840 wordt met vreugde herinnerd aan
het tot stand komen van het nieuwe paleis van justitie en de hoop
uitgesproken dat het volgend jaar aan de bouw van het in uitzicht
gestelde nieuwe Huis van Arrest begonnen zal kunnen worden. In
1841 echter liet de toestand van 's rijks schatkist niet toe
fondsen voor dit doel op de staatsbegroting van 1841 aan te
wijzen.
In 1842 vindt dat eindelijk toch de openbare aanbesteding
plaats en volgens de Drentsche Courant van 14 januari 1842 werd
de bouw aangenomen door P. van Limburgh te Ameide (Z.H.) voor een
bedrag van f 49000,00, hetgeen belangrijk beneden de raming was.
Het gebouw zal volgens het verslag van gouverneur en Gedeputeerde
Staten bestaan, behalve uit de verder benodigde lokalen uit 42
gevangenisvertrekken met centrale stoomverwarming, een zeer
modern snufje in die tijd. Nieuw was ook de toepassing van
kunstlood als dakbedekking. maar dit voldeed zo slecht, dat het
enige maanden later reeds in "allergebrekkigsten" staat verkeerde
en vervangen moest worden door een "hellend dak met leyen en
pannen bekleed".
Volgens het verslag van gouverneur en Gedeputeerde Staten van
1846, drie jaar na de totstandkoming van hte nieuwe gebouw was
het toen reeds te klein geworden, want er werd gesproken van een
"aanmerkelijke overbevolking". Soms waren er 70 of 80 gevangenen
ondergebracht in de slechts 40 cellen die het gebouw bevatte. De
criminaliteit vierde blijkbaar hoogtij want ook de gevangenhuizen
in Groningen, Appingedam en Delfzijl waren meer dan bezet, zodat
deze niet het surplus van de Asser gevangenis konden
overnemen.
NB. Zie voor meer informatie de volgende link.
Uiteraard heeft een instelling van zo hoge leeftijd als de
Asser gevangenis zeer bewogen momenten in zijn geschiedenis
gekend. Wij hebben enkele historische feiten genoemd, maar zijn
aan vele voorbijgegaan - denk slechts aan wat zich ook in het
huis van bewaring heeft afgespeeld gedurende ge bezettingstijd
1940-1945 - omdat het ons er slechts om te doen is geweest de
burgers van Assen en ook haar overheid erop te wijzen, dat 1959
een jubeljaar bij uitstek is voor Assen en dat er vele gerede
aanleidingen zijn om in juni met grote luister feest te vieren.
Deze historische feiten verdienen, naar onze mening een grotere
plaats in het programma dat voor deze feestelijkheden is
opgemaakt.
Een bewijs van de slechte toestand waarin de gevangenis van
Assen voor de bouw van het nieuwe huis van bewaring in 1843
verkeerde levert ons de geslaagde ontluchtingspoging, die in de
nacht van 28 op 29 augustus van 1841 door zes gevangenen werd
ondernomen. zij wisten vier zware deuren met sloten en stevige
grendels te openen door middel van een spijker die in een houten
greep was bevestigd en zodanig was verbogen, dat hij als
loopsleutel kon dienen.
Hein Spek, Jan van Benthem Igendijk, alias Johannes Toussaint
Nijenhuis, die wegens misdaad tot het schavot en 12 jaar
tuchthuisstraf was veroordeeld, herwonnen zo de vrijheid, die
echter maar van korte duur zou blijken te zijn. Ze waren in twee
hokken opgesloten geweest, waren na het verlaten van de
gevangenis over een muur geklommen, een binnenplaats overgegaan
en door een openstaand luik van een turfschuur op straat
terechtgekomen. Als verlichting hadden ze een lapje katoen
gebruikt, dat brandde in boter op een potscherf. Dit lapje hadden
ze aangestoken met een kooltje vuur, dat de cipiersknecht hun
soms voor hun pijp gaf. Hun vrijheid was maar kortstondig want
korte tijd later werden ze alle zes in de omgeving van Leeuwarden
weer gevat.
HOME