Assen heeft 200 jaar een eigen brandweer

foto Bij de viering van 700 jaar Assen in 1959 werd tevens aandacht besteed aan het feit dat Assen 200 jaar een eigen brandweer had.

In het begin van het jaar 1759 was in het dorpje Assen tot tweemaal toe een begin van brand geconstateerd in de stallen van de ontvanger - generaal van Drenthe, die stonden aan de tegenwoordige Brink van Assen. Er waren in de plaats geen brandblusmiddelen voorhanden en omdat men kwaadwilligheid vermoedde en herhaling dus niet uitgesloten moest worden geacht, kwam men tot de conclusie, dat het zeker geen overbodige luxe zou zijn als een plaats, die toch de zetel van het provinciaal bestuur, het landschapsbestuur, was, over een brandweer te beschikken zou hebben. Drost en Gedeputeerden bespraken de toestand en besloten, mede met het oog op eventueel gevaar voor "regeeringsgebouwen als ook voor de personen van de regenten zelven, dat de Lantschap van de noodige middelen tot blusschinge werd voorzien". Deze vergadering werd gehouden op 21 juni 1759 en aangezien als uitvloeisel van dit besluit overgegaan werd tot aanschaffing van de "noodige middelen", kan dus geconcludeerd worden, dat Assen sinds 1759 een brandweer heeft gehad.

Reden om feest te vieren

Tweehonderd jaar brandweer in Assen wil niet zeggen dat de tegenwoordige brandweer, van een zodanige hoge, eerbiedwaardige leeftijd is. Op 12 april 1946 vond reeds de herdenking plaats van het 100 jarig bestaan van de Asser brandweer. Wanneer men het echter zo stelt, dat Assen 200 jaar geleden een brandspuit met toebehoren kreeg en een korps van brandmeesters en spuitgasten, dan geloven wij dat er voor aan alle aanleiding is om dit feit te memoreren en voor de leden van de Asser brandweer om dit gedenkwaardige feit, mogelijk passend in het raam van de grote feestviering, waarvoor momenteel de voorbereidingen getroffen worden, met enige ophef te herdenken.

Het besluit, dat Drost en Gedeputeerden op 21 juni 1759 namen, is niet zonder effect gebleven, want korte tijd later is er reeds sprake van het bestaan van een brandspuit en een korps van bedieningspersoneel. in de "Ordonnantie op het voorkomen en blusschen van brand te Assen", die dateert van 19 december 1760, vinden wij daarover heel wat interessante gegevens. Deze ordonnantie, waarvan wij een exemplaar ter inzage hebben gekregen op het Rijksarchief te Assen, dat een ware schatkamer is van gegevens over het reilen en zeilen van onze provincie in het verleden, begint met te zeggen, dat "Drost en Gedeputeerde Staten der Lantschap Drenthe het nodig hebben geoordeeld een vaste ordonnantie hiervoor te beramen waarbij geordonneert deze stiptelyk, te agtervolgen en naar te komen".

Eerste voorschriften

Deze verordening bevat verschillende voorschriften, die het voorkomen van brand beogen. De huizen moesten met pannen worden afgedekt, stallen, hooi- en turfschuren moesten van een slot zijn voorzien en er mochten in Assen geen turfbulten, hooioppers en dergelijke buiten besloten plaatsen in de open lucht worden gezet of mesthopen op de straten. Eén van deze maatregelen is ook, dat niemand met een brandende pijp zonder een dopje daarop op straat mocht verschijnen.
Er was blijkbaar maar één spuit in Assen, die ondergebracht was in een brandspuithuisje, dat stond in de omgeving van de Brink. De gracht die liep langs de tegenwoordige Ooster- en Noordersingel, werd in opdracht van Drost en Gedeputeerden uitgediept om steeds water bij de hand te hebben en deze gracht kreeg een zijarm, die gelopen moet hebben langs de tegenwoordige Brinkstraat naar de Brink. Het water in deze grachten werd bij lage waterstanden "opgeschut" en bij vorst en gesloten water moesten bijten worden gehakt volgens de voorschriften.
De ordonnantie en de daaraan gehechte instructie over de behandeling en het gebruik van de spuit bevat verschillende interessante bijzonderheden. Zo kan men bijvoorbeeld lezen dat er een spuit aanwezig was met "derzelver gereedschappen", zes brandemmers en twee brandzeilen, die niet bestemd waren om personen uit bovenverdiepingen een zacht neerkomen te verzekeren, maar gebruikt werden om belendende percelen in geval van brand af te dekken. Verder bestond de uitrusting uit een lantaarn met een kaars, brandladders en haken. De spuit was blijkbaar draagbaar en bestond uit twee delen, een "zuig- of schraagpomp" en een "persbak op raderen".

Brandmeesters en bediendens

Het brandweerkorps van 200 honderd jaar geleden bestond uit vier brandmeesters, een brandemmermeester en "zodanige personen welker namen en posten specifique op de lyst der bediendens van de spuit zullen worden uitgedrukt". De brandmeesters waren te kennen aan de lange stokken met rode, witte en zwarte vlammen, die zij altijd bij zich moesten dragen als zij in functie waren. De bediendens droegen koperen penningen met aan de ene kant een brandspuit en aan de andere kant het nummer van de drager van de penning. Volgens de omschrijving van hun taak moesten de leden van het korps zich zo spoedig mogelijk na het luiden van de klok naar het brandspuithuis begeven. Dat zo spoedig mogelijk betekende dat wanneer zij te laat kwamen een boete moest worden betaald van 6 tot 12 stuivers. Wanneer zij helemaal niet op het toneel van de brand verschenen, betekende dat een verbeurd verklaring van 25 stuivers. Was het aantal absenten zo groot dat de spuit niet naar behoren kon worden bediend, dan hadden de brandmeesters de bevoegdheid de "ledige toesienders tot den arbeid te pressen".
Verder kon de Capitein Geweldiger, die het hoofd van de politie was, de corporaal en de soldaat van Assen opdracht geven vrouwspersonen en kinderen bij een brand "af te weren en te verdrijven". Was er een brand uitgebroken, dan stond de ratelwacht - Assen had in die tijd ook zijn nachtwacht - onder bevel van de brandmeesters. Ook de bevolking van Assen zelf had zekere verplichtingen in geval van een brand. Wanneer een brand was ontdekt, moest de ontdekker de straat op hollen en "overluit" brand roepen. Het was verder niet toegestaan dat er tijdens een brand "vegterijen ofte brutaliteiten met woorden ofte daden" plaatsvonden.

Feestje na afloop

Het schijnt dat elke brand besloten werd met een feestje want in plaats van een geldelijke beloning kregen de brandmeesters na de volbrenging van hun taak een half dozijn bottels wijn en alle anderen een tonne bier, die hun vanwege het bestuur van de Lantschap, in welker dienst zij stonden, beschikbaar werd gesteld.
De Asser brandweer van 200 honderd jaar geleden was wel een heel andere verschijning dan die van thans. Laat men alleen maar eens een vergelijking maken tussen de meest moderne mistblusser, die thans in de prachtige brandweerkazerne aan de Collardslaan staat en de draagbare spuit van toen, waarmee voorzichtig moest worden omgesprongen, want volgens de instructie moesten de pompers langzaam en met zachte slagen beginnen te pompen voor ze tot een flink tempo konden overgaan.

Dit stuk is overgenomen uit de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 4 april 1959.

Hieronder gegevens van leden van de familie Somer in relatie tot de brandweer.

Gerkes Somer 1806-1848

Omdat volgens de voorschriften ook Gerkes Somer als vrijwilliger bij de brandweer werkte moest hij vervangen worden na zijn overlijden. Daartoe plaatste de gemeentelijke overheid het volgende bericht. "Besluit van Burgemeester en wethouders der stad Assen d.d. 25 juni 1849. O.a. dient wegens overlijden van Gerkes Somer, als persoon die aan de dienst der brandspuiters was verbonden, vervangen te worden.

Willem Somer Hzn 1809-1877

Tot de taken van de gemeente behoort ook de brandbestrijding en werd de "functie van brandmeester generaal uitgeoefend door een gemeente ambtenaar. Zo was ontvanger W. Somer Hzn jarenlang als zodanig actief. Hij werd bijgestaan door één of meer brandmeesters."
Willem Somer Hzn heeft een aantal malen aan B en W een verzoek ingediend om ontslagen te worden uit deze functie. Voor het laatst herhaald bij zijn brief van 17 juli 1857. B en W overwegen dan dat de heer W. Somer als zodanig in functie trad op 28 september 1841 en onafgebroken tot nu toe en dus langer dan 15 jaren in dienst is geweest.
B en W besluiten dan W. Somer onder dankbetuiging voor de belangrijke als zodanig aan de gemeente bewezen diensten, eervol te ontslaan uit de betrekking van brandmeester generaal te rekenen vanaf 1 september 1857.
Vervolgens melden Burgemeester en Wethouders van Assen dat per 1 september 1857, in plaats van de heer W. Somer, die eervol is ontslagen, tot brandmeester generaal is benoemd in de gemeente Assen mr. Jan Hendrik Willings Tonckens, substituut griffier bij het Provinciaal Gerechtshof van Drenthe.
Hier werd dus afgerekend met de regel dat een gemeente ambtenaar deze functie moest uitoefenen.

Jan Somer 1841-1900

Hij was tweede assistent brandmeester. "Naar wij vernemen is op verzoek eervol ontslag verleend aan de heer H. J. Harsveld als brandmeester bij de perspomp nummer 3 en door Burgemeester en Wethouders in diens plaats benoemd de heer H. Bakker thans eerste assistent brandmeester. Voorts zijn benoemd de heer J. Somer, thans tweede assistent brandmeester tot eerste assistent brandmeester en de heer mr. N. Pelinck tot tweede assistent brandmeester.

Bernardus Jan Somer 1844-1910

Hedennacht (13 maart 1878) te 1 uur ontstond er brand in 't huisje van de weduwe Raman op de Steendijk, door twee huisgezinnen bewoond. De brand werd ontdekt door de nachtwacht, die de ronde deed en zich bij het huis van de burgermeester bevond. Hij wekte dadelijk de brandmeester - generaal de heer Mr W. Tonckens en de heren brandmeesters M. Veeze en B. J. Somer die zich met ongeveer 12 man al zeer spoedig met de kleine spuit 4 bij het brandende perceel bevonden.
Het voorhuis, waaruit de meubels waren weggedragen, bleef gespaard. Allen hebben zich geweldig geweerd de brand te blussen. De heren Tonckens, Veeze en Somer gaven niet alleen bevelen, maar spanden ook al hun krachten in om te redden wat mogelijk was.

Johannes Everhardus Somer 1840-1913

Op 18 oktober 1883 's middags ontstond een brand in de schoorsteen van het huis van mej. de weduwe van Beerze aan de Markt alhier, die zich, daar de vlam reeds uitsloeg, bij de harde wind die er heerste, dreigend liet aanzien. Gelukkig dat de beide brandmeesters de heren J. E. Somer en C. Winters, bijgestaan door A. Lezer, dadelijk toeschoten, door aangebrachte ladders op het dak klommen en de brand al spoedig blusten.


HOME